Maandag 11 maart stonden de staat Oekraïne en vier Krim-musea tegenover elkaar in het gerechtshof van Amsterdam waar zij elkaar het eigendomsrecht betwistten op Krim-schatten die waren uitgeleend voor een tentoonstelling. Tijdens de tentoonstelling in 2014 annexeerde Rusland de Krim en sindsdien houdt het Allard Pierson Museum de bruiklenen in bewaring, totdat er een uitspraak is aan wie het museum de stukken moet retourneren. Het kan nog jaren duren, maar uiteindelijk zal Oekraïne ‘het enige Oekraïense bezit van de Krim buiten de bezetting’ wel terugkrijgen. Hoe de grote geopolitiek wordt uitgevochten over een klein stukje cultureel erfgoed.
door Hella Rottenberg
Een grote Oekraïense regeringsdelegatie woonde op 11 maart de rechtszitting voor het Amsterdamse Hof bij over het retourneren van de Krim-schatten aan Oekraïne. Liefst één minister en drie onderministers en vertegenwoordigers van drie nationale musea waren voor één dag naar Amsterdam overgekomen. Ook de Oekraïense ambassadeur en enkele medewerkers zaten in de rechtszaal. Daarmee onderstreepte Oekraïne hoe belangrijk het voor het land is, dat de Krim-schatten niet naar de door Rusland geannexeerde Krim terugkeren, maar naar Kiev.
Voor Oekraïne telt op de eerste plaats niet de culturele, historische of materiële waarde van de betwiste Krim-schatten, die na afloop van een tentoonstelling in het Allard Pierson Museum in Amsterdam zijn gebleven. Het is vooral een politieke en principiële kwestie. Namens de staat Oekraïne verwoordde pleiter Maarten Sanders dit zo: ‘Deze schatten zijn het enige Krim-eigendom van Oekraïne dat buiten het bereik van de Russische bezetting valt. Oekraïne wil ze terug. Het is een kleine pleister op een grote wonde.’
Gouden voorwerpen van de tentoonstelling. Foto Allard Pierson Museum
Het dispuut speelt sinds 2014. Op 6 februari van dat jaar opende de tentoonstelling ‘De Krim. Goud en geheimen van de Zwarte Zee’ in het Amsterdamse Allard Pierson Museum. Er werden honderden bruiklenen getoond, die waren verkregen van vier musea op de Krim en een museum in Kiev. De tentoonstelling was pas een paar weken open, toen in Kiev de pro-Russische president Janoekovitsj werd verjaagd en Rusland in reactie daarop militairen naar het schiereiland Krim stuurde en het gebied bezette. Luttele weken later scheidde de Krim zich af van Oekraïne, vroeg om aansluiting bij Rusland en werd de annexatie een feit.
Naar wie moest het Allard Pierson Museum de bruiklenen uit de Krim terugsturen? De tentoonstelling werd eerst nog met een paar maanden verlengd, maar onherroepelijk brak het moment van de waarheid aan. Zowel de musea op de Krim als de Oekraïense staat maakten aanspraak op de Krim-schatten. Het museum besloot de betwiste objecten voorlopig maar zelf in bewaring te nemen. Daarop begon het juridisch touwtrekken, dat nu al ruim vier jaar duurt. De vier Krim-musea en de staat Oekraïne spanden een zaak aan tegen het Allard Pierson, dat overvallen door geopolitieke ontwikkelingen klem was komen te zitten tussen de partijen. In december 2016 deed de Amsterdamse rechtbank uitspraak.
De rechter besliste dat het museum de Krim-schatten aan de staat Oekraïne diende af te geven en dat vervolgens de rechter in Kiev moest bepalen wie de eigenaar is – de Krim-musea of de staat Oekraïne. Zoals te verwachten viel, legden de Krim-musea zich niet bij de uitspraak neer en gingen in hoger beroep. In afwachting van een definitief vonnis bleven de objecten in Amsterdam in bewaring.
Unesco-verdrag
Deze week, bijna twee jaar later, diende het hoger beroep bij het Amsterdamse Hof. Zowel Oekraïne als de Krim-musea lieten zich vertegenwoordigen door grote advocatenkantoren, die met vier of meer pleiters in de zaal zaten. De zitting draaide om de vraag of het Unesco-verdrag van 1970 over teruggave van illegaal ingevoerde, uitgevoerde of overgedragen cultuurgoederen van toepassing is. De rechtbank meende in het vonnis van 2016 van wel, want redeneerde dat Oekraïne zijn cultureel erfgoed moet kunnen opeisen indien dit zonder geldige (export)vergunning in een ander land verblijft, ook als het aanvankelijk rechtmatig was geëxporteerd.
De Krim-musea stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van illegale export – er zijn immers keurige bruikleencontracten gesloten – en dat alles wat geleend is naar de uitlener terug behoort te gaan. Het Unesco-verdrag is niet voor deze situatie gemaakt, vinden hun advocaten, want er is geen sprake van gestolen of illegaal uitgevoerd cultuurgoed. Oekraïne wil met een beroep op het Unesco-verdrag ‘objecten inpikken van de Krim-musea’. Het Hof mag het besluit over het eigendomsrecht niet naar Kiev doorverwijzen – waar volgens advocaat Mariëlle Koppenol de Krim-musea geen eerlijke rechtsgang kunnen krijgen – maar behoort daarover zelf uitspraak te doen. Volgens haar is het evident dat de Krim-musea ‘het sterkste eigendomsrecht’ hebben.
Maar het probleem is nu juist dat de musea zelf van eigenaar zijn veranderd, zo niet op papier dan toch de facto. Toen de voorwerpen werden uitgeleend, vielen de musea onder het gezag van de Oekraïense staat. Nu maakt Rusland de dienst uit. De directie van alle vier musea werd al in het najaar van 2014 ontslagen en vervangen door Russen, die door Rusland meer werden vertrouwd. Hoewel de Russische staat zich formeel buiten het dispuut over de Krim-schatten houdt, heeft de Russische minister van Cultuur Vladimir Medinski boos gereageerd toen het eerste rechterlijke vonnis werd geveld. ‘Het betekent dat musea worden beroofd van hun collectie’, zei hij. Hij kwalificeerde het als een ‘politieke uitspraak’ en trok zelfs vergelijkingen met rooftochten van Napoleon in Egypte en met nazi-Duitsland. Ook dreigde hij aanvragen voor bruiklenen aan Nederlandse musea niet meer te honoreren. Daarvan is overigens tot nu niets te merken.
Status van de Krim-musea
Bij de behandeling van het hoger beroep stelde mr. Rob Meijer als advocaat van de Krim-musea dat het geschil ‘niet gepolitiseerd’ mag worden. Oekraïne voert, aldus Meijer, politieke propaganda over de rug van de Krim-musea. De band van Oekraïne met de collectie bestaat niet, want Oekraïne heeft de objecten nooit in Kiev tentoongesteld, er nooit naar omgekeken of in geïnvesteerd, tot de kwestie van teruggave kon worden aangewend op de ‘geopolitieke bühne’.
De Krim-musea waren zelf niet aanwezig. Volgens hun Nederlandse advocaten konden zij niet komen, omdat ze geen visa konden krijgen. Om een toelichting gevraagd, zei een van de advocaten dat ze met hun Russische paspoorten een visum nodig hebben (Oekraïners reizen sinds vorig jaar visumvrij naar Europa, - HR) en dat de Nederlandse ambassade in Moskou daartoe niet erg genegen leek. Op de vraag of er überhaupt een aanvraag was ingediend, bleef de advocaat het antwoord schuldig.
Krim-musea hebben uitgeleende objecten al 'gecompenseerd'
Voor de tentoonstelling ‘De Krim. Goud en geheimen van de Zwarte Zee’ leenden vijf Oekraïense musea objecten uit hun verzameling archeologische vondsten uit, die dateren van voor onze jaartelling toen de Krim bevolkt werd door Grieken en Aziatische steppevolken, waaronder de Scythen. Aan het Kievse museum van historische schatten kon het Allard Pierson Museum de bruiklenen zonder probleem retourneren.
Het Tauridisch museum in Simferopol mist 150 bruiklenen met een verzekerde waarde van € 172.000
Het Archeologisch museum in Bachtsjisaraj mist 200 bruiklenen met een verzekerde waarde van € 400.000
Het Oost-Krimse museum in Kertsj mist 190 bruiklenen met een verzekerde waarde van € 696.000
Het Historisch-archeologisch museum in Chersonesos mist 28 bruiklenen met een verzekerde waarde van € 170.000
Sinds de annexatie van de Krim hebben archeologen actief opgravingen gedaan. Volgens de archeologische dienst is dat heel succesvol geweest. In een necropolis in de buurt van Simferopol is een schat aan juwelen en andere gouden voorwerpen gevonden, die de verloren bruiklenen ruim compenseert, zo meldt een Krimse website. De directeur van het Archeologisch Instituut van de Krim Vadim Maiko zegt hierover: ‘De afgelopen vier jaar is er meer materiaal opgegraven, dan in 2014 voor een tentoonstelling in Nederland door vier Krimse musea in bruikleen werd gegeven. Wij menen dat alle verliezen als gevolg van het uitlenen van het Scythisch goud dat in de Krim is gevonden ten behoeve van een tijdelijke expositie in Amsterdam aangevuld zijn.’
Door Oekraïne werden de vier Krim-musea bestempeld tot ‘fantoompartijen’. ‘Zij hebben geen gebouwen, beheren geen collecties, hebben geen personeel, krijgen geen subsidies en bestaan als Oekraïense partijen louter op papier. Wanneer het Oekraïens cultureel erfgoed dat zich nu in Amsterdam bevindt naar de Krim-musea zou worden gestuurd, zullen de musea als allerlaatste nog bestaande Oekraïense entiteiten worden ontbonden’, zo verwoordde Sanders het standpunt van zijn cliënt.
De bewering van de Krim-musea dat de zaak niet gepolitiseerd mag worden is onzinnig, vervolgde hij. ‘De zaak kan niet buiten zijn politieke context worden gezien.’ De annexatie van de Krim is illegaal en daaruit vloeit voort, dat de Nederlandse staat de plicht heeft ervoor te zorgen dat de Krim-schatten niet naar de Krim-musea worden geëxporteerd, omdat dit een erkenning zou inhouden van de inlijving.
Buiten de rechtszaal, in de lunchpauze, zei minister van Cultuur Jevgen Nysjtsjoek, dat een uitspraak in het voordeel van Oekraïne ‘cruciaal’ is voor ‘het afstraffen van hybride oorlogsvoering’. Niet alleen voor Oekraïne, maar voor de ‘wereldbeschaving’ zal de uitspraak van het Hof tellen, meende hij. In de vijf jaar die de bezetting van de Krim nu duurt, heeft Rusland het cultureel erfgoed niet gerespecteerd. Nysjtsjoek verwees naar rapporten van de Unesco en Icomos waarin een opsomming wordt gegeven van illegale onteigening, beschadiging en vernietiging van erfgoed. Als voorbeeld gaf hij de manier waarop het Krim-Tataarse Khan Paleis in Bachtsjisaraj onder handen is genomen. Het moest worden gerestaureerd, maar is ondeskundig ‘vernietigd’ met betonnen constructies. Er zijn ook aanwijzingen, zei Nysjtsjoek, dat Rusland erfgoed uit de Krim overbrengt naar het vasteland van Rusland.
Bemiddeling van de Nederlandse staat
Het staartje van de zitting bracht nog een verrassende wending. De voorzittende raadsheer vroeg de partijen hoe zij er tegenover stonden als in plaats van een rechterlijk vonnis de weg van bemiddeling zou worden ingeslagen met de Nederlandse staat als bemiddelaar, want bij een vonnis verliest één van beide partijen de collectie, zo redeneerde hij. Daarbij zal niet zozeer de geldelijke waarde betreurd worden, als wel het verlies van prestige. ‘In overleg wordt dat anders’, zei hij. Hij erkende dat tot nu toe de Nederlandse staat zich afzijdig heeft gehouden, omdat deze het dispuut als een hete aardappel beschouwt. Maar als Oekraïne een beroep zou doen op de Nederlandse overheid, dan zou het een flinke kans maken. Als aangeslotene bij het Unesco-verdrag heeft Nederland tenslotte de plicht om het in Nederland verblijvende Oekraïens erfgoed te beschermen.
Gerechtshof Amsterdam zal toch uitspraak moeten doen. Bemiddeling is geen optie
Na een korte pauze maakte het antwoord van Oekraïne een einde aan de illusie van een schikking. Onderminister van Justitie Sergyi Petoechov wees er op dat Kiev niet één, maar heel veel conflicten met Moskou heeft. En dat Kiev geen enkele fiducie heeft in de goede trouw van Rusland. ‘We hebben liever een uitspraak van de rechter.’
Die uitspraak volgt op 11 juni. En ook dan is de zaak nog lang niet beslist. Het Hof zal mogelijk eerst via een tussenvonnis van de Hoge Raad willen weten óf het Unesco-verdrag – en daarmee de Nederlandse erfgoedwet – van toepassing is, want de vraag of in dit bijzondere geval sprake is van ‘illegale invoer, uitvoer of overdracht’ staat nog open. Na een eventueel arrest van de Hoge Raad is het Hof weer aan zet. En mocht het Hof toch al een uitspraak doen op 11 juni, dan zal de verliezende partij ongetwijfeld weer in beroep gaan. En dan zijn we ook weer twee of drie jaar verder.
Voor de Nederlandse staat moet het standpunt van Oekraïne een opluchting zijn. Den Haag zit er niet op te wachten de toch al beroerde verhoudingen met Rusland nog zwaarder te belasten met een ondankbare bemiddelingsrol, waarvan de kans op slagen uiterst klein zoniet nihil is.