Het vergelijken van het Duitsland van Hitler met de Sovjet-Unie van Stalin wordt in Rusland binnenkort wettelijk verboden. Het is de zoveelste maatregel om de geschiedenis naar de wens van het Kremlin te modelleren. Poetin bouwt al twintig jaar aan de mythe van een groots en onfeilbaar verleden, in de hoop dat dit Rusland een ideologie verschaft en bij het buitenland respect afdwingt, schrijft cultuurcriticus Andrej Archangelski.
Lessen ter gelegenheid van 75 jaar overwinning op nazi-Duitsland. Foto Kremlin
door Andrej Arkhangelski
Op 27 oktober steunde Vladimir Poetin het voorstel van Jelena Jampolskaja, Doema-afgevaardigde van regeringspartij Verenigd Rusland, om de ‘vergelijking van nazi-Duitsland met de USSR’ wettelijk te verbieden. Dit is niet de eerste maatregel waarmee het Kremlin probeert het oordeel over de eigen en de wereldgeschiedenis vast te leggen. In Rusland kun je sinds 2014 strafrechtelijk vervolgd worden wegens ‘rehabilitatie van het nazisme’, waaronder onder andere aansprakelijkheid verstaan wordt voor ‘het bewust verspreiden van valse informatie over de gedragingen van de USSR tijdens de Tweede Wereldoorlog’.
Op voorstel van de vice-voorzitter van de Doema Irina Jarovaya moet dit artikel nu worden aangescherpt: op de ‘rehabilitatie van het nazisme’ via internet komt een maximumstraf van 5 in plaats van 3 jaar te staan. In maart 2020 jaar werd een artikel over ‘bescherming van de historische waarheid’ in de Russische grondwet opgenomen. Deze wet verbiedt ‘het belang van het heldendom van het volk bij de verdediging van het vaderland kleiner te maken’. Ten slotte werd in september een speciale afdeling van het Onderzoekscomité opgericht ter bestrijding van ‘geschiedvervalsing’.
Je zou kunnen denken dat er een ernstig gevaar Rusland bedreigt, bijvoorbeeld dat neonazistische groepen sterk groeien. Alleen, er zijn in Rusland geen populaire groepen of zelfs maar bekende activisten die zichzelf neonazi noemen (zoiets kun je je ook haast niet voorstellen in een land dat 27 miljoen mensen heeft verloren in de oorlog tegen het nazisme). Met de repressieve wetten heeft het Kremlin dan ook een heel ander doel voor ogen, namelijk het verbieden van elke kritiek op daden van de vroegere Sovjet-Unie zowel voor als tijdens de oorlog. Wat is de reden dat het Kremlin zoveel energie steekt in de strijd met het verleden?
Een nieuwe utopie
Rusland houdt ervan om utopieën te bouwen, een hemel op aarde. Wanneer het niet lukt een utopie te scheppen, moet men deze ofwel opgeven, of het omgekeerde doen en de hele wereld ervan overtuigen dat de utopie al bestaat. De Sovjet-leiders waren daar heel succesvol in. Met geweld en bedrog dwongen ze mensen om te geloven dat ze in het paradijs leefden. Dit duurde totdat de meerderheid van de Sovjet-burgers het verschil besefte tussen realiteit en mythe. Toen stortte de Sovjet-Unie in elkaar.
Nu bouwt Vladimir Poetin aan een nieuwe utopie. Deze keer – symbolisch. Het Kremlin wil een mythe van het verleden scheppen die ook op het heden effect heeft. Aan dit plan is de afgelopen twintig jaar gewerkt. Deze utopie is niet alleen nodig om persoonlijke ambities te vervullen. Zij is in de eerste plaats nodig als ideologie voor Rusland. Deze ideologie bestaat eruit trots te zijn op een groots verleden. De belangrijkste basis ervan is de overwinning in de Tweede Wereldoorlog. Ze staat centraal in de moderne ideologie van Rusland. De kern van ‘de formule van trots’ luidt ongeveer als volgt: in de Tweede Wereldoorlog heeft Rusland de wereld gered - en nu moeten alle landen Rusland respecteren.
Militaire parade op het Rode Plein ter gelegenheid van 75 jaar overwinning op nazi-Duitsland. Foto Kremlin
De Tweede Wereldoorlog had echter niet alleen een einde, maar ook een begin, en wel 1939 (en niet 1941, zoals het wordt gepresenteerd in de officiële geschiedenis van de Sovjet-Unie). 1939 bedierf het hele concept, want in dat jaar ondertekenden de Sovjet-Unie en Duitsland het Molotov-Ribbentrop-pact. Dankzij het pact was kon Hitler oorlog voeren tegen Frankrijk en Groot-Brittannië zonder bang te hoeven zijn voor een aanval in de rug. In 1940 viel de Sovjet-Unie Finland aan en annexeerde het grondgebied van wat nu West-Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen, Letland en Estland is. Je kunt het natuurlijk ‘bevrijding’ (in de Sovjetjaren) of ‘preventieve verdedigingsmaatregel’ (tegenwoordig) noemen. Uiteindelijk werd de Sovjet-Unie echter zelf slachtoffer van het Molotov-Ribbentrop-pact: het nazisme had twee jaar (van 1939 tot 1941) de tijd om nog sterker worden en vervolgens moest de Sovjet-Unie een bloedige oorlog voeren op haar eigen grondgebied.
Het jaar 1939 herinnert het Kremlin aan pijnlijke momenten in de geschiedenis, bijvoorbeeld hoe ‘twee regimes Europa verdeelden in invloedssferen’, zoals de huidige Poolse premier Mateusz Morawiecki het verwoordde in zijn reactie op uitspraken van Poetin in december 2019. Je zou denken dat pijnlijke momenten vandaag de dag geen nieuws zijn: alle landen, niet alleen de Sovjet-Unie of Polen, hebben in de jaren dertig verkeerde beslissingen genomen. Een nieuwe formule voor internationale verzoening zou kunnen luiden: ‘Iedereen was schuldig’ (variant op Dostojevski’s ‘allen zijn voor alles schuldig’). Maar fouten toegeven vernietigt de mythe van het Kremlin van de onfeilbaarheid van Rusland. En ondermijnt daarmee de fundamenten van de huidige ideologie.
De strijd om 1939
Daarom voert Vladimir Poetin een strijd om 1939. Hij wil duidelijk maken dat de Sovjet-Unie nooit ongelijk had, bij elke daad het gelijk aan haar kant had. Dit kan worden vergeleken met hoe we de nagedachtenis van onze ouders beschermen. Ze hebben misschien fouten gemaakt, maar we onthouden alleen hun goede dingen en verbieden anderen om kritiek op hen te geven.
Ook de voormalige Sovjet-republieken, en nu onafhankelijke landen Litouwen, Letland, Estland, en Oekraïne gebruiken de Tweede Wereldoorlog tegenwoordig als ideologisch instrument. Hun standpunt is nu dat ze in de jaren veertig het slachtoffer werden van twee totalitaire regimes. In 2020 nam de Poolse Sejm een motie aan waarin het Derde Rijk en de Sovjet-Unie gelijkelijk de schuld kregen voor het ontketenen van de Tweede Wereldoorlog. Polen, het eerste slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog, is voor Rusland, in de woorden van een Russische mensenrechtenactivist, ‘een ongemakkelijke getuige’. Daarom richt het Kremlin z’n kritiek in de eerste plaats op Polen.
Cartoon uit 1939, opnieuw gedrukt in 1989 door Litouwse krant.
Beeld: Wikimedia CC
De discussie over de gelijkenis van de twee regimes begon echter veel eerder. De eersten die hierover schreven waren de filosofen Theodor Adorno in The Authoritarian Personality (1950) en Hannah Arendt in The Origins of Totalitarianism (1951). Het belangrijkste criterium van totalitarisme is volgens Arendt ‘het streven om niet alleen de politieke macht te grijpen, maar om te domineren in alle aspecten van ieders leven als een opmaat naar wereldheerschappij’.
Discussies over de overeenkomsten en verschillen tussen totalitaire regimes werden niet alleen voortgezet in Europese intellectuele kringen, maar ook in het milieu van Sovjet-dissidenten, voornamelijk onder schrijvers. Alexander Solzjenitsyn, auteur van de Goelag Archipel, noemde zowel het socialisme als het communisme 'anti-menselijke’ verschijnselen. Er is een beroemde scène in de roman Leven en lot van de Sovjet-schrijver Vasili Grossman, geschreven in 1960 (op 14 februari 1961 namen KGB-officieren kopieën van de roman in beslag, maar een exemplaar van het boek bereikte het Westen) . Een nazi-officier zegt tegen een gevangengenomen Sovjet-politieke commissaris, een oude bolsjewiek: ‘U bent onze leraar. Wij zijn uw student.’ Hij doelde op de gelijkenis van het nazisme en het stalinisme.
Historische kans gemist
In de jaren tachtig, tijdens de perestrojka, schokte het idee van de gelijkenis van totalitaire regimes niemand meer. In 1989, onder Gorbatsjov, veroordeelde het Sovjet-parlement het Molotov-Ribbentrop-pact. Het hoogtepunt van dit klimaat was de poging om een proces tegen de Communistische Partij te voeren na de overwinning in 1991 op het communisme in Rusland. Op 7 juli 1992 hield het Constitutionele Hof zijn eerste zitting over ‘de zaak tegen de CPSU’. Het proces eindigde echter slechts met een verdeling van de bezittingen van de Communistische Partij.
22 augustus 1991 was de CPSU als organisator van de coup tegen Sovjet-leider Gorbatsjov verslagen. De Russische president Jeltsin viert de overwinning. Foto Wikimedia CC
Over het algemeen wordt dat proces beschouwd als het moment dat de historische kans werd gemist om een officieel oordeel te vellen over het totalitaire regime in de Sovjet-Unie. Dit kwam grotendeels door de positie van Boris Jeltsin, die behalve president ook lid was van de Communistische Partij. Maar het kwam ook doordat het het communistische regime (samen met de geallieerden) in 1941-1945 de overwinning op het nazisme behaalde.
Discussie in plaats van verbod
Het is een onomstotelijk feit dat de leidende democratieën van die tijd (de Verenigde Staten en Groot-Brittannië) zich met de Sovjet-Unie in de oorlog tegen het nazisme verbonden. Dit rechtvaardigt niet de praktijk van Sovjet-totalitarisme, maar het levert op zijn minst theoretische argumenten om het idee van het Sovjet-project te verdedigen. Deze argumenten zouden als volgt kunnen klinken: in tegenstelling tot nationalistische regimes was het socialistische project gericht op de toekomst. Het idee van socialisme had in die jaren nog krediet in de wereld. Bovendien hanteerde de Sovjet-ideologie op papier dezelfde universele begrippen als de westerse wereld: vrijheid, gelijkheid en broederschap. De diepste zin van het Sovjet-project bestond er waarschijnlijk juist uit het ergste kwaad te verslaan...
Al deze argumenten zouden nu mensen in Rusland nu kunnen uiten. Maar wel in het kader van een discussie. Er waren veel bekende theoretici van het Sovjet-marxisme in de USSR, denk aan Lukacs of Iljenkov en er bestonden niet te vergeten tientallen instituten voor de bestudering van het marxisme-leninisme. Het linkse idee is nog steeds populair in Rusland, ook onder filosofen. In de afgelopen dertig jaar hebben ze echter geen argumenten aangedragen om de praktijk en theorie van het socialisme te scheiden.
Voor het post-Sovjet-Rusland, dat nu flirt met de erfenis van de Sovjet-Unie, zou het het beste zijn als het vraagstuk van de overeenkomsten en verschillen tussen totalitaire regimes onderwerp van discussie bleef. Tegenwoordig zijn er echter geen gezaghebbende denkers die dit aan de Russische leiders zouden kunnen uitleggen. En in plaats van te zoeken naar intellectuele argumenten, geeft het Kremlin de voorkeur aan verboden. Het Kremlin spreekt vanuit de positie van een absoluut historisch gelijk, maar in een tijd van mondiale compromissen heeft deze strategie geen toekomst. Wie weigert in discussie te gaan, laat automatisch het standpunt van de tegenstander winnen, maar dat begrijpen ze in het Kremlin niet.