Op 24 mei zou Iosif Brodski 80 jaar geworden zijn. Dat werd in Rusland uitgebreid herdacht met films en talloze artikelen in kranten en tijdschriften. Vertaalster Nina Targan Mouravi bezingt een van de meest onaangepaste dichters van Rusland, veroordeeld wegens 'parasitisme', voorbeeld voor tal van Russische intellectuelen, Nobelprijswinnaar, in ballingschap gestorven en in Venetië begraven. Alle vertalingen in dit stuk zijn van haar hand.
De recente muurschildering van Brodski bij zijn huis in Petersburg.
‘Zijn innerlijke impulsen waren zo intens, zijn onwil om zich naar de omstandigheden en conventionele opvattingen te schikken zo dwingend dat hij bereid was er een hoge prijs voor te betalen.’
Jakov Gordin, dichter
door Nina Targan Mouravi
Onlangs vond in Rusland een belangrijke viering plaats, de 80ste geboortedag van de Russische dichter Iosif Brodski (1940-1996). Voor zijn gedwongen vertrek uit de Sovjet-Unie in 1972 en lang daarna werd zijn poëzie in zijn vaderland illegaal verspreid. In het Westen publiceerde Brodski uitgebreid, werd overladen met aandacht en literaire prijzen en gaf lezingen en gastcolleges op veel gerenommeerde universiteiten – in het Engels, terwijl hij in Rusland zelfs de middelbare school niet had afgerond. Met zijn extreem onafhankelijke karakter was hij namelijk wars van reguliere opleidingen en instituties.
Pas nadat hij in 1987 de Nobelprijs voor de literatuur won begonnen zijn gedichten ook in Russische tijdschriften en bloemlezingen te verschijnen. Inmiddels geldt Brodski wereldwijd als een van de grootste dichters van de twintigste eeuw. De viering vond plaats op 24 mei, Brodski's verjaardag. Virtueel. Niet alleen waren net als elders grote bijeenkomsten wegens de corona-quarantaine onmogelijk, ook de jubilaris schitterde door afwezigheid: dichter Iosif Brodski, tachtig jaar geleden geboren, was al 24 jaar dood.
Weer dat getal 24, tevens het huisnummer aan de Litejnaja straat te St-Petersburg, waar fotojournalist Alexander Brodski zijn enige zoon jaarlijks op die dag op hun balkon vastlegde. Dit jaar verscheen op de muur van een bijgebouwtje van een school tegenover het pand een foto van een oudere Brodski, als graffiti, inmiddels weer weggeplamuurd door de conciërge.
Zijn vader Alexander fotografeerde Brodski jaarlijks op het balkon van hun 'Anderhalve Kamer' in Leningrad
In zijn essay Anderhalve kamer brengt Brodski een hommage aan zijn ouders en de ruimte waarin het gezin leefde, met een geïmproviseerde scheidingswand, een 'combinatie van boekenplanken en koffers' om Iosifs privacy te waarborgen. Van de tien buren, die allemaal de keuken en de badkamer deelden en dus nagenoeg alles over elkaar wisten, klikte er maar eentje, ‘dat was te overzien’.
Na Iosifs vertrek vierden zijn vrienden elk jaar zijn verjaardag met de verweesde ouders. De blaadjes van meegebrachte bloemen werden door zijn moeder gedroogd en in zakjes bewaard, van elk jaar een. Geen dichter scheidt graag van zijn taalgebied en voedingsbodem.
Assistent-lijkschouwer
Aan Brodski's vertrek uit Rusland ging dan ook een en ander vooraf. Hij begon te dichten rond zijn vijftiende, hield er om zich te onderhouden diverse baantjes op na (assistent-lijkschouwer was er een van), bezocht openbare seminars voor beginnende dichters en probeerde zijn pen als poëzievertaler.
Met het establishment wilde het minder vlotten. Omdat hij geen relevante opleidingen had doorlopen en niet van plan leek het Sovjet-regime te bezingen wezen tijdschriften zelfs zijn meest onschuldige gedichten af. Toch begonnen in de jaren zestig zijn verzen over religie, seks en verzet te circuleren onder opstandige jongeren, andersdenkenden en poëzieliefhebbers die er een groot talent in herkenden.
Met zijn charisma en onmiskenbaar vernieuwende stem maakte hij al snel zijn entree in de literaire underground, waar Anna Achmatova de ongekroonde koningin was. Dat hij rond zijn twintigste tot haar inner circle werd toegelaten was zowel zijn verdienste als een niet te onderschatten verworvenheid: Achmatova's conversatie was overrompelend en haar aanwezigheid, zoals hij later zou zeggen, veranderde iedereen prompt in een homo sapiens.
Vier jonge dichters behoorden tot haar entourage, allen gestudeerd, maar de ‘rooie’, de autodidacte Brodski werd haar favoriet. Haar kleine datsja in Komarovo werd hun vaste ontmoetingsplek. Hier konden ze vrijuit spreken over de poëzie van de Gouden en de Zilveren Eeuw, de vervolgingen van toen en nu, de dichter en de staat. Naast Achmatova stelde Brodski zich op als een toegewijde discipel. Maar er waren ook avonden georganiseerd door vrijgevochten twintigers en dertigers. Daar was Brodski, een gevat spreker met een hypnotiserende voordracht, al snel degene die door iedereen naar de mond werd gekeken.
Brodski werd veroordeeld wegens 'parasitisme' en 'landloperij' omdat hij geen fatsoenlijk werk had.
De periode na Stalins dood, die bekend staat als ‘de dooi’, was na de jaren van terreur een verademing – totdat bleek dat de dissidenten, waaronder de vele vrijgekomen gevangenen, graag aan het woord wilden. De honger naar de verzwegen waarheid was groot, getuige het effect van Alexander Solzjenitsyns baanbrekende verhaal Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj. Dat kon niet de bedoeling zijn, de implicaties voor de machthebbers waren te ernstig. De duimschroeven werden weer aangedraaid.
'Ik stap op de bus, elke ochtend. Mijn doel: De arbeid met zijn weerzinwekkende smoel'
Al in 1958 begon de hetze op Boris Pasternak, die onder druk van de autoriteiten de Nobelprijs moest afwijzen en twee jaar later stierf. In december 1963 ontbood Chroesjtsjov honderden kunstenaars uit alle richtingen en schoffeerde hen drie dagen lang. Tegen de populaire dichter Voznesenski blafte hij: 'Genoeg. U kunt gerust zeggen dat het geen dooi meer is en geen herfstkou, het is vorst! Voor jullie soort is het strenge vorst.'
Zondebok in Petersburg
Ook in St-Petersburg zocht men een zondebok om als voorbeeld van de rigoreuze aanpak van ongewenste elementen te dienen. Het alziende oog van de KGB was al eerder op Brodski gevallen wegens her en der opgedoken verzen. Hij leek geschikt: Joods, schoolverlater, te vaak wisselend van baantjes, zich zonder enige vooropleiding presenterend als vertaler en dichter en dan nog eentje met geen stichtend doch een ontwrichtend gedachtengoed. Zo schreef hij over zijn zoveelste baantje:
Ik stap op de bus, elke ochtend. Mijn doel:
De arbeid met zijn weerzinwekkende smoel.
Dus verscheen er in een avondblad een feuilleton Een literaire dar. Het was geschreven door ene Lerner, een literaire randfiguur, later meermalen opgepakt voor onder meer diefstal van voer uit de dierentuin. Dat er onlangs een artikel voor 'parasitisme en leegloperij' aan het Wetboek van Strafrecht was toegevoegd kwam goed van pas, en Brodski werd prompt gedagvaard.
De jongen Iosif
Het was beter om naar Moskou te gaan tot de storm zou overwaaien. Daar school hij bij zijn oudere dichtersvriend Jevgeni Rejn, aan wie hij eerder een van zijn mooiste en bekendste gedichten had opgedragen, namelijk Kerstromance:
In onverklaarbaar diepe weemoed
heeft, varend door de schorre straten,
een scheepje, eenzaam en lichtgevend,
de Alexandertuin verlaten,
een gele roos, en nachtlantaren,
die geen passanten wil ontmoeten,
gaat over zijn beminden varen,
langs vreemde voeten.
In onverklaarbaar diepe weemoed
passeert het bijenkoor van drinkers,
een vreemdeling wil foto’s nemen
van ’t nachtverkeer op de Ordynka,
een taxi komt de hoek om ruisen
waarvan de passagiers onwel zijn,
en doden staan met herenhuizen
in een omhelzing.
In onverklaarbaar diepe weemoed
vaart door de stad een droeve zanger,
een glazenwasser met zijn zeemdoek
staat triest te zijn, met bolle wangen,
door een onooglijk straatje snelt een
bejaarde minnaar, mooi en werelds,
een bruiloftsstoet passeert na elven
in onverklaarbaar diepe weemoed.
Een in de nacht verloren zwemmer
beproeft zijn lot langs Moskous oever,
er zweeft een klank van Joodse stemmen
in trapportalen geel en droevig,
en, klaar voor alle liefdesbochten,
voor oud en nieuw, voor zondagochtend,
gaat een beruchte schoonheid varen
zonder haar weemoed te verklaren.
In sneeuwkristallen langs de sporen
trilt in je blik de koude avond,
een windvlaag, bloedeloos, bevroren
zal onze rode handen schaven,
als vloeibaar honing gloeien lampen,
de suikernoten geuren zalig,
de Kerstmis laat zijn stollen dampen
op hoge schalen.
Je oud en nieuw vaart als een zeeman
de donkerblauwe hoofdstad binnen
in onverklaarbaar diepe weemoed,
alsof we straks opnieuw beginnen,
alsof er enkel roem en wonder
en licht zal zijn, en brood te over,
en gaat het leven kopje onder
en komt weer boven.
Daad van stil verzet
Kerstvieren in de sovjet-tijd was ook al een daad van stil verzet, net als naar Christus verwijzen in de laatste strofe. Toch was Moskou op dat moment een veilig schuiloord waar Brodski niet opviel tussen bekendere figuren en zelfs wat vertaalwerk kon ritselen. Maar hij had wel iets anders aan zijn hoofd: zijn geliefde ontglipte hem, de raadselachtige kunstenares Marina Basmanova, vereeuwigd in zijn beste lyriek door de jaren heen. De initialen M.B. markeren Brodski's beroemdste liefdesgedichten.
Waar loog je om? En waarom kan mijn oor
geen waarheid meer van leugens onderscheiden
en is naar nieuwe woorden gaan verlangen,
die jij niet eens zou kennen, dof en vreemd,
maar die alleen, ook dat is niet veranderd,
gesproken kunnen worden door jouw stem.
Basmanova bleek de oudejaarsnacht te hebben doorgebracht met hun vriend Dmitri Bobysjev, net als Brodski een jonge dichter uit Achmatova’s hofhouding. Ze stak daarbij een gordijn in brand. Voor het geval andere gasten niet hadden opgelet, misschien. Halsoverkop spoedde Brodski zich terug naar Leningrad en werd direct opgepakt. Eerst plaatste men hem in een psychiatrische inrichting, waar hij na diverse mensonterende ‘onderzoeken’ de sticker ‘psychopathische persoonlijkheid’ kreeg. Aansluitend stond hij terecht wegens vermeende leegloperij en parasitisme.
Een bonte stoet getuigen kwam in de rechtszaal voor dan wel tegen Brodski pleiten. Journaliste Frieda Vigdorova werd er via Achmatova erbij gehaald en riskeerde haar positie door aantekeningen van de twee rechtszittingen te maken. (Ze zijn in Nederlandse vertaling te lezen in Bent u bevoegd als dichter, uitgeverij Azazello). Hoewel dus afgeleid door de ingrijpende relatiebreuk legde Brodski tijdens het kafkaëske proces niettemin uitzonderlijke waardigheid en moed aan de dag.
De aantekeningen werden verspreid onder westerse intellectuelen en Sartre schreef een brief aan de Russische regering, waarna Brodski vervroegd werd vrijgelaten. Inmiddels genoot hij een ware cultstatus – bewonderaars trokken naar het dorp Norinskaja waar hij dwangarbeid verrichtte en ook Basmanova bezocht hem daar. Uit deze opleving van hun verhouding werd een zoon geboren.
Brodski in New York
Gedichten die Brodski in deze jaren schreef behoren tot de hoogtepunten van zijn oeuvre. Ze waren schokkend, zoals het ontleden van iemands eerste seksuele ervaring in het schijnbaar kille Debuut:
Ze was in bad gegaan. De bodem voelde
ruw, afgebladderd aan. De leegte ging
bij haar naar binnen, traag, naar zeepschuim geurend,
door nog een kier, een nieuwe opening
waarmee ze kennis maakte met de wereld.
Of uitdagend, zoals een oproep het regime te saboteren door de bossen in te vluchten:
Niemand kan aan lucht gebieden:
Een bewind an sich is hol.
Farao’s noch piramiden
Houden ’t zonder slaven vol.
Tel de bomen, tel de blaren!
Ha, je raakt de tel al kwijt.
Anders dan de ambtenaren
Vormen zij de meerderheid.
Hoe je Rusland moet verlossen?
Toon je b***en aan de macht.
Bruintjes, Bamby’s, hazen, vossen
Hebben dit allang bedacht.
Populair tijdens corona-quarantaine
Al in het begin van de coronaquarantaine ging Brodski's gedicht Ga je kamer niet uit (1970) viraal, het origineel eindigt inderdaad met het woord ‘virus’. Hij werd zelf opgevoerd in een tekenfilm, waar hij de opgeslotenen als enig mogelijke genodigde vergast op zijn de voordracht van het gedicht:
Ga je kamer niet uit, je gaat niet opnieuw de mist in.
Je hebt toch een pakje ‘Sjipka’, wat zou je de zon nog missen.
Daar buiten is alles zinloos, een vreugdekreet in ’t bijzonder.
Ga enkel nog naar de plee, en duik meteen weer onder.
[…]
Laat het behang je huid zijn, versper de deur met de kast
Tegen chronos en kosmos, eros, virus en ras.
Brodski's felle individualisme stond haaks op de Sovjet-ideologie. Toen de KGB er lucht van kreeg dat hij middels een fictief huwelijk met een Amerikaanse aan een dubbel paspoort hoopte te komen, wat én vrijheid én het recht om terug te keren zou betekenen, kreeg hij te verstaan dat voorgoed vertrekken de enige manier was om zijn vrijheid te behouden. De rest, zoals gezegd, is geschiedenis. In het geval van Rusland een geschiedenis verklankt noch bijgestuurd door Brodski, die net zijn idioom had gevonden en aan vaart begon te winnen toen hij gescheiden werd van zijn land.
Noch een land, noch een kerkhof wil ik kiezen.
Ik keer op de dag dat ik sterf op het Vasiljevski weer.
[…]
Natgeregende stoeprand, dwarrelsneeuw in mijn kraag
En een stem die me toeroept: dag mijn makkertje, dag.
Anna Achmatova
Wier stem is het? Die van Achmatova wellicht. De autoriteiten hadden haar in hun tang: zij was al in 1946 uit de schrijversbond gezet en leefde in voortdurende angst om haar zoon die na jaren in Stalinkampen eindelijk was vrijgelaten. Het leed van talloze lotgenoten legde ze vast in Requiem. Aanvankelijk onderschatte Brodsky haar teksten maar kwam erop terug in een gedicht gewijd aan haar 100ste geboortejaar. Hij refereert aan haar stem, haar ritmische, monotone voordracht, die samen met Mandelstams zangerige reciteren de grondslag heeft gelegd voor zijn eigen poëzie, en aan haar woorden van liefde en vergeving die god het dierbaarst zijn en de mensen tot redding waren:
Een effen, doffe klank, als polsslag, als de val
van aarde in het graf, – je hoort ook botten breken,
– doch klaarder dan Zijn stem, gedempt door het heelal,
omdat een sterveling slechts eenmaal komt te spreken.
Achmatova, Pasternak, Mandelstam, Tsvetajeva: de vier groten van de ‘Zilveren Eeuw’ van de Russische poëzie. Twee Moskovieten versus twee Petersburgers, elkaar toegenegen en aan elkaar gewaagd. En na hen alleen Brodski, die met kop en schouders boven begaafde maar niet compromisloze Moskouse tijdgenoten als Jevtoesjenko en Voznesenski uitsteekt. Zij droegen voor in een stadion gevuld met publiek. Brodski zwoer bij afzondering en kwam uiteindelijk als de grote winnaar uit de race.
Brodski op film
Ter ere van zijn tachtigste verjaardag kwam Ilja Belov met de documentaire Brodski is geen dichter. Een aanrader want alle relevante locaties en veel mensen die Brodski dierbaar waren, zij het niet allemaal, komen aan bod – prachtige gezichten die eens te meer aantonen dat Brodski visueel ingesteld was.
In 2009 maakte Andrej Chrzjanovski de film ‘Anderhalve kamer, een sentimentele reis’, gebaseerd op het gelijknamige verhaal van Brodski. En dan is er nog eentje van Katerina Gordejeva uit 2015 met de misleidende titel ‘Iosifs kinderen’, besteld door Ruslands eigen staatstelevisie Kanaal I, maar nooit uitgezonden. Dit is geen aanrader omdat geen van de geïnterviewden de dichter persoonlijk heeft gekend en dan rijst de vraag volgens welke criteria (behalve hun soms omstreden bekendheid) ze zijn geselecteerd. Tot slot is de film Er is geen ideale wereld van Sergei Breverman een mooie, informatieve aanvulling.
Wat al deze films met elkaar gemeen hebben zijn de opnames van Brodski zelf. Dat doet bijna vergeten dat we hem al in 1996 zijn kwijtgeraakt, en de Russische cultuur eigenlijk al in 1972. Veel talent vertrok toentertijd uit Rusland. Toch neemt Brodski in die uittocht een bijzondere plaats in en schrijnt de leegte die hij achterliet het meest. Want al werd hij een legende, een publieke figuur, een gevaar op de weg in de VS met zijn opzichtige Mercedes, een performer die overal, ook in Rotterdam, het publiek hypnotiseerde met zijn voordracht waarvan menigeen in katzwijm viel, Ruslands nieuwe, compromisloze, meest eigenzinnige stem mocht hij niet meer zijn.
Een theelepeltje Yeats
Er is veel over hem bekend, veel nagedacht, slimme promovendi buigen zich over de oorsprong en de toedracht van zijn dichterschap, nieuwsgierigen over zijn vriendschappen en veroveringen. Combineer de ophaalbruggen en witte nachten van Sint-Petersburg met zijn minzame snobisme en notoire afkeur voor aannames, roer er de archaïsche taal van Derzjavin en de gedachtenpoëzie van Baratynski doorheen, voeg er wat versnipperde oude Romeinen bij, een theelepeltje Yeats en wat geplette korreltjes Auden en smoor hierin een kind van Russisch-Joodse ouders met alle trauma’s van dien et voila, we krijgen een Brodski. Was dat maar waar. Dan hebben we alleen nog de achtergronden maar geen verklaring voor het fenomeen.
Brodski geeft college
Een greep uit zijn uitspraken: ‘In de echte tragedie sterft niet de held maar het koor’ (uit zijn Nobeltoespraak, integraal online te lezen). ‘Niet zeker zijn is beter dan zeker zijn. We hebben onze zekerheid met talloze levens van anderen moeten bekopen’. ‘ Een mens is geen som van zijn overtuigingen. Een mens is een som van zijn daden.’ Over Poesjkin zei hij dat mensen graag één dichter als de beste willen zien. Doen ze dat niet, dan moeten ze zich in het werk van meerdere grote dichters verdiepen en dan raken ze aan poëzie verslingerd. Zelf beweerde hij Baratynski en Vjazemski interessanter te vinden. Waarom? Brodsky zette zich als dichter en zelfopgeleide letterkundige graag af, tegen de bejubelde helderheid van Poesjkins stijl, tegen Lermontovs geromantiseerde ondergang, zelfs tegen de poëtica van gelijkgestemde tijdgenoten – als een zwemmer die een lange oversteek voor ogen had en des te harder de granieten kade van zich wegduwde.
Sint-Petersburg wordt het Noordelijke Venetië genoemd, maar wie zijn graf wil bezoeken moet het echte Venetië aandoen. Daar was ik vijf jaar geleden met een jeugdvriend, blogger Anton Nossik, maar ik kon het niet opbrengen. Te pijnlijk. We namen dus geen boot naar San Michele en bleven lopen door de stad en Anton begon Brodski's gedichten te reciteren. Lange teksten, zonder haperen, soms onderbroken als we een plek passeerden waar de dichter zich graag ophield.
'En ik zwoer dat als het me lukt om mijn eigen imperium te verlaten ik direct naar Venetië afreis, een kamer huur op de begane grond van een of ander palazzo zodat de golven van voorbijgaande boten door het raam naar binnen plenzen, een paar elegieën ga schrijven, roken, de sigaretten op de vochtige stenen vloer uitdrukken, hoesten en drinken en als het geld opraakt in plaats van een treinkaartje een ‘brauning’ kopen en ter plekke mijn hersens uitblazen daar ik niet geslaagd ben om een natuurlijke dood in Venetië te sterven.' Iosif Brodski, geschreven op een briefkaart.
Brodski in Venetië
Eduard Limonov keerde terug naar Rusland, en Solzjenitsyn ook. Brodski niet. In Ithaca uit 1993 verplaatst hij zich in Odysseus: repatriatie staat voor hem gelijk aan ontgoocheling.
Ha, daar staat je kroost, zelf al een matroos.
Hij vindt jou maar vullis, wat kijkt hij boos.
En de taal waarin al dat volk nu brult
Leer je toch niet, zonde van je geduld.
In Stanza’s voor de stad had de jonge Brodski opnieuw gezegd in St-Petersburg te willen sterven, niet in ballingschap in navolging van Lermontov, die in een beroemd gedicht de wolken staatloos noemde en dus koud en vrij. Vrij was Brodski zeker, volgens Gordin de meest vrije man uit hun toch al niet te gezagsgetrouwe omgeving. Het woord ‘koud’ of ‘onderkoeld’ valt ook wel eens met betrekking tot Brodskis latere poëzie, maar dat was een keuze.
Dat ik nimmer mag doodgaan ver weg van mijn dierbare stad,
aan een duifgrijze berg, als die jongeling met kromme benen.
Dat de stad niet te zien krijgt hoe ik me beklaag en bezat,
niet de wolken opzij duwt en mij deerniswekkend ziet wenen.
Hij was een trots man. Dus zag men hem vrolijk cancan dansen met de balletster Barysjnikov, minzaam lachen naar zijn studentes in New England, proosten met prominente intellectuelen. Alleen zag hij er in Amerika opeens tien jaar ouder uit, alsof hij een tijdreis had gemaakt, en stierven kort na elkaar zijn ouders eer het hem lukte om tenminste een van hen op bezoek te laten komen. Op zijn 55ste lag hij opeens alleen dood op de vloer van zijn flat in Brooklyn.
Een dichter dient de losgetornde naad
tussen het lichaam en de geest te hechten.
Zijn gave is een naald. Zijn stem – de draad.
Niets dan de dood kan dat gerijg beslechten.
Brodski had maar één leven dat hij in het Westen voltooide, zeggend: je kunt beter de laatste loser zijn in een democratie dan een martelaar of een geestelijk leider in een autocratie. Rusland had maar één Brodski en deed hem weg. Pas nu begint door te dringen van welk een vervolgoeuvre het zich eigenhandig heeft beroofd.