In Estland leven de Russische minderheid en de Estse bevolking grotendeels langs elkaar heen. De Russische invasie van Oekraïne verstoort de precaire rust. Is de Russische minderheid echt te vertrouwen? Estland neemt maatregelen tegen Russische symbolen en propaganda en voert discussie over integratie. De Esten vinden dat ze tolerant genoeg zijn geweest, schrijft Jeroen Bult.
De Bronzen Soldaat, omstreden monument ter ere van de Sovjet-overwinning op nazi-Duitsland. Foto wikimedia cc
door Jeroen Bult
De media in Estland stonden er uitgebreid bij stil. Onlangs was het precies vijftien jaar geleden dat de regering van Estland besloot het Sovjet-standbeeld van de Bronzen Soldaat te laten verwijderen uit een parkje in het centrum van hoofdstad, met de ernstigste rellen sinds het herstel van de nationale onafhankelijkheid in 1991 als gevolg. De ondertoon van de recente terugblikken: kunnen zulke onlusten zich opnieuw voordoen?
Over wat er zich die aprildagen in 2007 nu precies heeft afgespeeld achter de politieke schermen lopen de meningen nog altijd uiteen. Was het monument een pleisterplaats voor Estse en Russische militanten geworden en dreigden gewelddadige confrontaties, zoals de regering-Ansip destijds beweerde? Was de verkiezingszege van Ansips liberale Hervormingspartij, een paar weken eerder, de premier naar de bol gestegen en/of wilde hij in de conservatief-nationalistische vijver vissen, zoals sceptici beweerden?
Hoe dan ook, voor de meeste autochtone Esten staat het standbeeld symbool voor een door hen verafschuwd, repressief hoofdstuk uit de nationale geschiedenis: dat van de bezetting door de Sovjet-Unie en alle ellende die daarmee gepaard ging (deportaties, russificering, vernietiging leefmilieu). Dat de Bronzen Soldaat werd afgevoerd naar een, lastig vindbaar, gedeelte van een militaire begraafplaats nabij de zuidelijke ringweg juichten velen van hen stilletjes toe, zijnde een terechte degradatie naar de historische obscuriteit.
Russen/Russischtaligen in Estland
Op 1 januari 2022 telde Estland 1.328.000 inwoners.
Er wonen 322.000 Russen, dat is 25% van de bevolking.
Van hen bezitten ongeveer 80.000 het Russische staatsburgerschap.
Daarnaast heeft Estland 70.000 inwoners zonder staatsburgerschap (ze verloren dat na de ontbinding van de USSR en hebben zich niet ingespannen om het Estse staatsburgerschap te verwerven).
Maar voor de leden van de Russische minderheid – migranten die in de Sovjet-tijd als arbeidskracht of legerofficier naar Estland waren getogen, plus hun nazaten – belichaamt het standbeeld iets heel anders: de opofferingsgezindheid van het Rode Leger dat Oost-Europa, zo ook Estland en de andere Baltische republieken, in 1944 van het nazisme heeft bevrijd. Zij zetten deze Sovjet-surrogaat-religie, die zij meenamen naar Estland, tot op de dag van vandaag op 9 mei kracht bij door zich bij het standbeeld te verzamelen, er bloemen neer te leggen en veteranen van het Rode Leger te omhelzen. Eerst in het Tõnismägi-parkje in het centrum, waar het standbeeld in september 1947 op last van de communistische autoriteiten was neergezet, en sinds 2008 op de Kaitseväe kalmistu.
De verhuizing van het monument naar dat kerkhof ervoeren zij als grievend. Al dan niet benevelde Russische jongeren raakten in Tallinn slaags met de oproerpolitie en sloegen aan het plunderen. Volgens pessimisten was het een teken dat de integratie van de Russen in de Estse samenleving was mislukt en dat er na 1991 – of eigenlijk al na 1944 – twee parallelle samenlevingen waren ontstaan die elkaar bij voorkeur straal negeren.
Oorlog in Oekraïne
Lange tijd zag het ernaar uit dat de ‘Russen-problematiek’ in een kalmer vaarwater was beland. De twee samenlevingen trokken zich, nadat de gemoederen tot bedaren waren gekomen, terug in hun schulp en leken meer geïnteresseerd te zijn in de, na een venijnige recessie, weer aantrekkende economie. Zo was er in 2014, toen Rusland de Krim inlijfde en de Donbas ontwrichtte, geen sprake van heroplevende spanningen op Estse bodem. Stringente maatregelen van de kant van de Estse autoriteiten bleven uit. Bepaalde Russischtalige websites werden beter in de gaten gehouden, evenals de harde kern van de (verder marginale) pro-Rusland-netwerken, en de Wet op het Staatsburgerschap werd op bepaalde punten versoepeld.
Conform die wet (versie 1992) kregen alleen personen die vóór 16 juni 1940, dus voor het begin van de eerste Sovjet-bezetting, in het bezit waren geweest van de Estse nationaliteit en al hun afstammelingen automatisch het staatsburgerschap. Alle andere ingezetenen van de herboren Estse republiek (de Sovjet-immigranten) dienden eerst een naturalisatieprocedure te doorlopen, met inbegrip van een taal- en rechtexamen. Het gevolg was dat een groot aantal permanente ingezetenen met een Russische achtergrond stateloos werd, hoewel hun aantal gestaag is afgenomen, van boven de 100.000 in 2010 tot rond de 70.000 nu.
Deze mensen genieten dezelfde sociale rechten als Estse staatsburgers, maar na Vladimir Poetins Oekraïense excercitie in 2014 leek het de regering geen slecht idee enige druk van de ketel te halen. De Riigikogu, het Estse parlement, nam in januari 2015 het voorstel van de regering over om de kinderen van stateloze ouders die minstens vijf jaar in Estland resideren bij geboorte gewoon automatisch het Estse staatsburgerschap te geven. Precies vijf jaar later volgde wederom een amendement: de aanvraag van het staatsburgerschap voor kinderen van wie de ene ouder de Russische nationaliteit heeft en de andere stateloos is, zou worden vereenvoudigd. Het doel was uiteraard om de nieuwe generatie Russen meer aan Estland te binden.
Maar na het begin van de Russische bloedige oorlog tegen Oekraïne op 24 februari, nota bene de nationale feestdag van Estland, lijkt er minder bereidheid tot pragmatisme. Politiek, media en Rusland-duiders in Estland ontwaarden meteen een totalitaire ideologie die zich bedient van ouderwets Sovjet-jargon (‘denazificatie’ e.d.) ter rechtvaardiging van de chronische Russische expansiezucht, een onheilspellende synthese van Groot-Russisch nationalisme en de wens ‘de grootste geopolitieke catastrofe van de 20ste eeuw’ ongedaan te maken: het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Een ideologie die in Estland geen enkele kans mocht krijgen en die bij voorbaat de kop diende te worden ingedrukt.
Demonstranten voor de Russische ambassade in Tallinn op de dag van de Russische invasie in Oekraïne. Foto via stripes.com
Het verweven van het verleden (de steeds manifester geworden aanbidding van de cultus rond de Sovjet-zege op nazi-Duitsland en de rehabilitatie van Stalin) en het heden (een veroveringsoorlog onder het mom van ‘denazificatie’) door president Poetin impliceerde dat de restanten van dat Sovjet-verleden in Estland zelf in een ander, (nog) negatiever daglicht zijn komen te staan. Is de Russische minderheid onder de huidige precaire omstandigheden – waarbij Estlands politieke en militaire solidariteit met Oekraïne onbegrensd is – echt te vertrouwen?
Russische tv-kanalen en websites geblokkeerd
Volksvertegenwoordigers en bewindslieden, maar ook toezichthouders en andere instanties legden opeens een enorme voortvarendheid aan de dag. Daags na het begin van de oorlog gelastte de Autoriteit voor de Bescherming van de Consument en Technische Regulering (TTJA) de Estse kabelaanbieders onmiddellijk te stoppen met het doorgeven van vier Russische tv-zenders.
Medio maart verordonneerde diezelfde waakhond het blokkeren van zeven Russische nieuwsportalen, waaronder die van TASS en Lenta, wegens het vergoelijken van de oorlog en het aanzetten tot haat. In april volgden nog eens vier websites. Kritiek als die van filosoof en internetactivist Märt Põder – riekte dit niet naar censuur? Waarop baseerde een technisch orgaan als de TTJA haar bevoegdheid om een dergelijk verregaand juridisch besluit te nemen eigenlijk en hoe transparant was dat? – was aan dovemansoren gericht.
Estse tv-presentatrice kondigt aan dat Estland stopt met doorgeven van Russische kanalen. Foto via Baltic News
Het parlement nam op 21 april jl. een wetsvoorstel aan inzake het verbieden van ‘symbolen van agressie’ (strikt genomen betreft het een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht). Eenieder die zich in het openbaar uitdost met symbolen die verband houden met daden van agressie, genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid kan rekenen op een stevige boete of gevangenisstraf. De wet beoogt korte metten te maken met de emblemen die kunnen worden geassocieerd met de Russische verwoestingsdrift in Oekraïne, zoals de Z (of de V) en het oranje-zwarte Sint Joris-lint.
De politie had kort voor de bekrachtiging van het wetsvoorstel bekend gemaakt alert te zullen zijn op het opspelden van en paraderen met ongewenste symbolen, inclusief de vlag van Rusland, en ook online waakzaam te zullen zijn. Herdenken van de tijdens de strijd tegen Hitler-Duitsland omgekomen dierbaren was geen punt, maar dan wel zonder die gewraakte Sovjet-tekens (‘We zijn tot dusverre tolerant geweest op 9 mei’). Twee evenementen ter herdenking van de verwijdering van de Bronzen Soldaat waren al verboden. Het beeld zelf, op de begraafplaats, was intussen bewerkt door een vandaal, met een grote ‘schaafwond’ op zijn borst als resultaat.
Onderwijs als de sleutel voor integratie?
Is alle politieke assertiviteit van de afgelopen weken gerechtvaardigd? Of is het raadzamer maatregelen van meer structurele aard te nemen, gericht op de langere termijn? Kristina Kallas, voorvrouwe van de nieuwe, sociaal-liberale partij Eesti 200, die al maanden hoog scoort in de opiniepeilingen en volgend jaar tot de regering zou kunnen worden geroepen, benadrukte in een analyse in de krant Eesti Päevaleht (26 april) dat Estland het minderhedenvraagstuk van meet af aan primair heeft benaderd vanuit het perspectief van de nationale veiligheid; neemt de Russische dreiging toe, dan komen ook de Russen in Estland meer in het vizier. Volgens Kallas, tevens oud-directeur van de dependance van de Universiteit van Tartu in Narva, de bijna geheel Russischtalige stad pal aan de grens met Rusland, is de meest effectieve manier om die twee zaken van elkaar te ontkoppelen en de integratie een echte impuls te geven door het afschaffen van de Russische scholen in Estland.
Deze onderwijsinstellingen zijn in feite een relikwie uit de tijd van de Sovjet-bezetting, toen Estland twee, strikt van elkaar gescheiden schooltypen telde: Estse en Russische. De Russische scholen, die in de hele Sovjet-Unie hetzelfde lesprogramma kenden, beperkten hun lessen Ests tot een minimum. Een bijkomstig probleem was dat Esten nauwelijks bereid waren om te doceren aan Russische (Unie-)scholen, die dus moesten terugvallen op leraren die eigenlijk niet vakbekwaam waren.
Na het herstel van de onafhanklijkheid in 1991 moesten de Russische scholen opeens uit hun isolement worden verlost en onder Ests ‘gezag’ worden gebracht, met een eigentijds, op integratie van de Russische minderheid gericht curriculum. Alleen werkten de directies van de scholen de hervormingen, die zij als een bedreiging zagen, tegen en bleef het erbarmelijk gesteld met de kennis van het Ests van de docenten op de scholen. Heden ten dage bestaan er nog ongeveer tachtig Russische scholen in Estland, waarvan 25 in Tallinn.
Politica Kristina Kallas wil van de Russische scholen af. Foto wikimedia commons
Kallas en de jurist Jevgeni Krištafovitš, een Tallinnse Hervormingspartij-prominent, bepleitten in het Eesti Päevaleht-artikel de vorming van één nationaal onderwijssysteem, zonder de huns inziens volkomen gedateerde, Russische scholen. ‘Er zijn nog altijd te veel [Russische] jongeren die niet weten, hoe ze op de markt in het Ests blauwe bessen moeten kopen’, aldus Krištafovitš, zelf van Russische afkomst (en door de Russische ambassade in Tallinn eens uitgemaakt voor russofoob).
Kallas en hij zijn zeker niet pessimistisch over de integratie van deze jongeren en maakten gewag van ruzies binnen Russische families in Estland over de oorlog in Oekraïne. Kallas: ‘De oorlog zal bijdragen aan de integratie, omdat die met name de jonge Russen de ogen heeft geopend voor [de aard van] het Kremlin-regime’. Opheffing van de Russische scholen zou een perfecte extra duw in de richting van integratie zijn.
Marju Lauristin, de grande dame van de Estse sociologie, toonde zich iets terughoudender en waarschuwde in een interview met dagblad Postimees (9 april) dat leraren er in de tussentijd wel voor moeten zorgen dat de spanningen tussen de leerlingen over het onderwerp-Oekraïne en de fricties tussen de (Russische) leerlingen en hun nieuwe, uit datzelfde Oekraïne gevluchte klasgenoten niet uit de hand lopen.
Politieke calculaties
Krištafovitš zei zich te storen aan het feit dat ‘politici die pretenderen de Russische gemeenschap te vertegenwoordigen’ soms juist proberen de integratie af te remmen. Hij noemde er drie bij naam: Yana Toom, Mihhail Kõlvart en Mihhail Stalnuhhin, coryfeeën van de meer uitgesproken vleugel van de Centrumpartij.
Deze linkspopulistische partij, de oudste partij van het hersteld-onafhankelijke Estland, heeft altijd veel aanhang gehad onder de Russische minderheid. Het bracht de partij er zowaar toe in 2004 een samenwerkingsakkoord met Vladimir Poetins Verenigd Rusland te tekenen. De Oekraïne-oorlog heeft de Centrumpartij, die momenteel met de Hervormingspartij een liefdeloze grote coalitie vormt, in het defensief gedrukt. Na druk intern beraad verklaarde zij de omstreden overeenkomst dan toch maar ongeldig (het origineel zou zoek zijn), maar tien van haar parlementariërs schitterden door afwezigheid of onthielden zich van stemming, toen het parlement op 23 februari, een dag voor de Russische invasie,een stevige verklaring ter ondersteuning van het bedreigde Oekraïne aannam.
Stalnuhhin, een van die parlementsleden en de Centrumpartij-voorman in Narva, had de Oekraïense president Zelensky kort daarvoor, ten overstaan van een Duitse krant, omschreven als ‘een clown die zijn land vernietigt’. Kõlvart, in het dagelijks leven burgemeester van Tallinn, waar de Centrumpartij al jaren de grootste partij en feitelijk alleenheerser is, droeg naar de smaak van zijn vele conservatieve criticasters en de pers recentelijk in een Russischtalige toespraak iets te nadrukkelijk de klassieke Sovjet-9 mei-verering uit.
Toom, lid van het Europees Parlement, dook medio februari op in een schreeuwprogramma op de Russische zender Rossija-1. Hun aller motivatie: met het oog op de parlementsverkiezingen van maart 2023 voorkomen dat de Russischtalige aanhang wegloopt.
De Centrumpartij, die in de peilingen inderdaad op verlies staat, zal het nemen van additionele, op de Russische minderheid gerichte maatregelen daarom wellicht willen tegenwerken. Andere partijen, zoals de Hervormingspartij, het conservatieve Vaderland en de sociaal-democratische SDE voelen juist wel voor het verder ‘veresten’ of opheffen van de Russische scholen.
Wat de grote stoorzender van de Estse politiek, het wispelturige nationalistische EKRE, in dezen wil is onduidelijk. Enerzijds hoopt deze rechtspopulistische partij meer Russische kiezers aan zich te kunnen binden, anderzijds hoopt zij ook te kunnen profiteren van het opborrelende anti-Russische sentiment. De grote vraag is dus in hoeverre politieke calculaties en winstbejag de ontwikkeling van een langetermijnvisie op de integratie van de Russen in de weg zullen staan.
Eén groep lijkt zich evenwel in stilzwijgen te hullen: de Russische minderheid zelf, de mensen om wie het uiteindelijk allemaal draait. Wat zijn hun ideeën over de toekomst van (en in) Estland? Hier wreekt zich een probleem dat de minderheid welbeschouwd al dertig jaar parten speelt: een gebrek aan cohesie en organisatie, het gevolg van sociale versnippering (generatieverschillen, hoog- en laagopgeleid, etc.) en allerlei interne twisten.
Naast het koesteren van de eigen taal en cultuur behoren het herdenkingsritueel bij Pronkssõdur op 9 mei en het wantrouwen jegens de Estse omgang met dergelijke Sovjet-monumenten tot de weinige zaken die de Russen in Estland binden. Ook dit gegeven zal het formuleren van zo’n broodnodige langetermijnstrategie er niet eenvoudiger op maken.
Jeroen Bult is historicus en publicist, gespecialiseerd in Estland, Letland en Litouwen.