Nog maar een paar jaar geleden stond de OPCW, de organisatie voor het verbod op chemische wapens, symbool voor de geest van internationale samenwerking na de Koude Oorlog. Op de jaarvergadering van de OPCW in Den Haag zag Hella Rottenberg dat de multilaterale orde snel aan het eroderen is en de sfeer van harde confrontatie terug is. Splijtzwam is het besluit om de OPCW het recht te geven daders van chemische aanvallen aan te wijzen. Dat is tegen het zere been van met name Rusland.
door Hella Rottenberg
De Russische diplomaten die vorige week rondliepen op de OPCW-jaarvergadering moeten zich ellendig hebben gevoeld. Niet alleen was Rusland zes weken eerder aan de schandpaal genageld wegens een hackpoging in het computernetwerk van het OPCW-hoofdkwartier in Den Haag, de Russen leden ook een nederlaag bij hun doel een besluit waartegen ze maanden te hoop hadden gelopen, terug te draaien.
Onderminister Georgi Kalamanov, de Russische delegatieleider, spreekt de leden van de OPCW toe. Foto Flickr.com
Begin oktober hadden de Nederlandse minister van Defensie en de militaire inlichtingendienst MIVD een opzienbarende persconferentie gegeven. Hierin maakten ze bekend dat vier Russische hackers op heterdaad waren betrapt terwijl ze probeerden om het computernetwerk van het OPCW-hoofdkantoor in Den Haag binnen te dringen. De MIVD had de laptops, telefoons en andere apparatuur van de mannen in beslag genomen en presenteerde open en bloot het bewijsmateriaal van hun inbraakpoging en van hun rechtstreekse band met de Russische staat. Een zeer ongebruikelijke stap, die volgens minister Bijleveld genomen was om Rusland ‘een duidelijk signaal’ te geven hiermee te stoppen.
Rusland kon moeilijk toegeven dat het een hackaanval had willen doen op een gerespecteerde internationale organisatie waarvan het zelf lid is en bestempelde de persconferentie tot onderdeel van een ‘anti-Russische spionnenmanie’ en een ‘geregisseerde propaganda-actie’ van de westerse landen. Op het moment van de inbraakpoging, in april 2018, was de OPCW bezig met onderzoek naar een chemische aanval op Syrische rebellen in de stad Douma en met een onderzoek naar het zenuwgas waarmee ex-spion Skripal was vergiftigd.
Een pijnlijke affaire, die de kans van de Russen om bij de verdragspartners iets voor elkaar te krijgen bij voorbaat verkleinde. Tijdens de jaarvergadering van de OPCW op 19 en 20 november, waar de leden het werkprogramma en het budget van het komende jaar vaststelden, wilde Rusland het in juni genomen besluit om de OPCW voortaan daders van chemische aanvallen te laten aanwijzen, terugdraaien. Het besluit maakt volgens Rusland inbreuk op het verdrag en is onrechtmatig.
'Zinkende Titanic'
Van te voren had Rusland gedreigd de OPCW te zullen verlaten als het zijn zin niet kreeg. Rusland moest in het stof bijten: niet meer dan 30 landen waren het eens met het instellen van een werkgroep om de kwestie nog eens tegen het licht te houden. De volgende dag werd het budget verhoogd met 2,4 miljoen euro om een speciaal expertteam in leven te roepen dat onderzoek gaat doen naar de daders van gifaanvallen, in de eerste plaats in Syrië. Een ruime tweederde meerderheid van de aanwezige landen stemde vóór (99) en slechts 27 landen tegen.
Russische tv-ploegen stormden meteen de gang op om de reactie van de Russische delegatie te horen. Onderminister Georgi Kalamanov had het over een ‘avontuur dat hier is geëindigd’ en over de OPCW als ‘een zinkende Titanic’. Ambassadeur Alexander Sjoelgin typeerde de uitkomst als een Pyrrusoverwinning van de westerse landen. Maar op de vraag of Rusland nu uit de OPCW zou stappen, was het antwoord ontkennend. ‘Wij spelen een belangrijke rol in de OPCW en dat blijven we doen’, zei Kalamanov.
‘De Russen blijven grommend zitten’, had een westerse diplomaat al als uitkomst van de OPCW-jaarvergadering voorspeld. Het doel van Rusland om de machine tot stilstand te brengen is mislukt, zand in de raderen strooien kan echter altijd nog. Daarop leek ambassadeur Sjoelgin te preluderen toen hij zei dat Ruslands nieuwe rol in de OPCW eruit zal bestaan ‘de schade te beperken en het uitvoerend orgaan van de OPCW te controleren’. Syrië en Rusland zullen, zo is de verwachting onder diplomaten, de OPCW-onderzoekers op alle mogelijke manieren - voordat ze op pad gaan en in het veld - gaan tegenwerken.
Nog maar een paar jaar geleden stond de OPCW symbool voor de geest van internationale samenwerking na de Koude Oorlog. In 2013 kreeg de organisatie de Nobelprijs voor de Vrede voor de wereldwijde vernietiging van chemische wapens. In 2018 echter is de OPCW in kampen verdeeld en staan Rusland en China, samen met landen die bondgenoot of afhankelijk van hen zijn, recht tegenover het westers blok.
Gamechanger Syrië
De ‘gamechanger’ in de OPCW is de oorlog in Syrië, waarin Rusland zich eind 2015 actief ging mengen. Terwijl de VS de opstandelingen tegen de Syrische regering steunde, schaarde Rusland zich militair aan de zijde van Assad. Het betekende dat Rusland terug was op het wereldtoneel en de geopolitieke competitie aanging met de VS. Behalve in gevaarlijke bijna-confrontaties tussen de nucleaire supermachten uitte zich dit in onenigheid over de schuld voor het inzetten van chemische wapens in de Syrische oorlog.
Inspecteurs van de OPCW doen onderzoek naar chemische aanval in Douma, april 2018. Foto rechtenvrij
‘De OPCW was een rustige technische organisatie, waaraan je weinig aandacht hoefde te besteden’, observeerde een deelneemster aan de jaarvergadering vorige week. ‘Chemische wapens werden niet gebruikt. Dat veranderde met Syrië. Als we niet in staat zijn te reageren, faalt de OPCW. Dan is de boodschap dat de multilaterale samenwerking instort.’
Fact finding missions van de OPCW stelden al in 2013 vast dat er in Syrië gifgas was gebruikt. Rusland voorkwam dat jaar een Amerikaanse militaire aanval op Syrië door zich politiek garant te stellen voor het opruimen en vernietigen van de voorraden chemische wapens in Syrië. Namens de VN en de OPCW hield de huidige Nederlandse minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Sigrid Kaag, destijds toezicht op het proces. Terwijl het opruimingswerk in volle gang was, kwamen er nieuwe meldingen van aanvallen met chloor en sarin.
Onderzoekers van de OPCW stelden de inzet van gifgas vast, maar ze hadden niet de bevoegdheid om een dader aan te wijzen. Beschuldigingen gingen over en weer. Met instemming van Rusland stelde de VN-Veiligheidsraad in augustus 2015 een onderzoeksteam in (het zogenaamde Joint Investigation Mechanism) dat de verantwoordelijkheid voor gifaanvallen in Syrië zou gaan vaststellen. Dit team kwam in zijn rapportages tot de conclusie dat voor vier incidenten de Syrische regering verantwoordelijk was en voor twee IS.
In de Veiligheidsraad begon Rusland direct de conclusies in twijfel te trekken. Bovendien waren ze volgens Moskou niet definitief zolang de Syrische regering zelf geen nader onderzoek had gedaan. Met Russische veto’s werden VN-sancties tegen Syrië tegengehouden. In 2017 trof Rusland ook de voortzetting van het VN-onderzoeksteam met een veto, waarna de groep experts werd ontbonden.
Geen vetorecht
Rusland heeft zichzelf daarmee geen dienst bewezen, zo is een jaar later duidelijk. Het onderzoeksteam is nu verplaatst van de VN naar de OPCW, waar Rusland geen vetorecht heeft, maar eenzelfde stem als de andere 192 leden. Een opmerking van ambassadeur Sjoelgin sprak boekdelen over de Russische frustratie: kleine eilandstaatjes waren ineens in Den Haag verschenen om betaald en geïnstrueerd door Amerika tegen de Russische voorstellen te stemmen, zo zei hij.
Het ontbinden van het VN-team, de Skripal-zaak en de poging tot het hacken van de OPCW hebben het westerse blok geïnspireerd tot vastberadenheid om zich tegen Rusland te weren. De Britten, de Amerikanen en de Fransen trokken alles uit de kast om de OPCW te versterken en te verhinderen dat de organisatie irrelevant zou worden. Dat lukte in juni 2018 tijdens een extra zitting, toen de OPCW met 82 stemmen voor, 24 tegen en 26 onthoudingen het recht kreeg om voortaan daders van gifaanvallen aan te wijzen. Die beslissing werd vorige week bestendigd met de goedkeuring van de begroting voor volgend jaar.
Sfeer van confrontatie
De Amerikaanse ambassadeur Kenneth Ward noemde het juni-besluit historisch, de redding van de OPCW die in een bestaanscrisis was terechtgekomen. Hij viel keihard uit naar Rusland en noemde de Russische voorstellen een staaltje ‘stinkende hypocrisie’. De Russen zeggen dat ze de integriteit van de OPCW willen bewaren, maar ‘ze werken mee aan het begraven van de waarheid over wat het Syrische regime doet’ en wilden met hun gifaanval in Salisbury ‘de wereld laten merken dat ze over een dodelijke chemische stof beschikten’. Ward eindigde zijn toespraak met een apocalyptisch beeld van een Rusland dat afhaakt van het verbod op chemische wapens en er daarmee voor zorgt dat ‘wij, onze families en onze kinderen’ de gruwelen van de 20ste eeuw in de 21ste eeuw opnieuw zullen beleven.
De Amerikaanse ambassadeur Kenneth Ward noemt de Russische opstelling hypocriet. Foto rechtenvrij.
De toon van Ward was tekenend voor de sfeer tijdens de jaarvergadering. De OPCW is van een technische samenwerkingsorganisatie een politieke arena geworden, waar elke stap begeleid door zwaar aangezette retoriek zal worden bevochten tussen voor- en tegenstanders van het ‘juni-besluit’. Bij de stemmingen werd zichtbaar wie tot het blok van Rusland, China, Iran en Syrië behoorde en wie tot het blok van de VS en Europa. De lijnen lopen ietwat anders dan in de Koude Oorlog, wat rommeliger zou je kunnen zeggen. Armenië stemde met Rusland mee en Georgië met de VS. Veel Afrikaanse landen onthielden zich om niemand voor het hoofd te stoten, maar Zuid-Afrika en Angola bijvoorbeeld schaarden zich aan Russische zijde. Economische belangen – Chinese investeringen – zullen ook het stemgedrag van Suriname, dat zich onthield, hebben bepaald.
De splijting van de OPCW in blokken stemt niet tot optimisme. Weliswaar heeft de organisatie ter handhaving van het verbod op chemische wapens behalve het recht om te onderzoeken óf er chemische wapens zijn gebruikt nu ook het recht te onderzoeken wíe dit heeft gedaan, het zal lastig worden deze taken uit te voeren en conclusies te trekken. ‘Pas als er een politieke regeling in Syrië is, kan de OPCW daar misschien onderzoek gaan doen naar de daders van gifaanvallen. Dan ligt het wat minder gevoelig’, denkt een delegatielid.
De westerse landen hebben hun punt binnengehaald, maar de prijs is dat de OPCW – in elk geval voorlopig – aan daadkracht zal inboeten. Rusland kan spaken in het wiel steken, maar betaalt als prijs een groeiend isolement. Al wil ambassadeur Sjoelgin dat niet toegeven, getuige zijn commentaar na de nederlaag vorige week. ‘Het is een Pyrrusoverwinning voor het westerse blok. Ons kamp wordt sterker, we krijgen steeds meer medestanders.’
Na deze jaarvergadering kan de OPCW worden toegevoegd aan de Raad van Europa en andere internationale fora waar Rusland en Europa (en de VS) elkaar confronteren. De bijeenkomst heeft echter ook iets anders geleerd: Rusland kan nog zo boos zijn en nog zo dreigen, opstappen doet het niet.