Op 9 augustus 2020 brak in Belarus de opstand tegen Loekasjenko uit. Sergej Veresjtsjagin werd in november tot vijf jaar strafkamp veroordeeld 'wegens het gebruik van geweld tegen een medewerker van de politie'. Uit het kamp smokkelde hij een brief naar buiten die een gruwelijk beeld geeft van de behandeling van politieke gevangenen in Belarus. De brief werd afgedrukt door Radio Liberty. 'Ik begrijp dat men mij hierheen heeft gebracht om te creperen.'
Politieke gevangene Sergej Veresjtsjagin (foto mensenrechtenorganisatie Viasna)
Op 12 augustus, in de eerste dagen van protesten in Belarus, aldus Sergej Veresjtsjagin (31), zag hij uit zijn raam hoe de oproerpolitie mensen op straat in zijn woonplaats Homel afranselde, ook meisjes. Hij begon vanuit het raam tegen de politie te schreeuwen en gooide een plastic fles in hun richting. De politiemannen drongen zijn woning binnen, sloegen hem bont en blauw en hielden hem aan. Ook op het politiebureau, aldus Sergej, sloegen ze hem - drie, vier man met knuppels op rij - en sprongen op zijn hoofd. Volgens zijn advocaat kreeg Veresjtsjagin niet minder dan 100 klappen, die een zware hersenschudding veroorzaakten en 'een hoofdwond, talloze blauwe plekken en verwondingen van onder meer zijn borstkas, de hals-, borst- en middenpartij van zijn ruggengraat en aan zijn slapen'.
De gezondheid van Sergej ging na de wrede afranseling sterk achteruit. De moeder van Sergej, die hem in de rechtbank zag, stelde vast dat zijn spraakvermogen was aangetast en in zijn laatste woord zei hij: 'Laat me naar huis gaan, ik begrijp niet wat er gebeurt'. De rechter veroordeelde hem tot 5 jaar gevangenis en stuurde hem naar een strafkamp.
In strafkolonie nr. 13 in de provincie Vitebsk bleven de artsen en het kamppersoneel hem vernederen, aldus Veresjtsjagin. Sergej werd meermaals naar een isoleercel gebracht waar hij wekenlang in kou en duisternis leefde, waar men hem de benodigde medicijnen onthield en medisch onderzoek weigerde. Zevenduizend mensen ondertekenden een petitie waarin gevraagd werd hem in het ziekenhuis op te nemen. In mei 2021 werd Sergej korte tijd opgenomen in het streekziekenhuis van Gloebokoje, maar daarna werd hij teruggestuurd naar het kamp.
'Publiceer deze brief!'
Veresjtsjagin noteerde in een handgeschreven brief nauwgezet wat er in het kamp met hem gebeurde. Hij gaf hem door aan familie via een vrijgelaten veroordeelde. Het Witrussische bureau van Radio Liberty kreeg een kopie van de brief van zijn familie en achtte het belangrijk hem te publiceren om te laten zien onder welke omstandigheden politieke gevangenen die medische hulp nodig hebben in Belarus gevangen worden gehouden.
'Ik vraag je deze brief te publiceren, zodat alle mensen weten hoe de Witrussische strafinstellingen zijn en hoe mensen met het etiket 'politiek' er hun straftijd uitzitten', schrijft Veresjtsjagin in de aanhef van zijn brief. Hij merkt op dat 'het Witrussische volk nog steeds door een roze bril kijkt' en niet begrijpt 'hoe ernstig en bedroevend de situatie in dit land is'.
'Ik kan niet begrijpen waarom ik moet lijden, waarom men mij mijn gezondheid ontnomen heeft', schrijft Sergej. 'Het is nu duidelijk geworden dat wij alleen staan tegenover een wetteloze politie die wij de vrije hand hebben gegeven en toestaan nog meer willekeur in het land te laten heersen'. (Tekst van de brief loopt door na het chronologisch kader).
Repressie in Belarus sinds 9 augustus 2020
Sinds vorige zomer zijn er 36.000 arrestaties verricht in verband met de protesten tegen de vervalste verkiezingsuitslag, waarbij Loekasjenko de overwinning claimde.
Justitie in Belarus heeft meer dan 4.200 strafzaken wegens ‘extremisme en terrorisme’ geopend. Er is tegen meer dan 1.100 mensen vervolging ingesteld. Bijna 1.000 mensen zijn berecht op deze aanklachten.
Sinds augustus 2020 zijn er bijna 4.700 strafzaken geopend wegens ‘illegale massameetings, rellen, protesten, schending van openbare veiligheid, opzettelijke vernieling, geweld en doodsbedreigingen tegen functionarissen en hun familieleden’. De meeste zaken betreffen art. 341 (vernieling en schade aan gebouwen) en art. 369 (belediging van een regeringsfunctionaris). Het onderzoek naar 857 zaken is afgerond.
Op 1 augustus 2021 zaten 604 mensen wegens politieke activiteiten gevangen.
Meer dan 30 journalisten en medewerkers van massamedia zitten achter slot en grendel.
In mei, juni en juli 2021 werden invallen gedaan bij onafhankelijke media. Hun kantoren werden gesloten en journalisten opgepakt. De website van nieuwsorganisatie tut.by, dat dagelijks 3,3 miljoen bezoekers trok, werd geblokkeerd en 12 van hun journalisten zitten nog steeds vast. Ook de site van Nasja Niva, een weekblad dat sinds 1906 bestond, werd in juli geblokkeerd. De hoofdredacteur en adjunct werden opgepakt.
Meer dan 50 ngo’s zijn geliquideerd.
Op 21 mei stierf de 50-jarige politiek gevangene Vitold Asjoerak in de cel. Hij was in januari tot 5 jaar veroordeeld wegens deelname aan de protesten tegen Loekasjenko. Hij lijkt te zijn bezweken aan ondervoeding en mishandeling.
Op 23 mei werd de Witrussische oppositie-activist Roman Protasevitsj gearresteerd, nadat zijn vlucht van Ryanair op weg naar Vilnius gedwongen werd te landen in Minsk. Protasevitsj is sindsdien tweemaal op televisie verschenen met een spijtverklaring en bevindt zich nu onder huisarrest in afwachting van zijn proces. Hij was een van de oprichters van het populaire Telegram-kanaal NEXTA dat vanuit Polen de protesten tegen Loekasjenko online bracht en deelde.
Op 6 juli werd Viktor Babariko veroordeeld tot 14 jaar opsluiting op beschuldiging van corruptie. De voormalige bankier Babariko werd in juni 2020 gearresteerd toen hij probeerde zich te laten registreren als tegenkandidaat van Aleksandr Loekasjenko voor de presidentsverkiezingen van augustus dat jaar.
Op 14 juli werd een inval gedaan in de kantoren van een aantal bekende mensenrechtenorganisaties, waaronder het kantoor van Viasna (Lente), dat sinds 1996 actief is. Bestuurders en activisten van Viasna werden gearresteerd.
Op 4 augustus 2021 begon achter gesloten deuren het proces tegen twee prominente leden van de oppositie, Maria Kolesnikova en Maxim Znak. Zij worden beschuldigd van ‘samenzwering om de macht te grijpen’. Kolesnikova en Znak waren lid van de Coördinatieraad van Svetlana Tichanovskaja, die in plaats van haar gevangen man meedeed aan de verkiezingen van 9 augustus vorig jaar. De vervalste uitlag hiervan ontketende de volksopstand. Maria Kolesnikova verscheurde haar paspoort toen de politie haar probeerde uit te zetten naar Oekraïne. Sindsdien zit ze gevangen.
Tijdens de protestacties in augustus vorig jaar kwamen zeker vijf mensen om het leven. Als gevolg van mishandeling door de politie tijdens hun arrestatie stierven later nog twee mannen. Op 3 augustus werd het lichaam van de 26-jarige activist Vitali Sjisjov gevonden in een park in de Oekraïense hoofdstad Kiëv. Sjisjov was uitgeweken naar Kiëv waar hij andere gevluchte Witrussen hielp. Zijn omgeving achtte zelfmoord door verhanging onwaarschijnlijk en wees erop dat hij de laatste dagen voor zijn dood gevolgd werd.
De oppositie heeft 4.000 gevallen van marteling gedocumenteerd. Volgens een officiële opgave hebben 1.800 mensen een klacht ingediend wegens mishandeling en/of marteling tijdens de protesten van vorig jaar. Geen enkele klacht heeft nog tot een rechtszaak geleid.
120.000 Witrussen hebben de wijk genomen naar Oekraïne.
Bronnen: Ifex.org, spring96.org/en, Svaboda.org
Uit de gevangenis gesmokkelde brief van Sergej Veresjtsjagin (foto Radio Liberty)
Veresjtsjagin roept de Witrussen op 'hun bril af te zetten' en iets te doen 'opdat wij, Witrussen, in voorspoed, gelukkig en met een glimlach kunnen leven'. 'En dat onze moeders alleen van blijdschap hoeven te huilen en niet omdat men hun zonen doodt en illegaal vasthoudt'.
'Vanaf het moment dat ik in het strafkamp aankwam ben ik door de kampleiding voortdurend aan vernederingen blootgesteld. Ik begreep dat men mij hierheen heeft gebracht om te creperen. Ik leef onder omstandigheden waaronder de levenden jaloers zijn op de doden'.
'Toen ik aankwam in het kamp, moest ik twee weken in quarantaine. In die tijd werd ik bestempeld tot een ernstige overtreder van het kampregime, hoewel ik geen enkele regel heb overtreden', aldus Sergej. 'De eerste twee overtredingen werden mij aangewreven omdat ik op mijn brits ging liggen, wanneer ik duizelig werd en het bewustzijn verloor - ondanks het feit dat op mijn gevangenenkaart de aantekening 'bed-regime' staat vermeld. De derde bestraffing was helemaal verzonnen: ik zou gerookt hebben. Ik probeerde te bewijzen dat ik die overtreding niet begaan had, maar men confronteerde mij gewoon met het feit dat mij hiervoor bezoek en pakjes werden onthouden.'
Tijdens de quarantaine kreeg hij tal van 'waarschuwende reprimandes': hij zou geneigd zijn tot extremisme, zelfmoord, tot de organisatie van een overval op de kampleiding, tot het nemen van gijzelaars. 'Ze daagden me gewoon voor een commissie en zeiden dat ik die en die reprimande kreeg, zonder dat ik de gelegenheid kreeg me te verdedigen en zonder uitleg op welke gronden en om welke redenen ik werd gestraft', schrijft Sergej.
'Ik voel me al lange tijd slecht, maar ik krijg niet de noodzakelijke en onmisbare medische hulp. Ik ben voortdurend duizelig, ik ben slecht gaan zien, en de linkerkant van mijn hele lichaam is gevoelloos, ik heb voortdurend hoofdpijn en verlies het bewustzijn. Alle gewrichten in handen en voeten zijn gebroken, waardoor ik voortdurend vreselijke pijn heb.'
'Ik heb geprobeerd in de ziekenboeg te komen en toegang te krijgen tot de dienstdoende en andere artsen. Lange tijd werd ik gewoon niet ontvangen. Onderweg naar de ziekenafdeling werd ik voortdurend aangehouden door kampmedewerkers die me om verschillende redenen terugstuurden.' Volgens Sergej is het duidelijk dat het de chef van de afdeling protocol Igor Stozjik niet bevalt dat hij naar de ziekenboeg gaat en hulp vraagt aan de artsen.
'Uiteindelijk kreeg ik Nadezjda Patkevitsj, de leider van de ziekenafdeling, te pakken en heb haar alles uitgelegd. Ze nam mijn bloeddruk op, keek op mijn kampkaart, hoorde me aan en zei: "Laten we de bloeddruk nog eens meten". Toen begreep ik dat er iets niet in orde was. Daarna zei ze dat ze niet wist wat ze met me aanmoest, dat ze moest overleggen met de kampleiding. En zei dat ik aan het werk moest gaan. Ik ging weg, maar kon mijn benen nauwelijks bewegen en viel bijna flauw. Daarna bleven tientallen pogingen om contact met haar te leggen zonder resultaat. Toen ik weer in de ziekenboeg belandde, zei zij tegen de secretaresse: "Zeg tegen hem dat ik vandaag geen spreekuur heb".'
Sergej klopte ook bij andere artsen die in het kamp werken aan, zoals bij therapeut Oleg Doebas. Hij legde hem uit dat hij niet kan slapen van de hoofdpijn en dat zijn hoofd tolt, dat het hem zwart voor de ogen wordt en dat hij bang is het bewustzijn te verliezen.
'Daarop zei deze [therapeut]: "Je hangt me de keel uit met je hoofdpijn". En hij stuurde me terug naar mijn werk,' schrijft Sergej. Eén vrouwelijke arts gaf hem een tabletje omeprazol [een middel tegen maagklachten - red], hoewel hij klaagde over gevoelloosheid in het linkerdeel van zijn lichaam.
'Een andere keer schreef een ziekenbroeder, die zag dat mijn toestand extreem slecht was, een ziekenbriefje uit voor de volgende dag en een doorverwijzing naar de neuroloog,' aldus Veresjtsjagin. Maar toen hij daarmee de volgende dag naar de arts ging, hield de chef van de afdeling protocol Igor Stozjik hem aan en 'ontstak in woede'.
'Hij kreeg een woedeaanval, griste mijn verwijsbriefje uit mijn handen, rende voor me uit naar de ziekenafdeling, schold alle artsen uit en zei spottend: "Je hebt geen ziekenbriefje meer".'
37 hartslagen per minuut
Veresjtsjagins toestand ging steeds verder achteruit en nadat ze hem in de isoleercel zetten, waar hij 11 nachten niet sliep, kreeg hij een hartaanval. Daarna brachten ze hem toch over naar de ziekenboeg van de gesloten onderzoeksafdeling.
'Ze maakten een cardiogram, daarna nog een, en belden een ambulance. Ik werd omgekleed, zodat de artsen niet zouden zien dat op mijn kleding de code SIZO [isoleercel] stond. De ambulance kwam, ze bekeken mijn cardiogram, gaven me een injectie en maakten opnieuw een cardiogram: mijn hartslag was 37, het hartritme was verstoord, omdat ik van de kou 11 dagen niet geslapen had, vertraagde mijn hartslag.'
Vanwege de ernst van zijn gezondheidstoestand werd Veresjtsjagin voor 6 dagen uit het kamp naar het ziekenhuis van Gloebokoje gebracht. Daar lag hij voortdurend aan een infuus met atropine, maar daarvan verslechterde zijn toestand alleen maar.
'Men wil mij veranderen in een dier, ik slaap op de grond, zonder deken. Ik zie de hemel niet, de lucht niet, ik heb geen recht op normaal voedsel, ik word gevoederd als een kettinghond'
'Meer onderzoek werd niet gedaan,' schrijft Sergej. 'Ik kreeg alleen atropine, om de hartslag op te krikken, dat was de enige medische behandeling. Ze maakten een röntgenfoto van mijn inwendige organen, de neuroloog kwam vragen waar ik last van had en vertrok weer. Ik zei dat ik voortdurend duizelig was en hoofdpijn had, dat ik bewusteloos raak, dat de linkerkant van mijn lichaam gevoelloos is: niemand keek hiernaar en er was geen enkel onderzoek of behandeling. Ze keken alleen naar mijn hart, dat lang geen rust had gekend, omdat ik 11 dagen niet had geslapen van de kou in de isoleercel. Dat ze me atropine toedienden maakte mijn gezondheid alleen maar slechter. In het ziekenhuis kreeg ik hartklachten en mijn hart doet nog steeds pijn. Ze hadden me rust en warmte moeten geven in plaats van medicijnen om de polsslag te verhogen.'
Hij schrijft dat de vijandigheid van de kampleiding na zijn terugkeer uit het ziekenhuis alleen maar toenam en de vernederingen en beledigingen gingen door. Tenslotte stuurde men hem opnieuw naar een type isoleercel, waar hij tot 6 maanden kan worden opgesloten.
'De chef van de bewakingsdienst Nikolaj Ratsjila wreef me nog een overtreding aan die ik niet heb begaan. Hij rapporteerde dat ik een gesprek had gevoerd met iemand, met wie ik in die tijd helemaal niet gesproken heb. Voor die overtreding belandde ik weer in de isoleer, waar ik 9 dagen alleen zat. Daarna kreeg ik er nog eens 7 dagen bij. Door de koude en vochtigheid deed ik geen oog dicht, want in zulke kou kun je niet inslapen. Liggend op de koude grond droomde ik van een plaid of een warme trui'.
Veresjtsjagin onderstreept dat hij als 'politieke' niet alleen door de week moet werken maar ook op zaterdag. Men doet alles 'om je te vernederen en beledigen'.
Sadistische kampfunctionarissen
'Aangezien ik een politieke gevangene ben hebben ze mij tot extremist verklaard, zo kunnen ze de statistiek van de campagne tegen extremisme opkrikken. Men straft mij om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen. Van de kant van de leiding ondervind ik voortdurende repressie. Sommige kampfunctionarissen gebruiken de situatie om hun psychische afwijkingen mee te bevredigen. Ze mogen alles met me uithalen en men stimuleert hun misdadigheid. Alles wat moreel verheven, al het mooiste en stralendste in mij wordt gedood. Alles wordt gedaan om me fysiek te vernietigen: vernederingen, bespotting, marteling met koude, eenzaamheid.'
De brief van politieke gevangene Sergej Veresjtsjagin (foto Radio Liberty)
'Op dit moment worden bijna al mijn constitutionele rechten geschonden, alle wetten die mij moeten beschermen De kampleiding wil mij veranderen in een dier, dat niet kan denken en niemand iets kan vertellen. Mijn omstandigheden zijn zo dat ik op de grond slaap, ik heb zelfs geen deken. Ik zie de hemel niet, de lucht niet, ik heb geen recht op normaal voedsel, ik word gevoederd als een kettinghond. Men probeert te verijdelen dat ik contact heb met mensen, mijn recht op telefonisch contact wordt beperkt, en als ze mij toestaan te bellen, dan uiterst zelden en alleen in aanwezigheid van twee agenten, die over mij heengebogen staan en meeluisteren, zodat ik niets tegen mijn moeder kan vertellen. Onlangs hoorde ik van mijn moeder dat niet al mijn brieven aankomen.'
'Mijn gezondheid gaat steeds verder achteruit, maar de kampleiding doet alles om mij de mogelijkheid van onderzoek of behandeling te ontzeggen. En dat doet men om te voorkomen dat wordt vastgesteld hoe zwaar de gevolgen van mijn aftuiging voor mijn gezondheid zijn geweest,' schrijft Sergej. 'Onlangs had ik een gesprek met een functionaris die me zei dat ik niks meer mocht schrijven over mijn gezondheidstoestand, die dagelijks verslechtert. Ik kan ook niet per telefoon me mijn moeder over mijn gezondheid praten, omdat ik volledig gecontroleerd word. Het enige wat mij overblijft is tandenknarsend de beledigingen van de kant van de kampmedewerkers slikken.'