Na de overwinning op Nazi-Duitsland is het begrip ‘fascisten’ in de Sovjet-Unie en in Rusland in het bijzonder, een eigen leven gaan leiden. Door de romantisering van de Tweede Wereldoorlog werd de overwinning op het fascisme een moreel kompas voor Sovjetburgers die door de jaren heen steeds minder vertrouwen kregen in de staatsideologie. De Russische cultuurcriticus Andrej Archangelski bespreekt de evolutie van de term ‘fascisten’ tijdens de sovjetjaren en hoe Poetin het begrip gebruikt als symbolisch wapen in de oorlog tegen Oekraïne.
Soldaat hijst de Sovjetvlag op het gebouw van de Reichstag in Berlijn op 2 mei 1945. Foto Jevgeni Chaldei / Wikipedia.
Door Andrej Archangelski
Het woord ‘fascisten’ kan worden beschouwd als het fundament van de Russische propaganda, als het belangrijkste symbolische wapen in de catastrofe die deze oorlog tegen Oekraïne is. In 2014, na de overwinning van de Revolutie van de Waardigheid in Oekraïne, begon het woord onheilspellend vaak te vallen op de Russische staatstelevisie. Waar het eerst werd gebruikt om te verwijzen naar ‘het regime in Kiev’, verwees het vanaf 2022 naar Oekraïne als geheel. Er bestaat geen twijfel dat dit georkestreerd werd door het Kremlin en de staf van de president (die inmiddels volledige controle had over de televisie, alleen ‘Dozjd’ uitgezonderd).
Voor wie rationeel denkt is het moeilijk voor te stellen: dat het in de 21e eeuw mogelijk is om met één enkel woord lagen van duistere energie aan te boren die sluimeren in het onderbewuste. Dat één woord de wereld op zijn kop kan zetten. En toch is dat ene woord een Archimedische hefboom geworden waarmee het regime van Poetin sinds 2014 een vuur van haat heeft kunnen aanwakkeren, gericht tegen Oekraïne en de hele westerse wereld.
Om te begrijpen hoe dat in Rusland heeft kunnen werken, moeten we naar de geschiedenis kijken.
Sovjet-Unie als bevrijder van Europa
Sovjetmensen leefden van 1945 tot het einde van de jaren 1980 (dus meerdere generaties!) in de schaduw van één grote gebeurtenis: de Grote Vaderlandse Oorlog, die eindigde met de overwinning op het fascisme. Natuurlijk was het niet alleen de Sovjet-Unie die het fascisme overwon. Het waren ook de geallieerde landen, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, en de honderdduizenden mensen in de bezette Europese landen die vochten tegen het fascisme. Maar de Sovjetmensen werd ingeprent dat de Sovjet-Unie in haar eentje de wereld had gered.
Onder Stalin was de Dag van de Overwinning (9 mei 1945) niet eens een nationale feestdag. Maar onder Chroesjtsjov in de jaren ’60 en vooral onder Brezjnev in de jaren ’70 gebeurde er iets vreemds: de Grote Vaderlandse Oorlog (zoals men in Rusland de strijd tegen het Nazisme noemt – red.) begon door het grote aantal slachtoffers en de actieve propaganda, geleidelijk aan het heden te overschaduwen, te verhullen. In plaats van in het heden, leefde de Sovjet-Unie meer en meer in het verleden.
De geschiedenis van de Sovjet-Unie doet denken aan de menselijke levensloop: ze kende een jeugd (1917-1940), volwassenheid (1950-1960), en ouderdom (1970-1991). Samen met haar leiders werd ook het regime steeds ouder. Op latere leeftijd leven mensen meer in herinneringen aan het verleden. En daarin was de oorlog de meest prominente gebeurtenis.
De overwinning op het fascisme bleef een prominente, zichtbare, waarachtige gebeurtenis
Zo ontstond het idee dat de belangrijkste periode in het leven van het Sovjetproject al achter de rug was. In werkelijkheid betekende dat de instorting van de Sovjetideologie. Het heden bood niets meer om trots op te zijn. Daarbij kwam de massale desillusie in het Sovjetproject na 1968 (de invasie van Tsjechoslowakije), toen de hoop op een liberaal regime in duigen viel.
Oorlog als moreel kompas
In de jaren tachtig begon het tijdperk van het Sovjetcynisme. Op een enkeling die er nog in geloofde na, gebruikte men de Sovjetleuzen alleen nog om carrière te maken en voor consumptie. Eerst beloofde de Sovjetmacht dat de ‘opbouw van het communisme’ voltooid zou zijn in 1980, toen werd dat 2000. Maar de mensen interpreteerden al die slagzinnen als dement geraaskal. De overwinning op het fascisme daarentegen bleef een prominente, zichtbare, waarachtige gebeurtenis!
Halverwege de jaren ‘70 was de herinnering aan de oorlog het morele kompas van de Sovjetmens geworden
Halverwege de jaren zeventig was de herinnering aan de oorlog het morele kompas, de kern van de Sovjetmens geworden. Een goed voorbeeld is de typerende verhaallijn van de Sovjetfilm Proeve van Bekwaamheid (1981): een meisje gaat ongeïnteresseerd door het leven en pas na kennismaking met een veteraan die vertelt over de oorlog kan ze weer betekenis vinden in het leven. Let op: de heldin zoekt die betekenis in het verleden en niet in het heden. De oorlog verwordt zo tot de belangrijkste ethische houvast. Maar ethiek uit de oorlog is niet toepasbaar op het leven in vredestijd, hoe rechtvaardig die oorlog ook geweest mag zijn.
Dag van de Overwinning op 9 mei 2023 in Moskou. Foto Kremlin.ru.
De oorlog werd een spel
De Sovjetmens leefde van schoolleeftijd tot op pensioenleeftijd te midden van films, boeken, schilderijen en standbeelden over de oorlog. Literatuur en vooral film speelden daarbij een belangrijke rol. De helft van de hele Sovjetcinema (vele honderden films!) ging over de oorlog. Dat alles creëerde een gevoel van permanente oorlog, alsof die nog steeds voortduurde.
De helft van de hele Sovjetcinema ging over de oorlog
De ‘fascistencinema’ (uit de periode van 1940 tot de jaren 1990) was op zich een interessant fenomeen. Het was een specifiek genre zonder specifieke dramaturgie. De films namen voor Sovjetjongeren de plaats in van Hollywood-actiefilms. De ‘fascisten’ in die Sovjetfilms werden meestal gespeeld door Baltische acteurs. Die ‘fascisten’ spraken een primitief taaltje dat bestond uit clichés (Halt! Zurück! Hande hoch!).
De eerste films over de oorlog werden gemaakt door mensen die zelf nog hadden gevochten. Maar al in de jaren 1970 transformeerde de tragedie op het scherm in een soort spel, een avontuur. Toen de historische verhaallijnen op raakten, begon de Sovjetcinema haar eigen verhalen te verzinnen: ‘hoe het had kunnen zijn’. Dat moment van naspelen, fictionaliseren, fantaseren over de oorlog, is de sleutel tot het bewustzijn van de post-Sovjetmens. De oorlog werd een spel.
Het spelletje ‘de fascisten en de onzen’ was onder de Sovjetjongeren op de binnenplaatsen van de jaren 1950-1980 heel populair. 'Wie wilde er in dat spel nou vrijwillig de fascist spelen?’, vroeg een Europese collega me eens. Dat zou toch beschamend zijn, dacht hij. Maar dat was in de jaren 1980 al geen probleem meer.
In 1973 kwam in de Sovjet-Unie de 12-delige cultfilm Zeventien momenten in de lente uit, over een Sovjetspion in de hoogste kringen van het Derde Rijk. Die film viel op, omdat de nazi‘s voor het eerst weliswaar als gewelddadig, maar ook als slim, ironisch, en zelfs charmant werden afgebeeld. Met een vreemd effect tot gevolg: fascistische uniformen, technologie en symboliek raakten in de Sovjet-Unie in de mode. Het had iets paradoxaals en pathologisch dat Sovjetjongeren nu het Derde Rijk bewonderden. Zoals de schrijver Dmitry Bykov zei: 'We hebben zo lang tegen het fascisme gevochten, dat we besmet zijn geraakt.’. En het is waar: de antifascistische propaganda in de Sovjet-Unie had in de jaren 1980 een tegenovergesteld, omgekeerd effect. Het kwade werd interessanter dan het goede. Het was een soort ‘flirt met het kwade’, een psychologisch effect dat in de jaren 1980 genegeerd werd.
Strijd tegen fascisme als politiek instrument
Het kinderlijke ‘spel met de fascisten’ doet denken aan het gedrag van de volwassen uit de Sovjetmacht. Als één van de oprichters van de VN en de naoorlogse politieke orde, gebruikte de Sovjet-Unie het thema van de overwinning op het fascisme om haar eigen morele superioriteit te claimen in de politieke strijd met het Westen.
Het was een middel om politieke druk uit te oefenen en de publieke opinie te manipuleren. Het Kremlin noemde iedereen die hem niet zinde een fascist: ‘het fascistische regime in Argentinië’ of het ‘fascistische regime in Chili’, zo klonk het in de Sovjetpropaganda. Tegelijkertijd begreep iedereen dat het een manipulatief woordspel was: op precies dezelfde manier bepaalden de oudere jongens op de binnenplaatsen dat de jongere, zwakkere kinderen de ‘fascisten’ moesten zijn.
De Sovjet-Unie gebruikte het thema van de overwinning op het fascisme om haar eigen morele superioriteit te claimen in de politieke strijd met het Westen
De ‘strijd tegen het fascisme’ werd zo een instrument, een spel dat niets meer met de werkelijkheid te maken had. Ook rockbands (bijvoorbeeld de Amerikaanse band Kiss) bestonden uit ‘fascisten’, zo stelde de Sovjetideologie in de jaren 1980, net als underground rockmuzikanten uit de Sovjet-Unie zelf. Maar als zo’n krachtige term te vaak wordt gebruikt, besteden mensen er geen aandacht meer aan. In de jaren 1980 werd er al om het woord gelachen.
Hoe lukte het Poetin dan om iets wat al begraven lag, weer tot leven te wekken?
Tegen de achtergrond van de algehele teleurstelling in de democratie en het kapitalisme in de jaren negentig, werd duidelijk dat de enige gedeelde waarde in de postcommunistische samenleving de herinnering aan de oorlog was. Dat had de Sovjetmacht de mensen 45 jaar lang ingeprent en dat was in hun onderbewuste blijven hangen. Het was waar de mensen op vertrouwden. Want de overwinning op het fascisme diende als sterke basis voor een gevoel van superioriteit. Maar dit beeld van de oorlog was eigenlijk virtueel en symbolisch: post-Sovjetmensen stelden zich de oorlog voor aan de hand van films en boeken die vaak weinig met de realiteit te maken hadden.
Term ‘fascist’ maakt discussie overbodig
Als het woord ‘fascist’ voor een tegenstander wordt gebruikt, betekent dat eigenlijk een weigering om de dialoog aan te gaan, om te communiceren. Want met een ‘fascist’ in discussie gaan heeft geen zin. Dat woord vereenvoudigt het wereldbeeld, betekent het opgeven van twijfel en nadenken. Het woord geeft het recht om geweld te gebruiken, is een symbolische goedkeuring van moord.
De lezer roept misschien: waarom hebben woorden zo’n hypnotiserend effect op de Russen? Het antwoord is heel eenvoudig: vanwege het gebrek aan kritisch denkvermogen bij het merendeel van de bevolking als resultaat van de afwezigheid van politieke concurrentie in de Russische samenleving. Zo was het al in 1917, toen Lenin en de bolsjewieken het tsaristische regime omverwierpen door met behulp van woorden de onopgeleide massa’s van boeren en arbeiders op te jutten. Maar paradoxaal genoeg begon ook de perestrojka onder Gorbatsjov in 1985 met woorden.
Ja, in Rusland zijn woorden van grote betekenis. En ze kunnen zowel goede als vreselijke gevolgen hebben.
Inmiddels woont driekwart van de Russische bevolking in de stad en een stadsbewoner zou in principe rationeel moeten zijn en zich kritisch moeten verhouden tot woorden. In de Sovjet-Unie en in Rusland was men trots op het hoge opleidingsniveau. Maar wat is gebleken: het onderwijssysteem leerde de mensen niet om kritisch te denken, maar alleen om onderdanig te zijn. Het hedendaagse Rusland is nog steeds een land van magisch denken, waar mensen geloven dat het blijven herhalen van symbolische woorden tot materiële veranderingen leidt. Rusland is nog altijd een land met een archaïsch collectief bewustzijn.
Daarmee is dit ook een les dat geen enkele staat, geen enkel volk in het verleden kan leven. Staten en mensen leven in het heden. Zo niet, dan ‘brengt de slaap van de rede monsters voort’ (‘El sueño de la razón produce monstruos’), zoals Francisco Goya één van zijn werken noemde.