Dertig jaar na de val van de Muur kijken de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev en de Amerikaanse liberalisme-kenner Stephen Holmes verbijsterd terug. De belofte van een Oost-Europa dat de liberale democratie van het Westen zou overnemen is in haar tegendeel verkeerd. In 2019 zijn we wakker geworden in een wereld, waar het liberalisme op zijn retour is en Oost-Europa de toon zet met anti-liberale populistische politiek.
Twee illiberale leiders Poetin en Orbán in Boedapest (foto Hongaarse administratie)
door Hella Rottenberg
De titel van hun boek, Falend licht, een ongelukkige vertaling van The Light that Failed, verwijst naar de bundel The God that Failed uit 1949 waarin zes beroemde schrijvers en journalisten vertellen waarom ze zijn afgeknapt op het communisme en anti-communist zijn geworden. De God, het Licht van 1989, is het liberalisme dat zijn belofte niet heeft waargemaakt en voor miljoenen mensen heeft afgedaan.
De auteurs onderzoeken in hun boek hoe dit heeft kunnen gebeuren, hoe - zoals de ondertitel stelt - ‘het Westen de Koude Oorlog won maar de vrede verloor’. Aan de hand van Polen en Hongarije tekenen ze de omslag. Als geen ander wordt die gepersonifieerd door Viktor Orbán. Hij was in de woorden van Krastev en Holmes ‘de energieke, meedogenloze en getalenteerde nieuwkomer die verliefd werd op de vrijheid maar verstrikt raakte in de tentakels van zijn eigen absolute macht’. In het liberalisme zocht hij de tegenkracht van het vermolmde en verstikkende communisme, maar toen dat eenmaal omver geworpen was, merkte hij dat het liberalisme – met waarden als vrije verkiezingen, rechtsstaat en vrije pers – te weinig aanhang mobiliseerde, te kil was, om de verkiezingen te winnen.
Orbán zag dat de privatisering van het staatsbezit ten goede kwam aan de oude politieke elite, dat de overheid haar beschermende taak verzaakte, dat burgers verleid door mooie sprookjes schulden aangingen en dat de financiële crisis van 2008 hen genadeloos in de afgrond stortte. Daarnaast wist hij een gevoel van identiteitsverlies aan te spreken, het idee dat de Hongaarse natie haar eigenheid, haar tradities kwijtraakte en onder de plak van Brussel zat. Het importeren van westerse normen en instituties werd ervaren als onderwerping, zo stellen de auteurs.
Het is volgens hen niet moeilijk te begrijpen waarom Hongarije, Polen en andere Oost-Europese EU-leden zich met man en macht verzetten tegen de komst van vluchtelingen en migranten. Na de val van de Muur en aansluiting bij de EU trokken miljoenen burgers naar West-Europa om te studeren, geld te verdienen en te profiteren van welvaart die hun was beloofd, maar in eigen land een verschuivende horizon leek.
Demografische paniek
Lage geboortecijfers en vertrek van jonge en veelbelovende mensen leidden tot een ‘demografische paniek’ in Oost-Europa, die naar de mening van Krastev en Holmes zwaar onderschat wordt. Migranten worden niet als oplossing, maar als existentiële bedreiging voorgesteld. Met termen als ‘indringers’ en ‘invasie’, begrippen als ‘verdringing’en ‘omvolking’ wakkeren Orbán en andere populistische leiders de xenofobie aan en winnen zij stemmen voor hun chauvinistische en autoritaire agenda.
Tot zover is de analyse te volgen: burgers hebben teveel omschakelingen tegelijkertijd moeten meemaken, de verwachtingen waren veel te hoog gespannen, ex-communisten en de voormalige elite hebben hun zakken gevuld en het neoliberale kapitalisme bleek een meedogenloos systeem. Dat alles veroorzaakt rancune, zoals bekend een vruchtbare psychologische grond voor agressieve politiek. De verklaring voor het succes van het anti-liberale populisme zoeken Krastev en Holmes echter niet zozeer in de inherente problemen van de systeemtransformatie, maar in onbegrip en ongevoeligheid van het Westen.
Geen alternatief
Het kernbegrip dat ze hanteren is ‘imitatie’. Toen het communisme verslagen was, bleef het liberalisme over als de enige leer. Westerse politieke leiders dachten dat ‘het einde van de geschiedenis’ was bereikt. De ideeënstrijd was voorgoed beslecht en het liberalisme had gewonnen. Oost-Europa, zo gaat de redenering verder, ging het Westen imiteren. Het moest wel, want er was geen alternatief. Krastev en Holmes beschuldigen het Westen behalve van dwang ook van kwade trouw. ‘De buitenlandse bevorderaars van politieke hervormingen in het Oosten bleven een geïdealiseerd beeld schetsen van de liberale democratie, waarmee ze de zaak alleen maar erger maakten: de aanwijzingen dat die liberale democratie intern slecht functioneerde waren zo talrijk, dat ze niet meer te ontkennen waren. In die context kreeg de goede naam van het liberalisme met de mondiale financiële crisis in 2008 zijn definitieve genadeklap’, zo schrijven ze. De weerzin tegen de dominantie van de opgelegde liberale democratie en imitatie van het westers model – ‘imitatieverplichting’ heet het in het boek – baarde het populistisch, anti-liberale autoritaire model.
De val van de Berlijnse Muur (fotograaf onbekend)
Daartegen valt nogal wat in te brengen. De liberale democratie en het neoliberale kapitalisme worden op een hoop gegooid. Nergens op het Europese vasteland was Margaret Thatcher (premier van 1979-1990) zo populair als in Oost-Europa en bij Oost-Europese politici die na 1989 aan de macht kwamen, zo merkten wij West-Europese verslaggevers destijds tot onze verbazing. Het Rijnlandse model werd als een slap aftreksel gezien van het verguisde socialisme; het sloeg mensen initiatief uit handen en kweekte afhankelijke burgers die hun hand ophielden. Van verplichting om lid te worden van de EU was geen sprake, het waren integendeel juist de Oost-Europese landen die aandrongen op opname in de Europese gemeenschap en interne markt, met alle voordelen en – inderdaad – verplichtingen vandien.
En waarop is de bewering gestoeld dat het Westen zijn liberale model exporteerde, wetende dat het niet of slecht functioneerde? In de jaren ’90 was het Westen nog vol zelfvertrouwen en de democratie niet in verval. De keuze voor de liberale democratie als een dictaat opvatten is een contradictie, want democratie biedt idealiter juist de garantie voor pluralisme, de garantie dat verschillende belangen, minderheden en ideeën de ruimte krijgen.
Neoliberalisme
De kritiek van de auteurs zou meer hout snijden als ze niet het liberalisme op de korrel namen, maar het economisch neoliberalisme en de supranationale regelgeving van de EU. Daartegen zijn ook kiezers in West-Europa in opstand gekomen en in combinatie met de angst voor migranten en vluchtelingen, vormen deze verschijnselen de voedingsbodem voor het westers populisme, de roep om een sterke leider en het afbrokkelend vertrouwen in de liberale democratie. Dat komt heus niet, zoals de auteurs opwerpen, omdat wij op onze beurt imiteren, omdat wij Orbán en soortgelijke anti-liberale volksmenners uit Oost-Europa als voorbeeld zien, maar omdat het Westen sinds de jaren ’90 veranderd is en veel burgers ervaren dat de overheid hen niet meer beschermt.
Natuurlijk heeft het Westen ernstige fouten gemaakt, hebben allerhande consultants, avonturiers en bedrijven misbruik gemaakt van de kansen die in het ‘wilde Oosten’ voor het oprapen lagen, was het tempo te hoog en waren de investeringen te klein om de mega-omwenteling zacht te laten verlopen, maar om de reactie te verklaren met weerzin tegen imitatie van de liberale democratie helpt het inzicht niet. Krastev en Holmes vinden het onverteerbaar dat de liberale democratie in landen als Hongarije en Polen geen wortel schiet en wereldwijd op haar retour lijkt en zoeken de schuld bij de sterkste partij. Hun verwijten aan de EU klinken echter als damned if you do and damned if you don’t.
Verkwanselen kernwaarden
Falend licht ambieert meer dan alleen de verhouding van de EU met Oost-Europa te analyseren. Het boek neemt ook Rusland onder de loep (‘schijnimitatie’ van het westerse politieke en economische model), en de VS onder Trump. In dat gedeelte worden hun verwijten aan het liberalisme overtuigender. Zonder het spookbeeld van het communisme werd de verzorging van de werkende klasse losgelaten en raakte in West-Europa het Rijnlandse model in onbruik. Het liberalisme hoefde zijn kernwaarden – mensenrechten en rechtsstaat – niet meer in te zetten tegen een tot de tanden bewapende en levensbedreigende concurrent. ‘Universele mensenrechten’, schrijven Krastev en Holmes, ‘werden in de Koude Oorlog gezien als strategische kwaliteit. Maar tijdens de oorlog tegen het terrorisme werden het verbod op willekeurige aanhouding en het recht op een eerlijk proces steeds meer gezien als strategische lasten ... om de nieuwe jihadistische vijanden aan de pakken.’ Zo verkwanselde Amerika als leider van het Westen liberale waarden en ging de wereld het schermen met liberalisme als hypocriete truc en camouflage voor expansiezucht zien.
Maar er is nog hoop. Het tijdperk van de hegemonie van de VS en het liberalisme is voorbij. De opkomst van China zorgt voor een geduchte nieuwe concurrent op het wereldtoneel. China is er niet op uit z’n systeem te verbreiden, het land is alleen geïnteresseerd in de bereidheid van regeringen zich aan te passen aan de Chinese belangen en onder gunstige voorwaarden handel te drijven, aldus de auteurs. Onder Trump verlaten de VS hun missiedrang en richten zich, net als China, op handelsbelangen. Daarom ligt er geen confrontatie tussen ideologieën in het verschiet, maar ‘zullen we leven in een pluralistische wereld zonder militaire en economische machtscentra die erop uit zijn hun eigen waardensysteem op te dringen aan de rest van de wereld’. Voor het liberalisme is dat goed nieuws, menen ze, want het is afgestraft, heeft zijn les geleerd, zal niet meer willen overheersen en dan het meest bruikbare idee blijken te zijn in de 21-ste eeuw. Voorwaar een verrassende conclusie van een somber getoonzet betoog.
Ivan Krastev & Stephen Holmes
Falend licht. Hoe het Westen de Koude Oorlog won maar de vrede verloor.
Amsterdam , AtlasContact, 2019.