Tijdens de videovergadering van de CSTO op maandag 10 januari stemden de lidstaten in met een gezamenlijk militair optreden om de rust in Kazachstan te doen terugkeren. Hoe staat het met het draagvlak voor dit optreden in de lidstaten?
De leiders van de CSTO-lidstaten tijdens het spoedberaad op maandag 10 januari. Rechtsmidden Stanislav Zas, de secretaris-generaal van de organisatie. (Akorda.kz)
door Tijs van de Vijver
Op woensdag 5 januari riep President Tokajev van Kazachstan op grond van Artikel 4 van de CSTO de hulp in van het militaire bondgenootschap om de onrust in zijn land onder controle te krijgen. Een dag later stuurde Rusland zo’n 2300 militairen de grens over. Het was de eerste keer dat de lidstaten van de Verdragsorganisatie voor Collectieve Veiligheid (CSTO), vaak omschreven als ‘de Russiche NAVO,’ een troepenmacht stuurde.
De belangrijkste pijler van de organisatie is Artikel 4 van het Collectieve Veiligheidsverdrag. Dit artikel, gemodelleerd naar Artikel 5 van de NAVO, houdt in dat de lidstaten elkaar bijstaan in gevallen van militaire agressie, terrorisme of georganiseerde misdaad. Een belangrijke voorwaarde om Artikel 4 te triggeren, is dat de dreiging uit het buitenland afkomstig is: binnenlandse onrust valt niet onder het mandaat van de CSTO.
Daarom was het Tokajev er in het CSTO-spoedberaad op maandag 10 januari er veel aan gelegen om de andere leden van het bondgenootschap ervan te overtuigen dat de protesten inderdaad vanuit het buitenland waren geïnstigeerd. Nadat Tokajev eerder al had aangegeven dat ‘20.000 lokale en buitenlandse gewapende en getrainde bandieten’ verantwoordelijk waren voor de onrust in het land, beargumenteerde de Kazachs President tijdens de vergadering van de CSTO dat duizenden ‘hyena’s’ ‘in golven’ over het land waren gerold.
Ondanks het gebrekkige bewijs van Tokajevs zijde, bleek zijn uitleg voldoende om de leiders van Armenië, Belarus, Kirgizië, Rusland, en Tadzjikistan te doen instemmen met een gezamenlijke militaire respons. Het draagvlak voor de beslissing om militairen naar Kazachstan te sturen, lijkt om uiteenlopende redenen echter niet in elke lidstaat even groot. Welke belangen spelen er in deelnemende CSTO-lidstaten?
Armenië
Armenië stuurde onder de vleugels van de CSTO zo’n zeventig manschappen naar Kazachstan. Verschillende stemmen in de Armeense oppositie spraken zich uit tegen dit besluit. Ten eerste zou er, gezien het verloop van de Armeense fluwelen revolutie die Pasjinian in 2018 aan de macht hielp, een bittere ironie schuilen in de beslissing van de Armeense leider om Kazachstan te helpen bij het neerslaan van straatprotesten. Ten tweede lijken velen in Armenië verbolgen over de weigering van de verdragsorganisatie om het land te hulp te schieten toen Azerbeidzjaanse troepen een kleine twee maanden geleden soeverein Armeens grondgebied betraden.
De Armeense autoriteiten hebben geprobeerd deze kritiek van zich af te slaan. Volgens Armen Grigorian, secretaris van de Armeense veiligheidsraad, moet het land haar verantwoordelijkheid nemen als het wil dat ‘de veiligheidsmechanismen van CSTO naar behoren werken.’ Volgens Grigorian is er daarnaast een groot verschil tussen de Armeense fluwelen revolutie en de situatie in Kazachstan: de crisis in Kazachstan zou ‘een terroristisch proces’ zijn, waarmee hij Tokajevs uitleg bij de CSTO onderschreef.
Ook vanuit Azerbeidzjan klonk al gauw kritiek op de Armeense toezegging deel te nemen aan de CSTO-missie. Een aan het regime gelieerde politiek noemde de Armeense deelname aan de missie in Kazachstan getuigen van de CSTO als ‘instrument van wraak tegen een Turks land.’
Armeense premier Pasjinian tijdens de videovergadering van de CSTO (Primeminister.am)
Belarus
Aleksandr Loekasjenko, de illegitieme president van Belarus, onderschreef de opvatting van Tokajev dat de Kazachse demonstraties vanuit het buitenland werden georkestreerd en trok een parallel met de al dan niet vermeende buitenlandse inmenging in onder anderen Irak, Libië, Syrië, Oekraïne, en recenter, het eigen land. Daarnaast drukte Loekasjenko de CSTO-bondgenoten op het hart dat zij zich niets moeten aantrekken van Westerse klaagzangen over ‘democratie, vrijheid, enzovoorts.’ In plaats daarvan zouden de Kazachse demonstranten ‘zich op hun knieën moeten verontschuldigen bij het leger.’ Ook zouden de gebeurtenissen in Kazachstan volgens Loekasjenko een les zijn voor Belarus: ‘nu begrijpen we wat ook hier had kunnen gebeuren.’
Overigens wordt bijval voor de Kazachse demonstranten niet getolereerd in het Belarus van Loekasjenko. Zo is een Belarussische sympathisant die op 5 januari de boodschap ‘Geweldig. Goed gedaan Kazachen, we hebben hen hier ook nodig!’ [Класс. Казахи Молодцы, их к нам надо!!!] de wereld instuurde opgepakt. Het is niet bekend hoe de aanklacht tegen hem luidt, noch waar hij gevangen is.
Kirgizië
De autoriteiten van Kirgizië besloten uiteindelijk om net als Armenië een kleine troepenmacht naar Kazachstan te sturen. Zo’n 150 elitetroepen zouden onder de vleugels van de CSTO worden uitgezonden. Ze zouden vooral overheidsgebouwen moeten bewaken.
Het Kirgizisch parlement liep er niet meteen voor warm om troepen naar Kazachstan te sturen. Volgens volksvertegenwoordiger Kydykbajev moet het land zich vooral niet bemoeien met een ‘intern conflict’ van een buurland. Kydykbajev zou liever humanitaire hulp sturen. Onafhankelijk parlementslid Bekesjev vroeg zich af waarom Doesjanbe 150 elitetroepen zou moeten afstaan aan een land dat kan terugvallen op een troepenmacht van tientallen duizenden. Ook buiten het parlement zwol de kritiek al snel aan aan. Volgens demonstranten zou het meedoen aan de missie van de CSTO ongrondwettelijk zijn, aangezien Kirgizische troepen volgens de grondwet zich niet mogen mengen in conflicten buiten Kirgizië. In Kazachstan zouden de Kirgizische aanwezigheid slechts dienen om het imago van de CSTO op te vijzelen en om ‘de imperiale ambities van het Kremlin’ te helpen verwezenlijken.
Overigens bestaat er in Kirgizië veel onrust over het lot van meerdere Kirgiziërs die in Kazachstan worden vastgehouden als ‘internationaal terrorist.’ Zo werd de in Kirgizië bekende jazzpianist Vikram Roezachoenov hardhandig vastgezet, waarbij hij meerdere kneuzingen en schrammen in zijn gezicht opliep. Ook werd hij gedwongen een publieke bekentenis van zijn vermeende wandaden af te leggen. Na een lobby van het Kirgizische ministerie van Buitenlandse Zaken en van activistische collega-musici uit Kirgizië kwam Roezachoenov vrij en mocht hij terugkeren naar zijn thuisland, maar activisten blijven lobbyen voor de vrijlating van zo’n 38 andere in Kazachstan vastzittende Kirgiziërs.
Oezbekistan
Oezbekistan ondertekende in 1992 in de Oezbeekse hoofdstad Tasjkent het Gemeenschappelijke Veiligheidsverdrag (CST), maar het land haakte in 1999 af. Nadat het zich in 2006 voor een tweede maal had aangesloten bij de CSTO, verliet Oezbekistan het verbond in 2012 voor een tweede maal. Het land zou het volgens Kommersant niet eens zijn met de ‘strategische plannen van de CSTO in Afghanistan’ en zou het intensiveren van de militaire samenwerking tussen de lidstaten niet zien zitten. Daarom was Oezbeeks President Mirzijojev op zichzelf aangewezen om een gevreesd Kazachs spill-over effect naar Oezbekistan voor te zijn. Hopende Kazachse prijsstijgingen en daaropvolgende onrust te voorkomen, hebben de autoriteiten in Tasjkent eerder geplande marktliberaliseringen uitgesteld. Ook is de export van gas en elektriciteit naar China afgeschaald om mogelijke binnenlandse leveringsproblemen te voorkomen.
Oezbekistan zou zich na de onrust in Kazachstan wederom op de relatie met Rusland en de CSTO beraden: om snel te kunnen handelen als een Kazachs scenario in zich in Oezbekistan dreigt te voltrekken, spoort Rusland Oezbekistan aan zich weer aan te sluiten bij de CSTO. Vanuit Minsk waarschuwde Loekasjenko dat Oezbekistan in het bijzonder moet oppassen voor ‘internationale terroristen’ als het buiten de CSTO blijft. Politiek analisten betwijfelen of Mirzijojev gehoor zal geven aan de aansporing. Zo voorspelde Bachtijor Ergasjev, directeur van het Oezbeekse onderzoekscentrum Ma’no, op 11 januari in gesprek met het Russische persbureau Sputnik News dat ‘Oezbekistan zich voor hulp zal richten tot Rusland, niet tot de CSTO. Oezbekistan zal zich niet aansluiten bij militaire of politieke blokken.’
Presidenten Mirzijojev van Oezbekistan en Rachmon van Tadzjikistan (President.uz)
Tadzjikistan
Ondanks het gebrek aan bewijs dat ‘internationale terroristen’ inderdaad verantwoordelijk zijn voor de situatie in Kazachstan, onderschreef Tadzjieks President Rachmon in de CSTO-vergadering van 10 januari de vrees van Kazachs President Tokajev voor de aanwezigheid van terroristische ‘sleeper cells’ in de CSTO-lidstaten. Zo’n 6000 militanten zouden zich ophouden langs de zuidgrens van de CSTO.
Rachmon maakte van de gelegenheid gebruik om het bondgenootschap op te roepen nauwer samen te werken om deze uitdaging het hoofd te beiden. Maria Zacharova, woordvoerder van het Russisch ministerie van Buitenlandse Zaken, bevestigde op 14 januari dat de CSTO met de voorstellen van Rachmon aan de slag ging, en ook uit Minsk kwam bijval voor Rachmon: Loekasjenko zou best troepen willen sturen om een ‘Kazachs scenario’ in Tadzjikistan te voorkomen.
Bronnen: Belsat, Eurasianet, JAM News, Moscow Times, ODKB-CSTO.org, Pamir Daily.