De ruimtewedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie ligt alweer decennia achter ons, maar de herinnering eraan wordt in Rusland met recente blockbusters zoals Saljoet-7 en Een tijd van pioniers nieuw leven ingeblazen. De Russische films zoeken het nationale heldendom niet in de verheerlijking van het socialistische verleden, maar in de idealisering van tijdloze deugden: improvisatievermogen, insubordinatie en vooral een prettige vorm van gestoordheid, schrijft slavist en filmkenner Otto Boele.
door Otto Boele
Historische speelfilms over het Russische of Amerikaanse ruimtevaartprogramma waren lange tijd ondenkbaar. Hoe maak je immers een film over wat door de overheid altijd als een onversneden succesverhaal is gepresenteerd? Waar is de suspense? What-if films over de Amerikaanse ruimtevaart, gebaseerd op allerhande samenzweringstheorieën, kwamen veel eerder van de grond, getuige het vermakelijke Capricorne One (1977, Hyams) over een crew die door een inmiddels failliete NASA wordt gedwongen om mee te werken aan een volledig in de studio geënsceneerde Marslanding. Het meer recente Apollo 18 (2011, López-Gallego) knoopt aan bij destijds populaire geruchten over contacten tussen astronauten en aliens, geruchten die, zo is de suggestie natuurlijk, door de overheid in de doofpot zijn gestopt.
Poster van biopic over Joeri Gagarin, 'Gagarin, de eerste mens in de ruimte'
In de Sovjet-Unie werd vooral ingezet op (zeer onderhoudende) kinder- en sci-fi films, vaak met breed uitgemeten inbreng van bekende kosmonauten, en op biopics over Joeri Gagarin en Sergei Koroljov (de grote man achter het Russische ruimtevaartprogramma) die vooral de aanloop naar het latere succes belichten, maar nog niet het succes zelf. Mogelijk was de vertrouwdheid met de op tv immer aanwezige kosmonauten zo groot dat een historische film over de eerste successen daar misschien wat bleekjes bij zou afsteken. Kosmonauten waren helden die je dagelijks volgde, die je bij naam kende, herinnert Jevgeni Mironov zich, de in 1966 geboren hoofdrolspeler in Een tijd van pioniers (2017, Kiseliov).
Apollo 13
Alles veranderde natuurlijk met de bioscoophit Apollo 13 (1995, Howard) over de bijna-rampvlucht uit 1970 die op miraculeuze wijze toch goed afliep. De dankbare ingrediënten (technische problemen, een uitzichtloze situatie gevolgd door een happy end) bleken bij nader inzien ook bruikbaar voor de tv-film Apollo 11 (1996, Barba). Ook die vlucht was lang niet zo gladjes verlopen als de buitenwereld jarenlang was voorgehouden, benadrukten de makers, zeker niet door de ongelooflijke tijdsdruk waaronder de NASA had moeten opereren. Het bleek voldoende voor wederom een onderhoudende film die het succesverhaal toch intact liet.
Russische tegenhangers van de Apollofilms lieten lang op zich wachten. Daarvoor ontbrak het geld in de jaren negentig en de jongensdroom van een carrière als kosmonaut leek sowieso zijn glans te hebben verloren. Niet voor niets was Viktor Pelevins satirische roman Omons race naar de maan, een variatie op het boerenbedrog scenario van Capricorne One, net na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie een enorme hit. De gloriedagen van de Russische ruimtevaart schemeren vaag door in onafhankelijke art-house films die een decennium later werden uitgebracht, zoals Dreaming of Space (2005, Uchitel’) en Paper Soldier (2007, German), maar het ware drama speelt zich niet in de ruimte of de control room af. Een acteur die een opvallende gelijkenis met Gagarin vertoont, flitst even door het beeld. Dat is alles, van heroïek is geen sprake.
Still uit de biopic over Gagarin
De kentering kwam een paar jaar geleden. Gagarin, de eerste mens in de ruimte (2013, Parchomenko) draait niet langer om de hete brei heen, maar zoomt volledig op de titelheld in en probeert bovendien iets over te brengen van de euforie die in April 1961 van het hele land bezit nam. Dat de makers daarin niet zijn geslaagd is alles behalve vreemd gezien het bescheiden budget ($ 10.000.000). Zo zijn de scènes waarin feestende volksmassa’s worden getoond pijnlijk onderbezet.
Nog hinderlijker is de religieuze ondertoon die vooral tot uitdrukking komt in de vertrouwelijke gesprekken tussen Gagarin en Koroljov (Koroljov: ‘Geloof je?’, Gagarin: ‘Ik geloof in succes.’) en de uitgesproken vroomheid van Gagarins ouders. Gagarins eigen geloofsovertuiging wordt wijselijk in het midden gelaten. Daarvoor is zijn vermeende uitspraak dat hij God tijdens zijn vlucht niet had gezien te legendarisch, maar de opdringerige suggestie van een goddelijke zegen die op de hele missie rust is in deze film moeilijk over het hoofd te zien. Wellicht daardoor werd Gagarin geen succes; de film trok nog geen 200.000 betalende bezoekers.
Helden met onmogelijke missies
De meest recente films ogen een stuk professioneler en verraden de Hollywood-achtige aspiraties die we zo langzamerhand gewend zijn van patriottische big-budget films als The Admiral (2008, Kravchuk) en Viking (2017, Kravchuk). Een tijd van pioniers gaat over de ruimtewandeling van Aleksej Leonov uit 1965, een belangrijke overwinning in de prestigestrijd met de VS; Saljoet-7 (2017, Sjipenko) vertelt het verhaal van een schier onmogelijke missie uit 1985 die tot doel had om het gelijknamige ruimtestation dat op drift was geraakt weer onder controle te brengen.
Still uit De tijd van pioniers
De bijna gelijktijdig uitgebrachte films belichten dus twee heel verschillende periodes: de Dooi toen de Sovjet-Unie nog voorlag op de Amerikanen en de late stagnatieperiode waarin de VS die achterstand in een voorsprong hadden omgebogen. Opvallend is dat Saljoet-7 het succes van die Amerikaanse inhaalrace niet verbloemt. Als een generaal de vrees uitspreekt dat het ruimtestation in de VS zal neerstorten waardoor ‘onze geavanceerde technologie in handen van de vijand valt’, zien we de echte specialisten in de control room veelbetekenende blikken uitwisselen; zo geavanceerd is die technologie al lang niet meer, weten zij.
De control room in Saljoet-7
Niet minder verrassend in deze film is de vette knipoog waarmee naar de Amerikaanse cinema wordt verwezen, in het bijzonder naar Gravity (2013, Cuarón), een film over twee astronauten (gespeeld door George Clooney en Sandra Bullock) die door rondzwervend Russisch ruimteafval in de meest hachelijke situaties terechtkomen. Alleen de vrouwelijke astronaut overleeft uiteindelijk dankzij een soort ontsnappingsestafette via verlaten Russische en Chinese ruimtecapsules. Uitgerekend op het Russische ruimteschip krijgt ze een hallucinatie waarin haar inmiddels omgekomen collega een peptalk geeft en haar lachend een borrel aanbiedt (‘I know where they stash their vodka’).
Deze culturele stereotypen worden in Saljoet-7 bewust teruggekaatst wanneer de vluchtcommandant ineens een fles drank tevoorschijn tovert (strikt genomen een volkomen ongeloofwaardig detail) en met zijn al snel aangeschoten collega vertederd een toevallig meegereisde kakkerlak bewondert (‘een landgenoot!’). Ook de openingsscène waarin Clooney met plaagstootjes en geflirt door het professionele pantser van Bullock probeert heen te breken terwijl ze de Hubble-telescoop aan het repareren zijn, wordt bijna letterlijk in Saljoet-7 overgenomen.
Vernuft wint van techniek
Waarom deze verwijzingen en dit spel met culturele clichés? Vanwaar die behoefte om de technologische achterstand ten opzichte van de VS eerder te etaleren dan te verheimelijken? Zelfs Aleksej Leonov, de held in Een tijd van pioniers, spreekt met de nodige ironie over ‘dure Sovjet-technologie’ wanneer hij een krakkemikkige straaljager aan de grond heeft gezet die zijn superieuren al hadden opgegeven. Wat Saljoet-7 en Een tijd van pioniers gemeen hebben is een opvallend compensatiemechanisme dat we ook uit andere historische periodes kennen: de technologische achterstand ten opzichte van het Westen wordt erkend, maar minder belangrijk geacht dan het ‘spirituele’ of ‘menselijke’ aspect waarin juist Rusland zich positief onderscheidt.
Poster van Saljoet-7
Sterker nog: juist die technische gebrekkigheid brengt een vernuft en een vermetelheid in de Russen naar boven die hen in staat stelt het onmogelijke te presteren; mits ze niet gehinderd worden door regeltjes en protocollen natuurlijk. Het is opvallend (en eigenlijk ook niet geloofwaardig) hoe vaak de jonge Leonov bevelen negeert en naar eigen inzicht handelt, vaak tot frustratie van zijn meer gezagsgetrouwe collega Pavel Beljaev.
Ook in Saljoet-7 volbrengt de held het onmogelijke: juist gedurende de korte tijd dat radiocontact met de aarde onmogelijk is, slaagt hij erin op eigen houtje met het stuurloze ruimtestation te koppelen. Dit was ook in werkelijkheid een heus huzarenstukje, maar dat de ervaren kosmonaut Vladimir Dzjanibekov zo eigengereid te werk zou zijn gegaan als de film het doet voorkomen, is historisch onjuist.
Dat Saljoet-7 ‘gewoon’ een variant is op Apollo 13 zou dan ook een onjuiste conclusie zijn. Waar de Amerikaanse bemanning eendrachtig samenwerkt met mission control en vandaar ook de enig juiste reddingstrategie krijgt aangereikt, improviseren de Russische kosmonauten er anarchistisch op los. Ze moeten wel. Zoals een recensent over Saljoet-7 opmerkte: ‘Overleven op z’n Russisch – dat zou de slogan van deze film kunnen zijn. De techniek laat te wensen over, bevelen worden genegeerd, regels worden overtreden (…). Dit gaat echt niet over de Amerikanen. Dit gaat over ons.’
Prettige vorm van waanzin
Hoewel die ‘typisch’ Russische afkeer van regeltjes ook tot de nodige verontwaardiging en nationale zelfkastijding kan leiden (denk aan de brand in Kemerovo eerder dit jaar), wordt diezelfde houding hier als een prettige vorm van waanzin uitgelegd. De helden worden regelmatig voor ‘gek’, ‘krankzinnig’ en ‘gestoord’ uitgemaakt, maar de kijker begrijpt dat dit in feite Geuzennamen zijn. De regering en de legerleiding vragen met hun prestigeprojecten immers het onmogelijke.
Saljoet-7 en Een tijd van pioniers moeten dan ook niet worden opgevat als nostalgische statements over het grootste Sovjet-verleden; daarvoor worden de generaals en ook Leonid Brezjnev als te opportunistisch en kortzichtig neergezet. De films zijn eerder een poging om een soort ‘tijdloze’ nationale deugden te definiëren die alle ideologische tegenstellingen ontstijgen. Voorlopig laten die deugden zich alleen benoemen in de directe confrontatie met het Westen, in dit geval de ruimtewedloop met de VS tijdens de Koude Oorlog; dat die kwaliteiten toen een heel ander politiek systeem dienden, is daarbij van secundair belang. Het belangrijkste is dat ze überhaupt bestaan en dat het Russische publiek zich daarin kan herkennen.
Mede door die fixatie op de rivaliteit met de VS is er in Rusland weinig oog voor vernieuwing binnen het genre van de ruimtevaartfilm. Het nieuwste sub-genre waarin aardbewoners op zoek gaan naar een nieuwe planeet omdat de oude is uitgeput, heeft nog geen Russische filmmaker mogen inspireren. En dat terwijl het na Interstellar (2014, Nolan) en Approaching the Unknown (2016, Rosenberg) zelfs tot in Nederland is doorgedrongen (Missie Aarde, 2015). Of daar op korte term verandering in gaat komen, is twijfelachtig. Met First Man (2018, Chazelle), een biopic over Neil Armstrong en diens eerste stappen op de maan, heeft Hollywood weer een krachtig argument geleverd om het stramien van de space-race nog niet te verlaten. Zoals acteur én producer Jevgeni Mironov het strijdvaardig uitdrukte toen hij Een tijd van pioniers met Gravity vergeleek: my jesjtsjo pomostrim kto kogo (‘we zullen nog wel eens zien wie er wint’).