In zijn recent verschenen Ukraine. The Forging of a Nation schetst historicus Yaroslav Hrytsak een breed en vergelijkend beeld van een Oekraïne dat sociaal en cultureel altijd als eigenstandig land heeft bestaan maar tot 1991 staatkundig nooit mocht ontstaan. Hubert Smeets bespreekt dit belangrijke boek.
Viering in 2017 van de Oekraïense onafhankelijkheid. Foto rechtenvrij via Wikimedia
door Hubert Smeets
De Oekraïense geschiedschrijving lijkt de fase van de tegendraadse op Rusland gefixeerde historiografie voorbij. Steeds vaker verschijnen er boeken waarin het verleden van Oekraïne in een breder Europees perspectief wordt geschetst en niet primair in de context van het Russische Rijk (1721-1917), dat president Poetin nu gewapenderhand probeert te heroveren. Door deze Europeanisering van de Oekraïense geschiedenis komt in deze boeken minder nadruk te liggen op de verhouding tot Rusland.
De Oekraïense geschiedschrijving is door deze aanpak kosmopolitischer aan het worden. Ze is minder eerst en vooral een antipode van de Russische canon. Het contrast tussen de Oekraïense en Russische historiografie wordt zodoende steeds groter omdat de laatste afgelopen kwart eeuw juist steeds chauvinistischer is geworden.
Oekraïense geschiedschrijving verhoudt zich ook soevereiner ten opzichte van de internationale Ruslandkunde, die ook na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, het ‘historische Rusland’ zoals president Vladimir Poetin pleegt te zeggen, nog lang met een Petersburgse of Moskouse bril naar de geschiedenis van het verloren imperium is blijven kijken. Oekraïense historici zetten niet meer bij elke min in het dominante (Russische) geschiedverhaal van weleer een plus of omgekeerd, maar richten zich meer op de autonome ontwikkelingen in het gebied tussen pakweg Luhansk en Lviv of Soemi en Simferopol.
In Nederland is Serhii Plokhy (1957), hoogleraar Oekraïense geschiedenis in Harvard (VS), de bekendste exponent van deze moderne school in Oekraïne. Jaroslav Hrytsak (1960), professor in Lviv, zou die status eveneens moeten hebben. Zijn recent naar het Engels vertaalde boek Ukraine. The Forging of a Nation is namelijk een schitterend voorbeeld van het niveau in de hedendaagse Oekraïense geschiedschrijving.
The Forging of a Nation is ten eerste een knap boek omdat Hrytsak, ondanks de Russische bommenregen op zijn vaderland, qua compositie en stijl op nagenoeg alle pagina’s een echte historicus blijft. Zijn positie is glashelder – die is zonder omwegen patriottisch – maar dat standpunt overwoekert zijn vakmanschap niet.
Hrytsak borduurt voort op veel bekend materiaal. Hij openbaart geen opzienbarende nieuwe feiten die hij uit recent onderzoek heeft opgeduikeld, Hij heeft zich ook niet gewaagd aan een revisionistische visie, waarin het aloude beeld drastisch wordt omgedraaid louter terwille van de discussie. Hij biedt wel een lucide integrale visie op de Oekraïense geschiedenis die juist daarom veel nieuwe inzichtingen verschaft. Hrytsak is zo soeverein in de beheersing van de bronnen dat hij niet contrair voor de show hoeft te zijn. Bijzonder is wel hoe hij het materiaal en de interpretaties ordent en analyseert. The Forging of a Nation biedt daarom zowel de leek als de kenner veel kennis en analyse.
Thematische aanpak
Hrytsak volgt daarbij een thematische aanpak die door de volgorde der afzonderlijke onderwerpen toch recht doet aan het tijdpad van de Oekraïense geschiedenis. Via hoofdstukken over de naam van het land en het volk van Roes, de invloed van de primitieve militaire democratie van de Kozakken, de Russische onderwerping en repressie in de negentiende eeuw en de opeenvolgende gewelddadige omwentelingen in de twintigste, komt Hrytsak logischerwijs uit bij het post-stalinistische Oekraïne dat in 1991 voor het eerst staatkundige onafhankelijkheid verwerft en na veel mislukte pogingen een natie kan gaan worden. Door de chronologische rangorde in deze thematische indeling niet helemaal door elkaar te husselen, blijft de lezer bij de les.
De historicus uit Galicië, die tot nu toe weinig in andere talen dan Oekraïens en Pools publiceerde, kiest daarbij niet alleen voor een politieke benadering. Nadrukkelijk betrekt hij de economisch-demografische ontwikkelingen in zijn anayse. Zoals meer historici die zijn opgeleid tijdens de Sovjetmacht is Hrytsak gepokt en gemazeld door de Franse Annales, een school die op zoek is naar de lange internationale lijnen in de geschiedenis en steeds probeert om zowel financiële of sociale als politieke en culturele kruisverbanden te vinden. Meer nog dan Plokhy in diens De poorten van Europa, ook een pionier in de Oekraïense historiografie, ziet Hrytsak bovendien verbanden met de geschiedenis buiten het continent. Hij deinst er niet voor terug om de zestiende-eeuwse ontdekkingsreizen naar Amerika mee te nemen in zijn beschouwingen.
Integraal onderdeel Europese geschiedenis
Oekraïne is volgens hem geen afgebakend gebied dat we kennen sinds de kronieken over de kerstening van Kyiv in 988 en in 2022 is overrompeld door Rusland. Oekraïne heeft een meervoudig verleden dat desondanks integraal onderdeel is van de pan-Europese geschiedenis. Hrytsak ziet er daarom niet tegenop om talrijke aspecten die belangrijk zijn in de Oekraïense historiografie in een internationale context te beschrijven en te vergelijken.
Denk aan de rol van religie (Kyiv als bakermat van de orthodoxie), van oorlog en lokale democratie (Kozakken), van lijfeigenschap en horigheid (de verschillende posities van boeren en edellieden onder Poolse, Habsburgse en tsaristische heerschappij) en uiteraard van het antisemitisme (van pogroms tot sjoa) in dit ‘bloedland’, zoals Timothy Snyder het hele gebied tussen Balticum en Zwarte Zee in meervoud noemt. Door deze vergelijkende benadering krijgt het specifieke in de Oekraïense geschiedenis niet alleen extra kleur, maar wordt het tegelijkertijd ook herkenbaarder voor de lezer in bijvoorbeeld Nederland.
Hrytsak dwingt met The Forging of a Nation zodoende ook tot aanscherping van een paar algemene en vertrouwde inzichten.
Oekraïne volgens Matthias Seuter, Augsburg omstreeks 1720.
Geen naamloos grensland
Heel lang is Oekraïne voor de buitenwereld niet veel meer geweest dan een ‘grensland’, zoals de naam van het land vaak wordt vertaald, abusievelijk volgens Hrytsak omdat het woord door de bewoners zelf vermoedelijk werd gebruikt om het ‘land’ aan te duiden waarin ze woonden. Oekraïne lag namelijk niet altijd in de periferie van Europa, maar vaak juist in het hart van het continent. Het land was dankzij zijn fysieke toegankelijkheid de uitgelezen plek voor militaire confrontaties en dankzij zijn vruchtbare grond een agrarisch eldorado.
Alle grote confrontaties tussen Oost en West hebben zich meer of minder in Oekraïne afgespeeld. Of die confrontaties nu demografisch, religieus dan wel politiek of militair waren, meestal bereikten ze dit land. Oekraïne is daarom door de eeuwen heen wel degelijk aangeraakt door talrijke westerse invloeden die aan Rusland vaak voorbijgingen, zoals de investituurstrijd (de strijd tussen wereldlijke en kerkelijke machthebbers) en zelfs de reformatie, zij het dat die uiteindelijk nooit beslissend waren voor het lot van het gebied.
Tegelijkertijd was geen van de grote mogendheden, die al die eeuwen verlekkerd naar Oekraïne keken omdat er zoveel te halen was, in staat om een dwingend stempel op het gebied te drukken. Steeds zochten de bewoners – nu eens daar geboren en getogen boeren, edellieden en kozakkenstrijders, dan weer migranten die van heinde en verre de grond moesten koloniseren of in de nieuwe industrie kwamen werken – naar autonomie voor zichzelf, of dat nu in de economie, de kerk dan de cultuur was. Maar ook zij slaagden er bijna nooit in om dit onafhankelijkheidsstreven in politieke zin te vertalen. Tot eind twintigste eeuw was deze of gene in de buitenwereld altijd te machtig voor de Oekraïners.
Twee voorbeelden ter illustratie van de integrale geschiedschrijving, die Hrytsak probeert te beoefenen.
Revolutie van de zeventiende eeuw
Volgens Hrytsak is er een verband met de opkomst van het orthodox-christelijke Kozakkenbewind over het Oekraïense land en de ‘ontdekking’ van Amerika. Hoewel ze niet het goud vonden waarnaar ze op zoek waren, veranderden de veroveringstochten het leven in Europa wel degelijk. Het zilver dat wel werd gevonden, leidde in Europa tot een ‘prijsrevolutie’ met diepgaande gevolgen. Er kwam steeds meer zilvergeld op de markt, zonder dat er aanvankelijk meer goederen tegenover stonden. Uitbreiding van het landbouwareaal kon de kloof tussen vraag en aanbod overbruggen, ook omdat de import van nieuwe gewassen, zoals de aardappel en maïs, langzamerhand tot een nieuwe voedselketen leidde.
Oekraïne, dat toen deel uitmaakte van het Pools-Litouwse Gemenebest (Rzeczpospolita), was een gebied met ongekend vruchtbare grond (de ‘zwarte aarde’ of tsjornozem) waar lucratief kon worden geboerd. Dat gebeurde dan ook. In het begin van de zeventiende eeuw was de bevolkingsgroei in Europa nergens zo groot als in Oekraïne.
Deze agrarische boom stond aan de basis van de machtsuitbreiding van de Kozakken, die binnen het door Poolse edellieden gedomineerdeerde gemenebest meer autonomie voor hun militaire bewind wilden en daarbij samenwerkten met de lokale orthodoxe geestelijkheid, die onder invloed van renaissance en reformatie zochten naar hervormingen (bijvoorbeeld meer volkstaal in de kerk) zonder de basis van hun orthodoxe kerkelijke inrichting te verloochenen.
Hetman Bogdan Chmelnitski, een kozak die niet door orthodoxe popes maar door jezuïeten was opgeleid, gaf aan dat onafhankelijkheidsstreven leiding door in 1648 de wapens op te pakken. Zijn opstand was niet de enige in Europa. In Duitsland liep de verwoestend gewelddadige Dertigjarige oorlog, waarin net als onder Chmelnitsky's oproer moordpartijen op Joden schering en inslag waren, medio zeventiende eeuw op zijn eind. In de Lage Landen waren de laatste dagen van de Tachtigjarige Oorlog geteld. Hrytsak, die zijn ogen zeker niet sluit voor het grove antisemitische geweld van de Kozakken, kwalificeert hun rebellie als de ‘eerste buiten de grenzen van de westers-christelijke wereld’ na de Hussieten-oorlogen in Tsjechië (1419-34), de Opstand in Nederland (1568-1648) en de Engelse burgeroorlog met Oliver Cromwell (1642-1651).
Portret van Kozakken-hetman Bogdan Chmelnitski. Bron Wikimedia
Anders dan die in Holland, slaagde de opstand van de Kozakken niet. Integendeel, ze was de opmaat tot verlies van autonomie. Om er nog iets van de redden, moest Chmelnitski in 1654 een tijdelijk pact sluiten met de Moskovische tsaar, die deze overeenkomst vervolgens niet als tijdelijk maar als eeuwig opvatte.
Het zou niet de eerste keer zijn dat het tsarenrijk zijn woord niet hield. Desondanks wisten de Kozakken met hun relatief egalitaire en militaire bestuursstructuur in de zeventiende eeuw vorm te geven aan wat Oekraïne ging heten. Het land van Roes werd Oekraïne, aldus Hrytsak.
Eerste Wereldoorlog als vroedvrouw van de modernisatie
Een tweede poging om Oekraïense autonomie te realiseren, kon zich dankzij de Eerste Wereldoorlog voltrekken. Veel meer dan de Russische revoluties in 1917 was het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 de opmaat tot concrete stappen naar onafhankelijkheid voor Oekraïne. Ook nu was geweld – Hrytsak wijdt een apart hoofdstuk aan geweld – wederom 'modernisator' van de geschiedenis.
In de ‘lange’ betrekkelijk vreedzame negentiende eeuw, die was begonnen met de Franse Revolutie (1789) en drie Poolse delingen (1772-1795) en door de Eerste Wereldoorlog zou worden beëindigd, was ook de Oekraïense elite begeesterd geraakt door het romantische vuur van het nationalisme. Een natiestaat was daar echter niet uit voortgekomen. Er was sprake geweest van een intellectuele renaissance (fase a) en ook een institutionele verankering in cultureel politieke organisaties (fase b). Maar een massabeweging, die politieke eisen kon stellen en realiseren (fase c), had zich niet echt ontwikkeld. De toenemende Russische repressie was effectief. In die zin verschilt Oekraïne van andere landen met een na-ijlende staats- en natievorming, zoals Hongarije, Duitsland, Italië, Polen en Tsjechië, waar de beslissende derde stadium zich vroeger of later wel aandiende in de vorm van burgerlijke revoluties of militaire actie.
De Eerste Wereldoorlog verandert alles voor Oekraïne. Op de slagvelden sneuvelen de ‘oude regimes’ van de Habsburgers en de Romanovs, die Oekraïne sinds de Poolse delingen van oost tot west hebben beheerst. Omgekeerd ontluikt er op dezelfde slagvelden een nieuw nationaal bewustzijn. Oekraïense boeren die in het leger van de Russische tsaar moeten vechten tegen Oekraïense boeren uit de Oostenrijkse krijgsmacht ontdekken dat ze min of meer dezelfde taal spreken. ‘De geest was uit de fles’, aldus Hrytsak.
Fase c wordt denkbaar na de Februari- en Oktoberrevoluties van 1917 in Sint-Petersburg. De eerste Oekraïense autonomie sinds de vroeg zestiende eeuwse Kozakkentijd krijgt een reële kans in de burgeroorlog die op de bolsjewistische omwenteling volgt. In Oekraïne is die burgeroorlog niet alleen een strijd tussen rode en witte gardisten. In Oekraïne zijn de groene boerenlegers net zo relevant. Die onafhankelijk staat komt er (nog) niet. Maar de betekenis van de boerenrevolte, in combinatie met het politieke feit dat dit deel van het Russische Rijk zich voor het eerste sinds de zeventiende eeuw in een eigen nationale republiek onafhankelijk had verklaard, dwingt Lenin tot een keuze. Hij legt zich neer bij de stichting van een Oekraïense Sovjetrepubliek, die in 1922 een van de grondleggers van de Sovjet-Unie wordt.
Meer dan formaliteit
Die eigen Sovjetrepubliek is niet alleen een formaliteit. In de eerste jaren van de USSR mag Oekraïne zich enigszins ‘oekraïniseren’. Van 1923 tot 1928 worden er bijvoorbeeld tweeënhalf keer meer boeken in het Oekraïens gepubliceerd dan in de hele ‘lange negentiende eeuw’. Het Oekraïens wordt ook verplicht voor overheids- en partijfunctionarissen. Zoals veel in de Sovjet-Unie was deze oekraïnisatie vaak een Potemkin-dorp, een schijnvertoning. Maar toch. De Oekraïense boeren floreerden. ‘Het Oekraïense dorp had nog nooit zo goed geleefd als in de jaren twintig’, schrijft Hrytsak.
Totdat Lenins opvolger Stalin besluit tot ‘socialisme in één land’ en diezelfde boeren laat slachten ter wille van een razendsnelle industrialisatie. Opnieuw worden de boeren in Oekraïne gekoloniseerd. Deze ‘collectivisatie van de landbouw’ leidt tot een hongersnood van ongekende omvang en voltrekt zich in twee etappes. De eerste is een bijeffect van de kolchozen in de hele Sovjet-Unie. De tweede, in 1933, is een bewuste beslissing van Stalin om de vrije Oekraïense, Duitse en Joodse boeren en buitenlui te liquideren door niet alleen hun graan maar ook hun voedsel te confisqueren. Dit breekt Oekraïne. De holodomor van 1932-33 ‘beëindigde de transformatie van de boerenstand in een natie, een proces dat dynamisch was begonnen in 1914 als deel van een pan-Europees ontwikkeling en met vallen en opstaan was doorgegaan tot de jaren dertig’.
Schilderij van Kasimir Malevitsj 'Rennende man', dat volgens sommigen een boer afbeeldt die vlucht voor de honger. Afbeelding rechtenvrij.
De Tweede Wereldoorlog is een decennium later de climax van deze vernietigende korte twintigste eeuw. Nergens in Europa, behalve in Belarus en Polen, sneuvelen zoveel mensen door moord en doodslag als in Oekraïne. Het zal tot de jaren zestig duren, voordat er in Oekraïne weer stemmen gaan klinken die ijveren voor autonomie. Paradoxaal genoeg is de Oekraïense partijchef Petro Sjelest een van de luidste stemmen, notabene dezelfde man die in 1968 een van de drijvende krachten is achter het besluit tot een militaire interventie in Tsjechoslowakije omdat hij Alexander Dubček c.s. levensbedreigend voor zijn macht in Kyiv vindt. Onder de opvolgers van Sjelest wordt de klok weer teruggedraaid. Pas ten tijde van Michaïl Gorbatsjov kan de geest weer uit de fles, zij het dat de Oekraïners hem dan maar heel voorzichtig laten ontsnappen en achterlopen hij de Esten, Letten, Litouwers en Georgiërs.
Geen vooruitgang zonder catastrofe
Ook na de onafhankelijkheid van 1991 duurt het lang voordat de Oekraïners de koe bij de horens vatten. Pas na de Majdan van 2013/2014 kiest het land voor een koers richting het Westen. De oorlog die Rusland dan in twee stadia ontketent (1914 en 2022), is de zoveelste uitbarsting van geweld in Oekraïne. Niet voor het eerst leggen de Oekraïners zich niet bij voorbaat neer bij de nucleaire en militaire overmacht die het Kremlin kan inzetten om Poetins retro-imperialisme te realiseren.
Hrytsak denkt dat de klok dit keer niet kan worden teruggedraaid, zoals wel gebeurde in de zeventiende, achttiende en twintigste eeuw. ‘De Oekraïense natie is geboren in een proces van modernisatie. Ze heeft een exorbitante prijs voor die modernisatie betaald en blijft die betalen. […] Oorlog versnelt de tijd. Het kan de laatste mijl inkorten tot een paar honderd voet’, concludeert Hrytsak aan het slot van een boek waarin geweld en grond de drijvende krachten waren.
Het is niet het meest overtuigende hoofdstuk in Ukraine. The Forging of a Nation. In de vierhonderd pagina’s heeft Hrytsak namelijk aangetoond dat juist de Oekraïense geschiedenis geen lineaire ontwikkeling heeft gekend, maar eeuwenlang is gekenmerkt door een turbulentie die zijn weerga in Europa amper heeft gekend. Dat ‘volja’ in het Oekraïens zowel ‘wilskracht’ als ‘vrijheid’ betekent is een beeldspraak die hooguit schrale troost kan bieden.
Maar het zij Hrytsak gegund. Om de auteur zelf te citeren. Zoals de mathematicus het moet doen met formules, zo moet de historicus zich behelpen met metaforen. Meer instrumenten om de werkelijkheid en waarheid te benaderen, hebben ze niet.
Yaroslav Hrytsak. Ukraine. The Forging of a Nation. Little Brown Book Group / Hachette UK (2023), 439 blz. € 19,10.