Russisch-gezinde Oost-Oekraïners wijten de industriële teloorgang van de Donbas aan Kiev dat de erts- en mijnstreek van het land sinds 2014 isoleert. Maar de Donbas is al ver voor de door Rusland gesteunde oorlog van de rebellen door Oekraïense oligarchen totaal leeggeroofd. Daarbij speelde de Partij van de Regio's van de door Euromajdan verjaagde president Viktor Janoekovitsj (zelf een Donbasser), een belangrijke rol. Mischa van Diepen legt uit hoe die corrupte schema's, die je zag optreden in alle post-sovjet-republieken, op locaal niveau werken. Het is diefstal op klaarlichte dag.
Standbeeld van steenkoolpionier Grigori Kapoestin, Lisitsjansk (foto's Mischa van Diepen)
door Mischa van Diepen
Lisitsjansk lijkt op ieder ander industriestadje in Oost-Oekraïne, met het busstation als kloppend hart en felverlichte uithangborden die de illusie van economische reuring wekken. Een marsjroetka (route-taxi) wacht op vertrek naar Severodonetsk, de tijdelijke Oekraïense hoofdstad van de provincie Loehansk sinds separatisten de eigenlijke hoofdstad Loehansk bezetten.
Maar dit is niet zomaar een stadje: Lisitsjansk is de bakermat van de Donbas. ‘In 1721 vond Kapoestin G.G. de eerste steenkool in de Donbas’, staat op een bushokje waarachter een gouden Kapoestin staat met een zwart brok steen in zijn handen. Na de ontginning van steenkool en ander kostbaars in het bekken van de rivier Donets - het Donetski Bassejn - bouwde de tsarenfamilie der Romanovs hier fabrieken die gebruikmaakten van dit hoogenergetische materiaal. Onder de Sovjets nam de industrialisering van de Donbas absurdistische vormen aan.
In 2021 ligt de bakermat van de Donbas er verwoest bij. Een glasfabriek, een sodafabriek en een rubberproducent die in de twintigste eeuw rondom de mijnen werden gebouwd, zien eruit alsof ze aan gort zijn geschoten. Hectaren aan brokken beton, resten en puien van fabrieksgebouwen met losse uiteinden van metalen frames zouden de indruk kunnen wekken dat Lisitsjansk in 2014 een zware oorlogszomer heeft gekend. Maar dat is een bedrieglijk beeld.
De Donbas was het thuishonk van Viktor Janoekovitsj, de president die door de Majdanopstand het land uit werd verjaagd. Zijn voormalige bondgenoten wijzen graag met de beschuldigende vinger naar de nieuwe machthebbers in Kiev: door hún oorlog ligt de Donbas in duigen. Vooral Joeri Boiko, voormalig fabrieksdirecteur in Lisitsjansk en het nabijgelegen Roebezjnoje, werpt zich op als hoeder van ‘de Russen’ in het oosten en zuiden van het land; zijn aanhangers waren fel gekant tegen Majdan en spreken nu graag van ‘Russische revanche’.
Juist in Lisitsjansk is zichtbaar wat die belofte betekent: een cliëntelistische carrousel rondom Boiko holt de stad al decennia uit. Hier zien wij wie er nou écht verantwoordelijk is voor de val van de Donbas.
Restanten van Lisitsjansks rubberfabriek
Oekraïne’s industriële trots aan duigen
De fabrieken van de Donbas draaiden volgens de democratische tradities van de Sovjet-Unie: de directeur droeg een politieke kandidaat voor en het personeel stemde daar gretig mee in. Ook in het onafhankelijke Oekraïne bieden steden waar de hele economie van een paar fabrieken afhangt weinig ruimte voor ideologische vervoering. Op dit fundament stond het almachtige bolwerk van de Partij van de Regio’s, met Viktor Janoekovitsj als voorman en enkele van ’s lands rijkste oligarchen – Rinat Achmetov en Dmitro Firtasj – als geldschieters. In ruil voor financiële steun en toegang tot hun mediakanalen zagen deze biznesmeny hun bezittingen veiliggesteld en zaten zij vooraan bij de verdeling van lucratieve contracten.
Toen Janoekovitsj in februari 2014 door de Majdanopstand uit Kiev werd verjaagd, werd de weerstand in de Donbas flink opgeklopt. Lokale media spraken van een fascistische machtsgreep; gewapende rebellen vulden het gat dat de afwezige Oekraïense ordebewakers en troepen hadden achtergelaten. Volgens de locale machthebbers zouden op 11 mei 2014 respectievelijk 96% en 89% van de bewoners op houtje-touwtjereferenda voor de onafhankelijkheid van de provincies van Loehansk en Donetsk hebben gestemd.
Deze ‘Volksrepublieken van Loehansk en Donetsk’ verloren vervolgens razendsnel grondgebied aan de opkrabbelende Oekraïense strijdkrachten, die in de week na het neerhalen van de MH17 zonder grote weerstand door buursteden Roebezjnoje en Severodonetsk trokken. Maar in de felle strijd om Lisitsjansk – een langgerekte en heuvelige stad – sneuvelden tientallen Oekraïense soldaten en separatisten. Op 26 juli 2014 was de driehoek van industriestadjes weer in Oekraïense handen. De frontlinie consolideerde zich ongeveer 30 kilometer verderop.
De frontlinie deelt de Donbas in tweeën (afbeelding https://www.polgeonow.com/search/label/ukraine)
In Lisitsjansk heeft de oorlog geleid tot een exodus van de plaatselijke bevolking: van de 120.000 inwoners zou de helft zijn vertrokken. Sommigen verhuisden naar delen van Oekraïne waar het leven gerieflijker is, anderen gingen naar Rusland om geld te verdienen en zij die sympathiseerden met de rebellen verdwenen naar de volksrepublieken.
Sergej Doenajev, een oud-lid van de Partij van de Regio's, van 2009 tot 2012 burgemeester van Lisitsjansk en sindsdien parlementslid in Kiev, begreep zijn separatistische stadsgenoten wel. In een toespraak op Overwinningsdag in Lisitsjansk in 2015 zei hij: ‘De oorlog heeft de Oekraïense economie tientallen jaren terug in de tijd gegooid. In de Donbas zijn steden en dorpen verwoest, vele fabrieken waar honderdduizenden landgenoten werkten zijn vernietigd of stilgelegd.'
Dat was de reden dat voormalige mijnwerkers, chemici en metaalwerkers ten strijde trokken om hun families te voeden. ‘Het zijn helden,’ zo prees Doenajev, geflankeerd door een Oekraïense vlag, deze pro-Russische separatisten.
De 'stabiele' Janoekovitsj-jaren
Wat Doenajev verdonkeremaande was dat hij een van de politieke kopstukken was die de fabrieken van Lisitsjansk al ver voor Majdan tot op het metaalskelet kaalvraten. Drie fabrieken, goed voor meer dan tienduizend werkplekken, bliezen juist tijdens de zogenaamde ‘stabiele jaren’ van Janoekovitsj’ presidentschap hun laatste adem uit.
Aleksandr Jefremov was van 1998 tot 2006 gouverneur van de provincie Loehansk en tijdens het presidentschap van Janoekovitsj fractievoorzitter van de Partij van de Regio’s. Hij dwong bedrijven in zijn provincie tegen een veelvoud van de marktprijs gas af te nemen van de BV ‘Fonds’. Ook de rubberfabriek van Lisitsjansk – ooit goed voor achtduizend werkplekken – bracht hij met dit soort prijsopdrijvingen in 2011 tot een faillissement. Leidingen werden uit de grond gegraven en loodsen aan gort geslagen om alle metalen onderdelen als oud schroot te gelde te make
‘Lissoda’, de sodafabriek van Lisitsjansk, telde in de jaren '90 drieduizend werknemers. In 2008 kocht Ruslands sodagigant Basjchim, die meer dan de helft van de Russische sodamarkt bezit, de fabriek op met het doel om alle investeringen in de concurrent stop te zetten. Niet veel later viel de fabriek helemaal stil. Omdat het bedrijf zijn rekeningen bij Oekraïne’s staatsgasbedrijf Naftogaz niet kon betalen, ging Lissoda failliet. Zo was er een concurrent minder voor de Russen en ook de enige sodafabriek die in Oekraïne overbleef, toevallig net opgekocht door oligarch Dmitro Firtasj, had er profijt van. De fabriek in Lisitsjansk implodeerde.
De ruïnes van Lissoda
De soda van Lissoda was een hoofdingrediënt voor het glas dat werd geproduceerd door ‘Proletariër’, de grootste glasfabrikant van Oekraïne. Vlak voor hij in 2009 burgemeester werd, kreeg Doenajev via tussenbedrijven een meerderheidsaandeel in de glasgigant.
Even later werd Joeri Boiko, een fabrieksdirecteur uit Roebezjnoje die zich via de Olieraffinaderij van Lisitsjansk had opgewerkt tot voorzitter van Naftogaz, benoemd tot Minister van Energie en Mijnbouw (2010-2012). Omdat Proletariër van hem de gasrekening niet hoefde te betalen, kon burgemeester Doenajev flinke winsten wegsluizen.
Na de gouden jaren van Boiko’s ministerschap werd in 2013 de gaskraan dichtgedraaid. Doenajev was er niet rauwig om. In 2014 gaf hij opdracht de fabriek te demonteren en de inventaris weg te voeren: zo is een glasoven ter waarde van 30 miljoen dollar spoorloos verdwenen. Toen Proletariër in 2017 failliet werd verklaard was er haast geen kapitaal meer over waar de schuldeisers hun claims tot een slordige 80 miljoen euro [tegen koers destijds - 2,6 miljard hryvnia, MvD] mee konden verzilveren.
Gaskraan aan of uit
De eigenaars van de drie fabrieken gebruikten uiteenlopende tactieken: soms werd de gasrekening niet betaald om in korte tijd hoge inkomsten weg te sluizen, dan weer werd een fabriek juist uitgeknepen met behulp van hoge gasprijzen. Er was één overeenkomst: aan het einde van de rit lag altijd de schroothoop. Maar wie bepaalde welke fabriek moest betalen en welke niet? Laten wij het voorbeeld nemen van glasfabriek Proletariër.
Daarvoor zoomen wij in op het Oekraïense gasnetwerk. Het land heeft een sleutelpositie in de doorvoer uit Rusland en Centraal-Azië naar Europa. In de arme jaren ’90 drong Dmitro Firtasj met een voedsel-voor-gas-schema dit gasnetwerk binnen. Hij exporteerde melkpoeder en blikvoer naar Turkmenistan. Oekraïne had harde valuta nodig om de gasrekening te betalen. Rusland zag Oekraïne – niet de betrouwbaarste betaler - liever gas afnemen van Turkmenistan, om de Europese markt voor zichzelf te kunnen houden. Zo werd Turkmenistan de grootste gasbron voor Oekraïne.
Het gaspijpnetwerk van de kunstmestfabriek van Severodonetsk boven de toegangsweg uit Lisitsjansk
In het decennium hierop groeide Firtasj van louche tussenpersoon in de gashandel naar een schaduwmacht die de Oekraïense gasmarkt controleerde. Voor Rusland was het essentieel om Firtasj als Oekraïense tegenpartij in ondoorzichtige gasdeals te betrekken.
Samen met de Russen dreef Firtasj een wig tussen het Oekraïense staatsgasbedrijf Naftogaz en Gazprom: het splinternieuwe RosUkrEnergo (RUE) verzorgde vanaf 2004 de transit van Turkmeens gas naar Oekraïne. De helft van dit bedrijf was in handen van Gazprom en respectievelijk 45% en 5% stonden op naam van Firtasj en zijn kompaan Ivan Foersin (zoals pas in 2006 bekend werd).
Daarvoor was een (eerste) gasconflict tussen Oekraïne en Rusland nodig. Nadat de Oranjerevolutie van 2004 voorkwam dat Janoekovitsj als aangewezen opvolger van president Koetsjma met stembusfraude aan de macht kwam, probeerde de tandem van de nieuwe president Joesjtsjenko en premier Joelia Timosjenko tussenhandelaar RosUkrEnergo uit de gasleverantie aan Oekraïne te slopen. Maar door de gaskraan naar Oekraïne enkele dagen dicht te draaien dwong Poetin begin 2006 – Joesjtsjenko had Timosjenko’s regering inmiddels weggestuurd - juist een deal af waarin de rol van RUE uitgebreid werd: het bedrijf kreeg het alleenrecht op het transport van gas tot de Oekraïense grens. Uit een joint venture van Naftogaz en RUE met een monopolie op de gasdistributie aan de Oekraïense industrie incasseerde Gazprom voortaan ook nog een kwart van deze distributiegelden.
Pas bij deze deal werd bekend dat Dmitro Firtasj profiteerde van een constructie waarmee Gazprom miljarden (dollars) weggaf: de prijzen die met de tussenhandelaar werden afgesproken lagen ver onder de marktprijs, maar daar moest natuurlijk wel wat tegenover staan. Volgens welingelichte bronnen was Firtasj een stroman van de Russische maffiabaas Semjon Mogilevitsj maar het is evenmin uitgesloten dat Poetin en zijn entourage zelf de uiteindelijke profiteurs waren.
Een kwetsbaar verdienmodel
Hoeveel geld in welke zakken verdween door schimmige gasdeals zal nooit duidelijk worden. De profteurs maakten gebruik van anonieme offshores. Maar de invloed van Firtasj - en daarmee Moskou - op de Oekraïense politiek is beter te bewijzen. Vertegenwoordigers van de ‘RUE Groep’, zoals de clan van Firtasj genoemd wordt, misbruikten politiek kapitaal om industriële belangen uit te breiden en Russische belangen te behartigen. Het treurigste is dat de gevolgen van deze machinaties ver na 2014 voelbaar zijn – daar kunnen ze in Lisitsjansk over meepraten.
Het politieke boegbeeld van de ‘RUE Groep’ is onze Joeri Boiko. Die werd in 2002 op voorspraak van een adviseur van toenmalig president Koetsjma van de Olieraffinaderij in het provinciestadje Lisitsjansk overgeheveld naar het machtscentrum Kiev, waar hij bestuursvoorzitter van staatsgasbedrijf Naftogaz werd. In die hoedanigheid tekende Boiko voor het optuigen van RUE en zo begon de clientele grip te krijgen op het Oekraïense gasnetwerk. Maar die positie is kwetsbaar: het verlies van politieke macht brengt de inkomsten in gevaar.
Dat bleek bij Timosjenko’s comeback als premier in 2007: na haar eerste regeerperiode van acht maanden in 2005 opende Joelia Timosjenko nu weer het vuur op RUE. Dat leidde begin 2009 tot een nieuw Russisch-Oekraïense gasconflict: weer werd de gaslevernatie stilgelegd en door Moskou een veel hogere gasprijs bedongen dan onder de RUE-constructie. Maar Timosjenko deed nu wel direct zaken met Moskou – oftewel Naftogaz met Gazprom - en het lukte haar de tussenhandelaar te elimineren.
De gasprinses
Joelia Timosjenko – ‘de gasprinses’ – kent zelf een bevlekt verleden in de gashandel. In de jaren ’90 stond zij aan het hoofd van één van de grootste gasimporteurs van Oekraïne en zou ze onder een hoedje hebben gespeeld met vicepremier Pavlo Lazarenko, die later in de VS veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van negen jaar wegens machtsmisbruik en corruptie. Timosjenko’s pogingen om het kunstmatige monopolie van RUE te breken en haar strijd tegen corruptie in de Oekraïense industrie werden daarom met argusogen bekeken.
Naftogazbaas Joeri Boiko (links) met Gazprombaas Aleksej Miller bij de ondertekening van het gascontract in 2004 (bron: Gazprom)
Ongekende weelde
Toen Viktor Janoekovitsj in 2010 tot president werd gekozen, gingen de deuren weer wagenwijd open voor een ongekende tour de force van Firtasj. Janoekovitsj liet Timosjenko opsluiten, staatsgasbedrijf Naftogaz verloor het alleenrecht op gasdistributie dat Timosjenko juist had bereikt, en Firtasj werd beloond met kortingen op regionale gasdistributielijnen. Hij kon bij de Russen gas kopen voor ruim een derde minder dan de prijs die Naftogaz in 2009 had bedongen. Ook kocht Firtasj, met behulp van een Russisch krediet van 10 miljard dollar, binnen twee jaar alle kunstmestproducenten van Oekraïne op (gas is de cruciale grondstof voor de produktie van kunstmest).
In ruil voor zijn riante financiële bijdrage aan de verkiezingswinst van Janoekovitsj kreeg het team van RosOekrEnergo de volledige controle over de Oekraïense gassector. Boiko werd Minister van Energie en Mijnbouw en benoemde handlangers aan de top van Oekraïne’s staatsenergiebedrijven. Zo werd Jevgeni Bakoelin, die twee decennia bij de Olieraffinaderij van Lisitsjansk had gewerkt, bestuursvoorzitter van Naftogaz. Met Boiko en Bakoelin is de cirkel met Lisitsjansk weer rond. Hier kun je goed zien hoe de schimmige gasdeals locaal hun weerslag hebben.
De ‘ambtenaren’ van Naftogaz wonen volgens een onderzoek van Radio Svoboda naast elkaar in een rits villa’s aan de Dnepr (screenshot YouTube)
Bij Proletariër, de glasfabriek van burgemeester Sergej Doenajev, stegen de onbetaalde gasrekeningen tot een bedrag van, omgerekend, 50 miljoen euro. Geen nood: Naftogaz van Bakoelin en Proletariër van Doenajev gooiden het in 2013 in een provinciaal rechtszaaltje op een akkoordje en verleenden de fabriek vijf jaar uitstel van betaling, ruim genoeg tijd om het bedrijf op te doeken. Zo dekten de locale industrie, politiek en rechtsspraak elkaar, met hulp van Rusland, en bleef Lisitsjansk achter met een werkloze bevolking.
Lisitsjansk betaalt de rekening
Het schema is simpel: je krijgt exclusieve toegang tot Russisch gas, gebruikt de inkomsten daaruit om politieke posities te kopen en financiert een systeem van naasting en vriendjespolitiek. Uniek voor de Janoekovitsj-jaren was dat de vroegere elkaar bestrijdende losse koninkrijkjes werden vervangen door een verticale machtspiramide. Met Naftogaz kregen Boiko en Firtasj een melkkoe in handen: schulden aan het staatsgasbedrijf konden straffeloos oplopen, gaten in de begroting werden desnoods door de staat opgevuld.
En ze leefden nog lang en gelukkig
Boiko is met name in het oosten van Oekraïne populair: in recente peilingen (van Rating en het Razumkov Centrum) staat hij tweede achter zittend president Zelensky, terwijl het Kyiv International Institute of Sociology hem beduidend lager inschaalt. Uitgerekend Boiko maakt zich hard voor industrieel herstel: ‘Steun voor de binnenlandse producent moet een hoofdprioriteit zijn in het werk van de regering en het parlement.’
Doenajev woont samen met Boiko’s dochter en vormt binnen hun partij ‘Oppositieplatform voor het Leven’ een bondje met zijn schoonvader. Sinds zijn vertrek naar Kiev in 2012 gebruikt hij zijn invloed in de gemeenteraad van Lisitsjansk bijvoorbeeld om met zijn bedrijven tenders binnen te slepen, bijvoorbeeld voor de vervanging van raamkozijnen in scholen.
Firtasj werd in maart 2014 opgepakt in Oostenrijk, op verzoek van de Verenigde Staten. Sindsdien vecht hij tegen zijn uitlevering wegens verdenking van het betalen van een kleine 20 miljoen dollar smeergeld bij de aankoop van een titaniumwinningsvergunning in India. Hij betaalde een borg van 155 miljoen euro. Toch is Firtasj in Oekraïne nog steeds een machtig man. Zo zou hij in 2014 met Majdanleiders Petro Porosjenko en Vitali Klitsjko in Wenen hebben afgesproken dat de populaire bokskampioen Klitsjko genoegen zou nemen met de burgemeesterspost in Kiev en de presidentskandidatuur van zakenman Porosjenko zou steunen. Porosjenko haalde ruim 50% van de stemmen in de eerste stemronde en versloeg daarmee de zojuist uit de gevangenis vrijgelaten Joelia Timosjenko, de aartsrivaal van Firtasj.
Deze creatieve boekhoudpraktijken maakten een systeem van clientelisme en diefstal mogelijk dat zich nestelde in alle lagen van de economie. En niet alleen de fabrieken, maar ook de nutsbedrijven van Lisitsjansk werden meegesleurd. Hier ging het om geringere bedragen, maar de gevolgen voor de stad waren groot: de afgelopen jaren zat Lisitsjansk vaak dagenlang zonder water.
Het zijn de inmiddels bekende mechanismen: burgemeester Doenajev wees een voormalig assistent aan als directeur van het gemeentelijk waterbedrijf; fabrieken betaalden hun waterrekening niet; het gemeentelijk waterbedrijf kreeg uitstel van betaling bij de provinciale elektriciteitsleverancier, die de stad van water voorziet, maar ook onmisbaar is om grondwater uit de mijnen van Lisitsjansk te pompen. Gebeurt dat laatste niet, dan dreigt een ecologische ramp.
Maar de provincie Loehansk is door de oorlog in tweeën gescheurd. Tot 2017 werd leverde de Oekraïense provinciale elektriciteitsleverancier stroom aan het bezette gebied van de Volksrepubliek Loehansk, maar de rekeningen werden niet betaald. Zo bouwde het electriciteitsbedrijf op zijn beurt een schuld van 5,2 miljard hryvnia [150 miljoen euro tegen huidige koers, MvD] op bij het staatsbedrijf ‘Energiemarkt’, dat eiste dat het bedrijf dit bedrag dan maar verhaalde op nutsbedrijven, fabrieken en andere grote afnemers in het door Oekraïne gecontroleerde deel van de provincie.
Al die schulden belandden op het bord van de gemeenteraad, die sinds 2015 voor tweederde bestond uit leden van Oppositieblok, een partij die de vroegere leden van de Partij van de Regio's verenigde. Dit alles leidde tot ondoorgrondelijke ruzies waarvoor de bevolking van Lisitsjansk voortdurend de rekening betaalt: meermalen werd de stroom afgesloten en sinds de zomer van 2019 kwam de stad periodiek meerdere dagen zonder water te zitten.
Uiteindelijk greep Kiev in: afgelopen zomer stelde de centrale overheid in Lisitsjansk een ‘civiel-militair’ bewind in dat de taken van de plaatselijke overheid waarneemt. Is die noodmaatregel eigenlijk bedoeld voor steden die zó dichtbij het front liggen dat de democratie er niet functioneert, in Lisitsjansk was ze puur nodig omdat de machtsstrijd van oud-Regionalen de eerste levensbehoeften van de burgers ondermijnt.
Terwijl heel Oekraïne in oktober 2020 gemeenteraadsleden en burgemeesters mocht kiezen, zat Lisitsjansk daarom thuis. Er is geen erk, geen water en geen democratisch stemrecht. En dat heeft allemaal niks met de oorlog in de Donbas te maken.