Column Terwijl Rusland in de ban is van het WK Voetbal beluisterde Laura Starink de Elfde Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj in de Tsjajkovski concertzaal in Moskou. Dirigent Joerovski bereidde zijn publiek zorgvuldig voor op een kennismaking met de verre van gemakkelijke symfonie van de componist die onder Stalin in Rusland werd beschuldigd van 'formalisme'. Het publiek gaf hem een staande ovatie van tien minuten.
Affiche van het Sjostakovitsj-concert van Vladimir Joerovski
door Laura Starink
Terwijl de straten van Moskou avond aan avond het domein zijn van voetbalfans kreeg dirigent Vladimir Joerovski vorige week, op 6 juli, met het Symfonieorkest van Rusland een tien minuten durende staande ovatie in de Tsjajkovski concertzaal na een schitterend concert met muziek van Modest Moessorgski, Benjamin Britten en Dmitri Sjostakovitsj. Hoewel Joerovski in een bevlogen muzikaal betoog de bezoekers van tevoren uitputtend voorlichtte over het leven van Ruslands misschien wel meest gekwelde twintigste-eeuwse componist, verlieten enige tientallen bezoekers voortijdig de zaal. De zware Elfde Symfonie van Sjostakovitsj, die tot aan Stalins dood in 1953 verguisd werd omdat hij ‘herrie’ maakte in plaats van muziek, deed hen kennelijk nog steeds teveel pijn aan de oren.
De elfde symfonie is gewijd aan de neergeslagen arbeidersdemonstratie van 9 januari 1905, die de Russische geschiedenis inging als Bloedige Zondag. Daarbij vielen minstens honderd doden. Het was een voorbode van de Russische revolutie. Volgens Joerovski, de zwarte manen strak achterovergekamd, koos Sjostakovitsj voor dit onderwerp om de echte waterscheiding in de Russische geschiedenis, de revolutie van 1917, te vermijden. Dat was in 1957, toen hij zijn symfonie schreef, uiteraard een onaantastbaar onderwerp. De elfde is een werk zonder enige ruimte voor patriottistisch pathos.
Misschien is het bizar, zei Joerovski, om in deze vrolijke voetbaldagen zo’n uitgesproken somber muziekstuk ten gehore te brengen. Maar soms is er in het leven geen sprankje hoop en Sjostakovitsj wist daarover mee te praten. Nog in 1948 werd hij, met Sergej Prokofjev en Aram Chatsjatoerian, door cultuurcommissaris Andrej Zjdanov beschuldigd van ‘formalisme in de muziek’, wat zoveel betekende als dat zijn composities de klassenstrijd geen steek verder hielpen en niet meer waren dan l’art pour l’art. Dat was in de laatste jaren van Stalins bewind nog steeds levensgevaarlijk en leidde tot een verbod op zijn werk.
De jonge Joerovski, telg uit een beroemd Russisch componistengeslacht (twee dagen eerder beluisterde ik in dezelfde zaal een concert van zijn vader Michail Joerovski), had voor de gelegenheid uit de brieven van Sjostakovitsj zelfs een ironisch voetbalcommentaar opgediept. De componist, net als Joerovski trouwens een fervent voetballiefhebber, citeerde daarin de krant Sovjetski Sport, die na een voor de Sovjet-Unie dramatisch verlopen wedstrijd de Joegoslavische tegenstanders vuile ‘handlangers van Tito’ noemde. Voetbal is oorlog.
Daarnaast verdedigde Joerovski zijn repertoirekeuze met de opmerking dat het op deze zesde juli precies honderd jaar geleden was dat de Duitse ambassadeur graaf Von Mirbach in Petrograd werd vermoord door twee leden van de partij van de linkse socialisten-revolutionairen, tegenstanders van de bolsjewieken. De partij werd verboden en feitelijk was dat, zei Joerovski, het begin van het eenpartijsysteem in Rusland dat ‘formeel’ in 1991 is afgeschaft. Het publiek barstte in lachen uit en gaf hem een klaterend applaus. De kat naar het de facto eenpartijenstelsel van Poetin was in deze zaal niet aan dovemansoren gericht.
Drama en drank
Joerovski begon zijn concert met enkele werken van Modest Moessorgski, de Russische voorloper van de Franse impressionisten, die volksmuziek combineerde met drama, depressies en drank. De bas Nikolaj Didenko zong zijn liederencyclus Zonder zon uit 1873. Moessorgski was een groot voorbeeld voor Sjostakovitsj, die zich ook liet inspireren door Benjamin Brittens Russian Funeral uit 1936, een compositie voor koperblazers, geschreven uit afschuw over de Spaanse burgeroorlog. Britten was toen 22 jaar.
Het werk is gebaseerd op de beroemde Russische begrafenismars ‘Jullie zijn gevallen in de noodlottige strijd uit onbaatzuchtige liefde voor het volk’ dat in Rusland beroemd werd na de opstand van 1905. Speciaal voor de jonge bezoekers, die de oude strijdliederen niet meer kennen, verzoekt Joerovski de zaal met hem het lied aan te heffen, dat met partituur en al bij het programmaboekje zit bijgesloten. Bij mij zit het er nog geheid in. ‘Ik had veel steun aan u,’ zegt mijn jonge Russische buurvrouw opgetogen. De treurmars klinkt zowel bij Britten als bij Sjostakovitsj door. De componisten werden later goede vrienden tot de dood. Sjostakovitsj werd in 1958 gerehabiliteerd en kreeg zowaar als Wiedergutmachung ook nog een Leninorde.
En zo belanden we op deze warme juliavond in Moskou via Moessorgski en Britten uiteindelijk bij Sjostakovitsj’ Elfde Symfonie. ‘Ik waarschuw jullie,’ zegt Joerovski met gevoel voor effect, ‘het is geen kleinigheid wat u zometeen te horen krijgt. Maar u zult nooit meer dezelfde zijn.’ Dan heft hij zijn stok.
De zaal zit nog voor driekwart vol als de eerste tonen van de prachtig gespeelde symfonie weerklinken. Jankende violen, schetterend koper, beukende troms, exploderende bekkens, zagende cello’s en bassen en af en toe heel even een stil moment voor drie huilende harpen. Sjostakovitsj smeedde de vier delen van de symfonie zonder enige pauze aaneen: Het Paleisplein (waar de demonstratie plaatsvond) , 9 januari (de dag van het bloedbad), Eeuwige nagedachtenis en Alarm! Het publiek is muisstil en ook mij stokt de adem in de keel. De meisjes naast me kijken gebiologeerd naar het podium. Mijn metgezel Arina, een jonge onderwijzeres van 24, is totaal verbluft.
Als de laatste paukenslagen verklonken zijn barst een eindeloze ovatie los. Mensen snellen naar voren om de dirigent, naar goed Russisch gebruik, grote bossen rozen te overhandigen. Enigszins verdoofd verlaten we de concertzaal. Dat was godsgruwelijk mooi, zeg ik tegen Arina. Buiten op straat staan in bonte vlaggen gehulde mensen met flessen bier in de hand en oorlogskleuren op de wangen voor een meer dan levensgroot televisiescherm. België blijkt gewonnen te hebben van Brazilië.
Prokofjev, Sjostakovitsj en Chatsjatoerian (foto Wikipedia)