De Oktoberrevolutie heeft het leven van generaties Russen beïnvloed. Na 1917 kregen alle lagen van de bevolking te maken met een burgeroorlog, het stalinisme en een machtige geheime dienst. Helen Saelman liet vijf nazaten uit vijf verschillende sociale klassen, die allemaal op hun manier door het communisme zijn geraakt, hun familieverhaal vertellen. Nu deel 2: de boerin Nadja Golikova, geboren in 1938.
door Helen Saelman
Verteld door Nadja Golikova, geboren 1938.
Foto Helen Saelman
‘We komen allemaal uit dezelfde streek: ik, mijn vader en moeder, mijn grootouders en overgrootouders. De streek rond Mysjkin, aan de Wolga. Provincie Jaroslavl.'
In mijn dorp staan ongeveer twintig huizen, maar van de oorspronkelijke bewoners zijn er nog maar vier over. De meeste andere huizen worden gebruikt als zomerhuisje door mensen uit de stad. Mijn oudste zus Sjoera woont in het volgende dorp, daar woont ook bijna niemand meer. Vroeger moesten we water halen uit de rivier, maar later kwam er een waterput. Een gemeenschappelijke, voor het hele dorp. Nog later, toen ik al getrouwd was, hadden we onze eigen waterput. Mysjkin ligt aan de overkant van de rivier. Vroeger moest ik daar wel eens heen, als ik een officieel papier nodig had. De laatste keer is twintig of dertig jaar geleden. Ik ben bijna 79.
Ik weet maar weinig over het leven voor de revolutie. Volgens oma Marija was het onder de tsaar beter. “Vadertje tsaar zorgt voor suikerbrood, sovjetmacht brengt de hongerdood”, zei ze altijd. Voor de revolutie hadden oma Marija en opa Aleksej hun eigen grond. Elke keer als er een kind bij kwam, kregen ze geld en daar kochten ze dan weer een stuk grond voor. Ze hadden een koe en een paard. Ze waren hun eigen baas. Of ze iets van hun oogst moesten afgeven of belasting moesten betalen weet ik niet. Opa Aleksej verloor vaak geld met kaarten; op een keer kwam hij thuis met alleen nog maar zijn onderbroek aan. Zijn geld en zijn kleren had hij verspeeld. Ik heb hem nooit gekend, hij is vroeg gestorven. Oma Marija is 101 jaar oud geworden, ze is gestorven in 1973. Ze hebben het niet gemakkelijk gehad. Acht kinderen hadden ze, vier zonen en vier dochters. Hun oudste zoon, oom Misja, sneuvelde in 1939 in de oorlog tegen de Finnen. Hij is held van de Sovjet-Unie, de trots van de familie. Twee andere zoons, oom Sasja en oom Kolja, kwamen om in de Grote Vaderlandse oorlog, net als vier schoonzoons en een kleinzoon. De laatste zoon stierf vlak na de oorlog. Oma Marija heeft iedereen overleefd.
Huwelijkskoppelaars
Mijn moeder werd geboren in 1904, van mijn vader weet ik het geboortejaar niet meer. Ze zijn gekoppeld, dat ging vroeger zo. En maar goed dat er koppelaars waren, hoe hadden opa Aleksej en oma Marija anders die vier dochters aan de man gekregen? Mijn ouders zijn ongeveer in 1925 getrouwd. Toen waren er nog geen kolchozen, want ze hebben nog een stukje grond kunnen kopen. Toen er kolchozen kwamen, moesten ze dat afgeven. Van toen af aan was de grond van iedereen.
Papa en mama kregen ook acht kinderen, maar vijf daarvan zijn na een paar maanden of een paar jaar gestorven. Er was niets te eten. Mijn zus Sjoera heeft haar broertjes en zusjes zien doodgaan. Eens hebben ze er twee in een week moeten begraven, Kolja van zes jaar en Tonja van zes maanden. Toen papa naar de oorlog moest, bleef mama met drie kleine kinderen achter: 36 of 37 jaar was ze. Ze heeft nooit meer een andere man gehad. Al haar zorg en liefde was voor ons. Als we gingen slapen op de kachel vertelde ze ons sprookjes. Terwijl we allemaal honger hadden. De staat haalde alles op, tot de laatste graankorrel. We zochten klaver op het veld, die was eetbaar. En ook vlasplanten. De zaadbolletjes aten we op, van de vezels probeerde mijn moeder brood te maken, maar dat gaat niet, het valt uit elkaar. Die vlasplanten gaven we dan maar aan de koeien, die hadden ook honger.
Grootvader Aleksej
Kolchoz Krasnaja Oetsjma
Het dorp waar ik geboren ben bestaat niet meer. De mensen trokken er weg. Ik denk omdat de kolchoz een slechte voorzitter had. Hij deed niets voor zijn mensen. Hij had geen hart. Op een dag gingen een paar kolchozarbeiders niet naar hun werk, maar naar het bos. Het was de tijd van de bessen en ze hoopten wat te kunnen plukken voor hun kinderen. Die mensen werden toen naar een strafkolonie gestuurd. Ze zijn nooit meer teruggekeerd. En toen ons dak lekte, ging mijn moeder de voorzitter om hooi vragen voor de reparatie, maar hij gaf haar niets!
Toen zijn we naar een ander dorp getrokken; ik was ongeveer vijf jaar. Mama en mijn oudere zus Sjoera verdienden met hun werk voor de kolchoz per dag elk een stuk brood van tweehonderd gram. Mijn broertje en ik moesten die stukken anderhalve kilometer verderop gaan ophalen. Als we thuiskwamen, verdeelde mama ze onder ons drieën. Zelf nam ze er niets van. In 1953 begon ook daar het dak te lekken. En ook van deze voorzitter kregen we geen hooi om het te repareren.
Zo zijn we hier terechtgekomen, in de kolchoz Krasnaja Oetsjma. Mijn tante woonde hier al. Van haar wisten we dat deze kolchoz een goede voorzitter had. Hij zei tegen mama: “Bij mij zijn jullie welkom. Als jullie goed werken, zullen jullie nooit meer honger hebben.” Hier heb ik voor het eerst een heel brood gezien; ik was toen vijftien jaar. Maar gewerkt hebben we! Mama op de boerderij, ik op het veld en mijn jongere broer als koeherder. Mijn zus Sjoera woonde bij haar man; ze werkten allebei voor de kolchoz. In 1962 ben ik getrouwd. Kolja was ook kolchoz-arbeider. We hadden alleen op zondag vrij, en enkel in de winter. Lange dagen maakten we, soms tot tien of elf uur ‘s avonds. En daarbij hadden we zoals iedereen een eigen stuk grond van 25 are dat moest worden bebouwd. En een koe, een kalf, een varken en kippen die verzorgd moesten worden. We sliepen maar vier uur per nacht.
Grootmoeder Marija en moeder Lidia
Lanterfanters
Als iemand in de kolchoz niet goed meewerkte, dan namen ze hem zijn stuk grond af. Dat vind ik rechtvaardig. Als je leeft van de kolchoz, moet je ook je steentje bijdragen. Onder de tsaar was het anders. Toen kon je zelf beslissen wanneer je je werk deed. Maar het werk moest hoe dan ook gebeuren, dus wat maakt het uit? Voor mijn Kolja was het goed dat er regels waren, anders had hij alleen maar gelanterfanterd. Hij deed alleen wat hij moest doen voor de kolchoz, verder niets. We zijn 43 jaar getrouwd geweest en alles kwam altijd op mijn schouders terecht. In al die jaren heeft hij niet één keer onze eigen moestuin omgespit. Hij deed wel vaak klussen voor anderen, maar daar kreeg hij geen geld voor, alleen wodka. En die dronk hij meteen op.
Sommigen zeggen dat de boeren het beter hadden onder de tsaar. Anderen zeggen het omgekeerde. Als je het mij vraagt: arme mensen zijn er altijd, wat voor regering je ook hebt. Wie niet werkt zal niet eten, dat was vroeger zo en dat is nog altijd zo.
Dit is deel 2 uit een vijfluik. Het eerste verhaal leest u hier.