Rusland berooft de Oekraïense civil society van veel jonge leiders. Aan het front sterven activisten die het land naar een Europese toekomst wilden leiden. Toch blijven de maatschappelijke organisaties waar ze werkten erg invloedrijk, schrijft Chris Colijn. Er staan steeds weer nieuwe leiders op.
Pavlo Petrytsjenko nam in 2014 deel aan de Majdanrevolutie, en sloot zich in 2022 aan bij het leger. Hij kwam in april 2024 om het leven. Foto: Facebook
Door Chris Colijn
Een maand geleden kwam Pavlo Petrytsjenko in de regio Donetsk om aan het front. Hij behoorde tot een generatie Oekraïense activisten die al sinds de Majdanrevolutie in 2014 proberen om hun land naar Europa te leiden, maar nu met een wapen in de hand Rusland moeten bestrijden.
Petrytsjenko nam op zijn 21e deel aan de Majdanrevolutie en raakte betrokken bij verschillende maatschappelijke initiatieven in Kyiv, 'beginnend bij het organiseren van kleine initiatieven zoals het opschonen van meertjes en parken, tot het leiden van demonstraties tegen illegale bouwprojecten', vertelt zijn vriend Pavlo Jakimtsjoek aan The Kyiv Independent.
Petrytsjenko werd in 2018 een van de leiders van het initiatief ‘Wie gaf opdracht voor de moord op Handzjoek?’. Hij wilde weten wie zijn collega-activiste Kateryna Handzjoek uit Cherson had aangevallen met zwavelzuur, waardoor ze drie maanden later kwam te overlijden. Na vijf jaar actievoeren leidde het initiatief tot de veroordeling van het hoofd van het provinciale bestuur van de regio Cherson, Vladyslav Manher. Hij had opdracht gegeven voor de moord, omdat Handzjoek te veel kritiek had op zijn bestuur. De uiteindelijke veroordeling is een teken van de kracht van de Oekraïense civil society, al onderstrepen de moord op Handzjoek en de lange duur van het proces ook de tekortkomingen van de Oekraïense rechtsstaat.
'Pasja (verkleinvorm voor Pavel, red.) was het levende voorbeeld van hoe je de overheid vanuit de civil society kan beïnvloeden', zegt Serhi Prytoela over zijn overleden vriend en collega Petrytsjenko. Prytoela is in Oekraïne een bekendheid vanwege zijn fonds, dat tientallen miljoenen euro’s heeft opgehaald voor het leger. Petrytsjenko was vanaf het begin van de Russische invasie in 2022 betrokken bij het fonds.
Vanuit Prytoela’s hoofdkwartier in Kyiv en distributiepunten over het hele land worden drones, medische pakketten, powerbanks en ander materieel voor soldaten naar het front verstuurd. Het fonds kocht in 2022 zelfs een satelliet waarmee het Oekraïense leger Russische tanks vanuit de ruimte in kaart brengt. En dat alles met privédonaties van Oekraïense burgers en bedrijven – zo’n vijftig miljoen euro in 2023. Ngo’s en fondsen zoals die van Prytoela genieten volgens opiniepeilingen veel vertrouwen vanuit de maatschappij. Ze werken vaak transparanter en ook sneller dan de overheid, mede omdat ze in direct contact staan met soldaten aan het front. Ter illustratie: tijdens het interview met Prytoela werd hij twee keer gebeld door commandanten uit het frontgebied om te overleggen over de levering van hulpgoederen.
Prytoela (links) en Petrytsjenko (rechts) in het kantoor van Prytoela. Foto: Facebook
'Ik had het geluk dat Pasja in ons team zat', zegt Prytoela. 'Hij zorgde dat de juiste mensen op de juiste functies binnen de organisatie belandden. Hij hielp met de opbouw van het fonds.' Toen de stichting van Prytoela eenmaal goed draaide en soldaten over de hele frontlinie voorzag van drones, wapens en voertuigen besloot Petrytsjenko om zelf in het leger te dienen. 'Van 2014 tot 2022 vocht ik niet mee (in het oosten van Oekraïne, red.), en het is mijn morele overtuiging dat het nu mijn beurt is om mee te vechten', vertelde hij in 2022 aan de Oekraïense nieuwssite LB.
Petrytsjenko kwam op 15 april 2024 om het leven in de regio Donetsk. Hij zou de dag daarna 32 jaar zijn geworden. Bij zijn uitvaart in het Sint-Michaëlsklooster in het centrum van Kyiv kwamen honderden mensen een laatste eerbetoon brengen, onder wie velen die binnen de civil society met hem hadden samengewerkt.
Een laatste eerbetoon aan Pavlo Petrytsjenko in Kyiv. 'Doe ze daar allemaal de groeten, Pasja', schrijft fotograaf Herman Krieger. Beeld: X.
Petrytsjenko is lang niet de eerste jonge Oekraïense leider die in de oorlog om het leven komt, en hij zal ook zeker niet de laatste zijn. Maatschappelijke activisten, wetenschappers, lokale politici en culturele figuren uit het hele land vechten mee en komen om. Hun overlijden kan nog jarenlang doordreunen in de maatschappij.
‘Overal in Oekraïne is er nu een merkbaar gebrek aan leiderschap’, vertelt Prytoela. ‘Want de mensen die het initiatief namen op lokaal en nationaal niveau, de mensen die niet bang waren om verantwoordelijkheid te nemen, dat waren ook de eersten die een wapen oppakten en het land gingen verdedigen. Helaas zijn veel van hen al gestorven. En nieuwe leiders verschijnen niet zomaar.’
Civil society
Het begrip ‘civil society’ (ook wel maatschappelijk middenveld genoemd) is erg breed, en kan verschillende dingen betekenen. In dit artikel wordt vastgehouden aan een gangbare definitie die ook onder andere door het Instituut Clingendael in een recent rapport over de Oekraïense civil society werd gehandhaafd: ‘alle niet-gouvernementele organisaties (ngo's), gemeenschapsgroepen, beroepsverenigingen, vakbonden, religieuze groeperingen en andere sociale bewegingen die onafhankelijk van de staat georganiseerd zijn.’ Het zijn organisaties die vanuit de maatschappij enige mate van invloed uitoefenen op de lokale of nationale overheid.
In Oekraïne zijn er met name na de Majdanrevolutie in 2014 veel nieuwe civil society organisaties opgericht. Hun invloed in de samenleving is sindsdien ook sterk toegenomen, zoals ook in het rapport van Clingendael wordt beschreven: ‘Oekraïense burgers, de Oekraïense autoriteiten en de internationale partners van Oekraïne vertrouwen allemaal op elementen van de civil society als belangrijke actoren om de democratische hervormingen van het land te waarborgen en te bevorderen.’ De organisaties werken vaak samen met zowel de Oekraïense overheid als buitenlandse donoren en instituten zoals de Europese Unie.
Civil society verandert
Oekraïne heeft ondanks de oorlog nog altijd een bruisende civil society. De duizenden organisaties die met name in de afgelopen tien jaar in Oekraïne zijn opgebloeid, zijn niet ineens verdwenen. Ze zetten zich in voor zaken als corruptiebestrijding, de ontwikkeling van de rechtsstaat en de bevordering van gelijke rechten voor iedereen, maar zo’n tachtig procent van de ngo’s in Oekraïne hebben hun werkzaamheden sinds het begin van de invasie ook aangepast. Naast hun originele missie houden de meesten zich nu ook bezig met zaken als humanitaire hulp, zorg voor veteranen en wederopbouw.
Een aantal civil society organisaties staat in de spotlights. Zo staan fondsen zoals Come Back Alive en het Prytoela Fonds in heel Oekraïne bekend om hun hulp aan het leger. Organisaties zoals StateWatch en Independent Anti-Corruption Commission (NAKO) zijn minder bekend, maar spelen in oorlogstijd een cruciale rol door toezicht te houden op hervormingen binnen de Oekraïense defensieindustrie. De mensenrechtenorganisatie Center for Civil Liberties won in 2022 de Nobelprijs voor de Vrede voor het documenteren van oorlogsmisdaden, al was de organisatie oorspronkelijk opgericht voor de bevordering van democratie en rechtsstaat in Oekraïne.
'De invasie dwong ons om onze competenties en expertise uit te breiden'
Dat veel civil society organisaties zich nu richten op de oorlog heeft te maken met het feit dat Oekraïne haar Europese droom niet kan najagen zolang de oorlog voortduurt. Dat vertelt Aliona Lohvynenko, woordvoerder van OPORA, een ngo die was opgezet voor verkiezingswaarneming en de bevordering van het democratische proces in Oekraïne. ‘De invasie dwong ons om onze competenties en expertise uit te breiden. We kunnen niet aan de kant blijven staan en toekijken, we willen nuttig zijn voor het land’, zegt Lohvynenko.
Een deel van de medewerkers van OPORA is zich gaan verdiepen in humanitair recht, en de organisatie documenteert en analyseert ook Russische haatspraak en desinformatiecampagnes richting Oekraïne. Ook bereidt OPORA zich al voor op het einde van de staat van beleg en de verkiezingen die Oekraïne dan weer kan gaan houden. ‘Het is belangrijk voor ons dat Oekraïne na de gevechten weer overstapt op een civiel bestuurssysteem, en dat de democratische instellingen van Oekraïne dan weer hersteld en hervormd worden’, vertelt Lohvynenko. Door de oorlog kan Oekraïne geen verkiezingen houden en blijven verkozen leiders tot nader orde op hun plek zitten, zelfs wanneer hun democratische mandaat verloopt.
Sommige medewerkers van OPORA besloten om in het leger te dienen, zoals bij veel ngo’s het geval. ‘Sommige van onze collega's zijn lid geworden van de Oekraïense strijdkrachten, omdat ze zo hun bijdrage aan de opbouw van de democratie zien. Helaas neemt de oorlog ook hen weg. Zij behoorden tot de beste mensen in dit land’, zegt Lohvynenko.
Lohvynenko vertelt over haar voormalige collega Ostap Brynsky, die net als Pavlo Petrytsjenko al sinds de Majdanrevolutie betrokken was bij de Oekraïense civil society. Brynsky werkte als verkiezingswaarnemer voor OPORA voordat hij zich aansloot bij het leger. ‘Net als vele anderen kwam hij in 2014 naar Majdan om te vechten voor een betere toekomst voor zijn land. Ostap werd in augustus vorig jaar gedood in de strijd’, vertelt Lohvynenko. ‘Mensen zoals Ostap brengen veranderingen teweeg in de Oekraïense maatschappij, en dat hadden ze kunnen blijven doen als Rusland ons land niet was binnengevallen.’
Nieuwe leiders
Wanneer mensen als Pavlo Petrytsjenko en Ostap Brynsky aan het front sneuvelen laten ze een gat achter in de civil society, wat wordt opgevuld door nieuwe leiders en ook nieuwe organisaties. Een groot deel van de nieuwe leiders zijn vrouwen, omdat veel mannen in het leger zitten. Een voorbeeld is de 27-jarige Ljoebov Halan. Samen met advocaat en veteraan Masi Nayyem richtte zij de organisatie Principe op. De stichting komt op voor de rechten van soldaten en veteranen, met name degenen die aan het front gewond zijn geraakt. Het is een thema dat nog jarenlang relevant zal blijven in Oekraïne, gezien het enorme aantal veteranen waar Oekraïne mee te maken heeft. Nayyem is zelf zijn oog verloren in de oorlog, en weet daarom uit eigen hand waar gewonde veteranen tegenaan lopen.
Halan werkte eerder voor de Verenigde Naties, maar ‘wilde iets doen om de overheid in staat te stellen deze oorlog te overleven’, vertelt ze aan nieuwssite Inkstick. Halan is ervan overtuigd dat de overheid door haar werk beter zal omgaan met de ruim 1 miljoen veteranen die het land na het einde van de oorlog waarschijnlijk zal tellen. ‘Verschillende stakeholders hebben een sterke politieke wil om de kwesties aan te pakken die wij aan de orde stellen’, zegt ze. ‘Onze pleitbezorging zal de komende jaren doorslaggevend zijn voor het veteranenbeleid in Oekraïne.’
Ljoebov Halan (rechts) met Masi Nayyem (links) en de Amerikaanse ambassadeur aan Oekraïne, Bridget Brink. Foto: Facebook
Sommige leiders binnen de Oekraïense civil society maken uiteindelijk de overstap naar de overheid, en krijgen zo direct invloed op beleid. De in Afghanistan geboren activist Moestafa Nayyem, de broer van Masi Nayyem, is misschien wel het bekendste voorbeeld. Hij plaatste in november 2013 een oproep op Facebook om te demonstreren tegen toenmalige president Viktor Janoekovitsj, die had besloten om een belangrijk associatieverdrag met de EU niet te ondertekenen. Na de Majdanrevolutie werd hij parlementslid. Na vijf jaar ging hij aan de slag bij het defensiebedrijf Oekroboronprom, dat in handen is van de Oekraïense staat. Hij werd in 2021 onderminster van Infrastructuur, en is nu hoofd van het Staatsagentschap voor Wederopbouw en Ontwikkeling van Infrastructuur.
Andere voorbeelden zijn mensen die de overstap van civil society naar overheid maakten zijn onderminister van Defensie Natalia Kalmykova, tot vorig jaar hoofd van het Oekraïense Veteranenfonds, en Anna Hvozdjar, onderminister van Strategische Industrieën, tot vorig jaar werkzaam bij het fonds van Prytoela.
‘Er moet een synergie ontstaan tussen de civil society en de overheid, en dat gebeurt nu ook. Ik zie veel samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en de overheid’, zegt Serhi Prytoela. ‘De overheid begint de civil society nu ook te zien als een goede plek om personeel te werven. In organisaties als de onze lopen namelijk veel mensen rond met kennis.’ Maatschappelijke organisaties worden door de overheid steeds meer gezien als een waardevolle toevoeging, en steeds minder als bedreiging voor de interesses van machthebbers. Met oog op de Europese integratie van Oekraïne is dat een welkome ontwikkeling.
Civil society blijkt veerkrachtig
Voor de Oekraïense civil society is in deze oorlog een belangrijke taak weggelegd. Veel van de maatschappelijke activisten in Oekraïne namen in 2014 deel aan de Majdanrevolutie, en vechten in feite al tien jaar tegen het agressieve beleid van Rusland en voor de Europese integratie van hun land. Ze hebben inmiddels veel ervaring opgebouwd. Civil society organisaties houden scherp toezicht op de overheid, en dat is vanwege de oorlog, het gebrek aan verkiezingen en het Europese integratieproces belangrijker dan ooit. Wanneer de staat tekortkomt, springt de civil society bij om problemen op te lossen en aandacht te vragen voor problemen die in de maatschappij leven.
Een deel van de activisten vecht nu met een geweer in de hand. Ze hebben geen keus, want als Oekraïne de oorlog verliest en onder Russisch bewind valt, dan is al hun werk in de afgelopen tien jaar voor niets geweest. Met de dood van mensen zoals Pavlo Petrytsjenko en Ostap Brynsky verliest Oekraïne leiders die het land de afgelopen jaren richting Europa probeerden te stuwen. Maar door de veerkracht van de Oekraïense civil society zullen er ook altijd weer nieuwe leiders opstaan.