Rusland richt zijn aandacht op de Balkan. Deze regio biedt kansen om de Europese Unie uit elkaar te spelen. De Balkan-landen laten zich deze aandacht welgevallen. Maar als puntje bij paaltje komt, bepaalt Europa volgens Joost van Egmond tot nu toe de grenzen van de Russische speelruimte.
door Joost van Egmond
De landen van Zuidoost-Europa flirten graag met Rusland. Of het nu gaat om Slavische broederschap of de viering van bevrijdingsoorlogen, van de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tot de Tweede Wereldoorlog, Rusland staat veelvuldig in het zonnetje. De handig getimede herdenkingen van het einde van de Tweede Wereldoorlog in dit deel van Europa de laatste jaren zorgen voor prachtig opgepoetste kerkhoven voor soldaten van het Rode leger. De Russische president Poetin bezocht de regio veelvuldig – in Belgrado was hij maar liefst twee keer.
President Poetin in Belgrado (foto kremlin.ru)
Op het eerste gezicht lijken vooral Hongarije en Servië steeds vaker naar Moskou te kijken. De Hongaarse premier Victor Orbán vindt er inspiratie voor zijn visioen van een ‘illiberale democratie’ en Servië heeft een president die ooit zijn land liever tot een Russische provincie wilde maken dan tot lid van de Europese Unie (EU). Voor velen in de regio komt daar een vermeende culturele nabijheid bovenop: van de gelijkenissen in het cyrillische schrift tot een gedeeld christelijk-orthodox geloof. Zeker in Servië pronken conservatieve nationalisten graag met Russische vlaggen en een toespraak van de Russische ambassadeur.
Tel daarbij op de kopzorgen van de in zichzelf gekeerde EU met haar Brexit, de Griekse schuldencrisis en het vluchtelingenvraagstuk, en je kunt je afvragen of landen in de regio niet groot gelijk hebben om naar alternatieven te kijken. Terwijl de EU met zichzelf bezig is, ligt de oostflank open voor Rusland om de EU uiteen te spelen.
Meer symboliek dan daden
Zover is het nog niet. De overdaad aan symboliek is vooral een teken dat er inhoudelijk weinig schot in de zaak zit. Het gedeelde verleden wordt benadrukt om de grote verschillen in de beleving van het heden te verbloemen. In de praktijk is de blik van Zuidoost-Europa nadrukkelijk naar het Westen gericht.
Hongarije is al ruim tien jaar lid van de EU en heeft geen plannen eruit te stappen. Servië werkt langzaam maar gestaag naar zo’n lidmaatschap toe, en springt - al is het morrend – tot dusver door de hoepels die Brussel daarvoor nodig acht.
Wie door de retoriek heen kijkt, ziet dat vrijwel alle landen in regio, Servië en Hongarije voorop, vooral met een oppervlakkige flirt bezig zijn. Hongarije klaagt over de EU-sancties tegen Rusland maar voert ze wel uit. Servië doet dat niet, omdat het daar als kandidaat-lid formeel nog niet aan gebonden is, maar het land let zorgvuldig op dat het niet het EU-beleid ondermijnt. Toen de EU zich bijvoorbeeld zorgen maakte dat bedrijven uit lidstaten via Servië alsnog naar Rusland zouden exporteren, haastte Belgrado zich om te benadrukken dat dat niet de bedoeling is. Servië erkent ook niet de Russische annexatie van de Krim, hoe graag Rusland dat ook zou willen.
Voor de hele regio geldt dat de landen er graag economisch samenwerken met Rusland waar het maar kan. Het zou ook gek zijn om dat niet te doen. West-Europese investeringen in de regio blijven namelijk achter bij de verwachtingen en die investeringen die worden gedaan, worden lang niet zo positief ervaren als ze op papier leken. Werkloosheid blijft even koppig hoog als de lonen laag zijn. Zelfs de stijging van het bruto nationaal product is al niet imposant.
De voorzitter van het Europees Parlement Martin Schultz met de Hongaarse president Viktor Orbán (foto Flickr)
Europa bepaalt grenzen
Maar de grenzen voor die samenwerking worden bepaald door de EU. Dat werd duidelijk door het lot van het project South Stream, een gasleiding dwars onder de Zwarte Zee door en over de Balkan naar Hongarije.
South Stream leek een directe aanval op het EU-energiebeleid om minder afhankelijk te worden van Rusland, althans de papieren aanzet daartoe. Met South Stream zou Rusland in staat zijn om Oekraïne te omzeilen voor zijn gasleveranties aan de Balkan. Het betekende voor deze landen meer energiezekerheid, maar ook dat hun vitale belangen niet meer in lijn zouden liggen met die van Oekraïne. Rusland zou vervolgens naar hartenlust gasleveranties als drukmiddel kunnen gebruiken tegen Oekraïne, zonder daarmee de landen van Zuidoost-Europa tegen zich in het harnas te jagen.
De EU zette alle zeilen bij om South Stream te dwarsbomen. En wel op een typische EU-manier. Bulgarije, waar de pijplijn aan land zou komen, kreeg te maken met de Europese mededingingsregels. Het project South Stream werd zo langzaam gewurgd. Toen duidelijk werd dat South Stream onhaalbaar was, trok Rusland de stekker eruit. Op een typisch Russische manier. De onduidelijkheid van het EU-beleid kreeg de schuld.
Sindsdien leidt het project een comateus bestaan, klaar om te worden opgepoetst zodra het een wig kan drijven tussen de kern van de EU en Zuidoost-Europa.
Zo’n moment beleven we nu. Bulgarije is het wachten op een concrete EU-energiepolitiek beu en eist duidelijkheid. Dat is voor Rusland het moment om het aanlokkelijke South Stream weer uit de mottenballen te halen. Het voorbeeld spreekt boekdelen over de rol die Rusland speelt in de relaties tussen de EU en de Balkan.
Twee groepen Kremlinwachters
Er zijn op de Balkan globaal twee groepen Kremlinwatchers: zij die denken dat Rusland daadwerkelijk een rol van betekenis wil spelen in de regio en zij die vermoeden dat Moskou vooral zand in de raderen van de EU wil strooien.
Die tegenstelling weerspiegelt zich in de houding van de beleidsmakers in de regio. Er zijn er die echt hopen dat samenwerking met Rusland een alternatief kan zijn voor verdere EU-integratie. Maar de meesten gebruiken de flirt met Rusland vooral om hun strategische waarde voor de EU te verhogen. Voor hen is het grote voorbeeld de EU-toetreding van Bulgarije en Roemenië, die in 2007 inderhaast lid mochten worden om Rusland letterlijk de pas naar de Balkan af te snijden. Een dergelijke strategische waarde zouden landen als Servië of Macedonië graag ook hebben tijdens de onderhandelingen over toetreding.
De mogelijke routes van de Southstream-pijplijn
Beloftes waarmaken
De Balkan wil bovenal aandacht van de EU. De manier om die te krijgen is door te flirten met Rusland. Dat hoeft niet altijd even serieus te zijn. Maar Moskou laat geregeld zien dat het heel goed weet hoe het de prijs op moet drijven die de EU betaalt voor zijn invloed.
Brussel kan dan ook de interesse van Zuidoost-Europa op de lange termijn niet als rotsvast gegeven zien. De EU kon het spel rond South Stream hard spelen, maar kostte wel krediet en schiep ook verwachtingen. De EU zal om te beginnen zijn beloftes waar moeten maken en de energiezekerheid van de regio serieus moeten nemen. Zoals de recente manoeuvres van de Bulgaarse premier Borisov duidelijk maken kan de EU niet eindeloos samenwerking met Rusland tegenhouden zonder een eigen robuuste energiepolitiek als alternatief te bieden.
Politiek opportunisme
Ook op tal van andere dossiers zal de EU zijn aantrekkingskracht moeten vergroten wil het dominant blijven in het toekomstperspectief van Zuidoost-Europeanen. Dat hoeft niet te gaan om ‘cadeautjes’ zoals versnelde toetreding of andere uitzonderingen op de regels die de EU soms maakt wanneer dat politiek opportuun is. Zuidoost-Europanen, in ieder geval de niet-politici onder hen, hechten bovenal aan de kernwaarden van de EU, zoals duidelijkheid, stabiliteit en gelijkwaardigheid tussen lidstaten.
Onder burgers in Roemenië en Bulgarije is bijvoorbeeld de strenge kant van de EU opmerkelijk populair. Het ‘Coöperatie en Verificatiemechanisme’, waarmee de aanpak van corruptie en belangenverstrengeling in deze landen strikt wordt gemonitord, leidt stapsgewijs tot tastbare verbeteringen in het openbaar bestuur.
De opportunistische manier waarmee wordt omgesprongen met de Roemeense en Bulgaarse aanvraag voor toetreding tot de Schengenzone van open grenzen kan dan weer op een stuk minder sympathie rekenen.
Eigen agenda serieus nemen
De EU kan kortom veel steun verwerven op de Balkan door werk te maken van haar eigen agenda. Die agenda is niet altijd dezelfde als die van landen die dichter bij Brussel liggen. Vrij verkeer van personen, energiebeleid, structurele investeringen in armere lidstaten en toetreding van nieuwe landen zijn niet de dossiers die nu in Berlijn, Parijs of Den Haag bovenop de stapel liggen. Maar het zijn wel de dossiers die opgepakt moeten worden als de EU verder weg op de Balkan aantrekkelijk wil blijven.
Opiniepeilingen geven nu al aan dat het vrijwel unanieme enthousiasme dat de regio tien jaar geleden had voor de EU tanende is. Brussel kon zich lange tijd veroorloven om dat op zijn beloop te laten omdat er geen alternatief is. Ook in de komende jaren zal Rusland de flirt met de Balkan niet razendsnel kunnen omzetten in een levensvatbaar model van integratie in de regio. Maar als de EU niet wil investeren in invloed, dan kan het snel een meer open race worden.
Brussel zal de Balkan-burgers moeten overtuigen dat het Europese project de moeite waard is en blijft. Terwijl het in de westerse lidstaten draait om meer of minder Europa wil de Balkan bovenal een geloofwaardig Europa. Voor de overtuigde Russofielen maakt dat misschien niet uit, maar wel voor de kritische massa die vooral een perspectief op een beter leven zoekt.