Ter gelegenheid van de feestelijke herdenking van de val van de Berlijnse Muur die vijfendertig jaar geleden plaatsvond, hield de schrijver Marko Martin in Schloss Bellevue te Berlijn, de ambtswoning van Bondspresident Frank-Walter Steinmeier, een rede waarin hij de Duitse Ostpolitik van de afgelopen decennia onomwonden kritiseerde. Na afloop stormde gastheer Steinmeier ‘wutentbrannt’ – in woede ontstoken – op de feestredenaar af en beschuldigde hem van ‘laster’. Omstanders moesten het staatshoofd kalmeren.
Marko Martin (1970) is geboren en getogen in Sachsen, in de DDR. Een halfjaar voor het einde van de muur in de nacht van 9 op 10 november 1989 week hij uit naar de Bondsrepubliek, omdat hij als dienstweigeraar niet tot een DDR-universiteit zou worden toegelaten. Martin sprak ter gelegenheid van de 35ste verjaardag van de geboorte van het herenigde Duitsland als volgt:
'Hooggeachte Bondspresident....
Hooggeachte Bondspresident, geachte dames en heren – bovenal onze zeer gewaardeerde Poolse gasten, onder wie de hoofdrolspelers van de Solidarność-omwenteling [de door de vakbond Solidariteit geleide Poolse omwenteling - AS] en de mede-initiatiefnemer van de staking op de scheepswerf van Gdansk: zonder uw moed zou er helemaal geen ‘1989’ zijn geweest. Omdat u kennelijk niet bent uitgenodigd voor het uitsluitend Duitse panel dat later vandaag optreedt, een welgemeend dankuwel vanaf deze plaats, Dziekuje bardzo!
Vijfendertig jaar Vreedzame Omwenteling: een van de dingen die je daarbij te binnen schiet is die treffende zin van Wolf Biermann bij zijn terugkeer na zijn ‘Ausbürgerung’ tijdens het concert in Leipzig in december 1989 [hem was in 1976 zijn staatsburgerschap afgenomen - AS]: ‘Ach, we waren maar met weinigen - en velen zijn achtergebleven.’
Miljoenen DDR-burgers waren destijds in elk geval niet de straat op gegaan, maar ze hadden zich vaker achter de gordijnen van hun huiskamer verschanst – wat overigens geen waardeoordeel is, maar alleen een haast feitelijke constatering die enkele hardnekkige gevoelsgewoonten verklaart.
Als er vandaag de dag - en dat is meer dan ooit belangrijk - een Oostduitse burgermaatschappij bestaat, dan is dat in de eerste plaats te danken aan de ongelooflijk moedige demonstranten in de herfst van 1989, en aan hun kinderen en nu vaak zelfs kleinkinderen, die leven in de grote en middelgrote steden van Oost-Duitsland. (De nog steeds voortdurende eenzaamheid en afzondering van deze emancipatoire ‘89-ers’ en hun erfgenamen in de talloze kleinere plaatsen, een eenzaamheid die soms zelfs onder vrienden en familie gevoeld wordt, moet ook eens worden vermeld en beschreven).
Waarin 1989 geen keerpunt was
Misschien vragen sommigen zich nu af of deze manier van nadenken, uitgerekend op de 35e verjaardag van een vreedzame en succesvolle omwenteling, wel gepast is. Tegenvraag: zou het wel ‘gepast’ zijn om te zwijgen over het feit dat twee niet-liberale partijen verpletterende overwinningen behaalden bij de laatste deelstaatverkiezingen in de Oostduitse deelstaten? Een van die partijen is extreem-rechts en ze zijn allebei openlijk pro-Poetin; ze verspreiden de schandelijkste Kremlin-propaganda, iets wat de twee grote democratische partijen niet veel lijkt te kunnen schelen bij al hun onderhandelingen – althans niet in het geval van de autoritaire Wagenknecht-sekte. Is het wel ‘gepast’ om niet na te denken over de oorzaak en voedingsbodem van deze dingen, want feit is dat ‘1989’ overduidelijk niet altijd was wat met een vroom gezicht als een bevrijdende cesuur werd benoemd?
En nee, zoiets na te willen gaan is geen zelfreferentiële discours-kritiek, maar leidt onmiddellijk naar het heden. Waarom is de onmisbare steun aan het moorddadig aangevallen Oekraïne dat vecht om te overleven - volgens representatieve enquêtes naar onder meer de stemming op straat, de stemming in kantoren en fabrieken en 's avonds aan de keukentafel - in het oosten aanzienlijk minder populair dan in het westen van het land?
Ondertekening verdrag USSR-BRD in 1970. Links bondskanselier Brandt, rechts premier Kosygin
Wat je daar steeds weer hoort, naast een abstracte en vaak alleen maar voorgewende bezorgdheid om ‘vrede’: ‘Poetin, Poetin, altijd alleen maar Poetin - en wij dan?’. Vanuit dit absurd verengde perspectief lijkt zelfs de aanvalsoorlog tegen Oekraïne het zoveelste westerse voorwendsel om zich niets aan te trekken van de zorgen van Oostduitsers. Net zoals de debatten over klimaatverandering, de vluchtelingencrisis van 2015, oud en nieuw antisemitisme of de oorlogen in het voormalige Joegoslavië begin jaren negentig door velen werden ervaren als een onbeschaamdheid - vooral jegens henzelf, let wel - en als een narcistische krenking. De poging om die krenking zeurend onder woorden te brengen, luidde: ‘En wij, wie geeft er om ons?’
Zo spreken kinderen over hun ouders
De schrijver Uwe Johnson, die in 1959 uit de DDR was gevlucht, beschreef deze mentaliteit al in 1970: ‘Zo praten kinderen over hun ouders. Zo praten volwassenen over iemand die boven hen is gesteld.’ De eerlijke erkenning van zulke hardnekkige tekortkomingen en van zulk ‘geklaag-over-boven’ zou echter pas de mogelijkheid bieden voor een echte bevrijding, voor de vreugdevolle ontdekking dat je zelf handelingsbekwaam bent. En - ja, dat ook - voor het soort actieve solidariteit dat heel wat Oostduitsers van alle leeftijden al beoefenen, niet toevallig vaak onder verwijzing naar ‘89’.
Want op dit moment wordt in Oekraïne beslist of ‘89’ werkelijk het begin was van een, zoals het modewoord luidt, duurzame geschiedenis van vrijheid of dat het alleen een soort adempauze was in de wereldgeschiedenis. En toch lijkt het erop dat aan maar al te veel mensen in zowel Oost- als West-Duitsland het inzicht en de wil ontbreekt om de feiten te erkennen - en ernaar te handelen. Maar was het vroeger hier dan anders – bijvoorbeeld in de jaren tachtig, als we nu eens naar Polen kijken, waar bijna de hele bevolking met enorme moed in opstand kwam tegen de dictatuur?
Want hoe inspirerend het Poolse verzet ook is geweest voor de burgerrechtenactivisten in de DDR, bij grote delen van de bevolking waren heel andere geluiden te horen. Waarom – zo klonk het destijds bepaald zeer luid – gingen ‘die Polacken’ [negatieve benaming voor Polen - AS] niet gewoon aan het werk in plaats van te staken en voortdurend vrijheid te eisen en ‘ons’ op stang te jagen? In de staatsmedia klonk het hooguit wat verbloemder.
Al enige tijd moet ik er steeds weer aan denken, aan deze eerder opgedane ervaring van afgewezen solidariteit. Wordt die – ook al is de Oostduitse dictatuur uiteindelijk geïmplodeerd in 1989 en is de context nu totaal anders – vandaag niet dunnetjes overgedaan in de hooghartige eisen waarmee het binnengevallen Oekraïne wordt aangespoord om eindelijk zijn verzet te staken en zich zonder slag of stoot over te geven aan de Russische bezetters?
Maar waarom treedt deze plotselinge inflatie van het begrip vrede dan nu op, gegeven het feit dat de overgrote meerderheid van de jongens en mannen die opgroeiden in de DDR geen dienst hadden geweigerd, zoals ze vroeger ook niet hadden geweigerd deel te nemen aan de lessen krijgskunde op school of de paramilitaire oefenkampen tijdens de studie, en nog weer later de oefeningen van de zogenaamde ‘arbeidersmilities’? Zou het mogelijk zijn dat hier nog steeds de propaganda van het toenmalige regime doorwerkt, waarin ‘vrede’ alleen gewaarborgd was als het de machtsbelangen van het Kremlin diende, terwijl het NAVO-verdedigingsverbond werd belasterd als ‘oorlogszuchtige motor van het imperialisme’?
Dat perverse vredesbegrip
Wie dit echter verkeerd opvat als ‘typisch Oostduits’, en het dus buiten zichzelf plaatst, begaat een vergissing. Want het was en is om zo te zeggen een tweezijdig Duits verhaal, en wat er aan onzin in het westen werd (en wordt) verteld, keerde altijd weerspiegeld in het oosten terug. In 1982 bijvoorbeeld bestempelde Egon Bahr in het tijdschrift Vorwärts Solidarność zelfs als een ‘gevaar voor de wereldvrede’. Krankjorem en schandalig, waaraan de dichter Peter Rühmkorf, die tot op de dag van vandaag nog steeds alom geëerd wordt als een subversieve en gevoelige geest, vervolgens toevoegde op de onbehouwen toon die hoort bij de generatie van nazivaders: ‘Niemand ter wereld kan meer doen dan de Poolse natie arbeid en discipline voorschrijven - maar wie brengt naast de nodige dapperheid ook nog de moed op om die dingen te verordonneren?’
Maar wat heeft dit te maken met de 35e verjaardag van de Vreedzame Omwenteling in de DDR? Bepaald meer dan ons lief is. Want dit geperverteerde vredesbegrip dat volledig losgezongen is van de vraag naar bestendigheid, stabiliteit en rechtvaardigheid, suist nu als een weversspoel heen en weer tussen Oost en West. En hand op het lauwe hart: wordt in het collectieve geheugen echt erkend dat de eerste steen van de Berlijnse Muur ooit werd gehakt op de Lenin-werf in Gdansk? Wordt erkend dat de veelgeprezen ontspanningspolitiek gebaseerd was op stijgende defensie-uitgaven ten koste van het BNP van West-Duitsland - en natuurlijk op de beschermende paraplu van de NAVO, alsmede op een Amerikaans beleid dat de Sovjet-Unie op indrukwekkende wijze de grenzen van haar expansiemacht liet zien?
Ik denk dat het veel zegt over het grote historische vergeten alhier - opnieuw in Oost en West - waarbij dit allemaal opzettelijk wordt verdrongen om in plaats daarvan vooral te zwelgen in nostalgische herinneringen aan de ‘goede tsaar Gorbi’, onder wie het Kremlin geen tanks liet uitrukken en niet op burgers schoot. (Dat wil zeggen, tijdens het ‘bloedbad van Vilnius’ op zondag 13 januari 1991 deed hij dat wel – juist in een tijd waarin de Duitse hereniging allang rimpelloos was verlopen, zodat vanaf dat moment de verenigde Duitsers zich konden verlustigen in hun favoriete hobby: alleen maar met zichzelf bezig zijn, het liefst mopperend over wat dan ook.)
‘Voor onze en uw vrijheid’ luidt al sinds de 19e eeuw de Poolse leus, en die werd begrepen door de burgerrechtenactivisten in de DDR en natuurlijk eerst en vooral door de mensen in Oost-Europa, in 1989 en ook later in 2004, en in 2013/14 tijdens de democratische omwentelingen in Kyiv, waarbij de demonstranten Europese vlaggen droegen. Tegelijkertijd lijkt het erop dat de als geopolitiek en realpolitik vermomde minachting die ooit sprak uit de woorden van Egon Bahr nog steeds doorwerkt.
Gerhard Schröder, nog steeds een onbeschaamde dikdoenerige vertrouweling van de massamoordenaar in het Kremlin, krijgt nu al de garantie van de nieuwe secretaris-generaal van de partij van de Bondskanselier dat er zelfs voor hem nog steeds plaats is in de Duitse sociaaldemocratie. Dit overigens tot afschuw van zowel Oost-Europeanen als van geheide sociaaldemocraten, die beide in 2016 bij monde van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken moesten vernemen dat de Navo-manoeuvres aan de oostflank ter bescherming van de democratieën aldaar ‘sabelgekletter en oorlogsgejoel’ waren.
Sabelgekletter en oorlogsgejoel?
De waarheid is mild
Hooggeachte Bondspresident, het zij met alle respect gezegd, ook het Nordstream-project, waaraan de SPD en CDU zo akelig lang vasthielden, tegen alle gegronde kritiek in, was slechts in zoverre ‘een brug’ - uw woorden in het voorjaar van 2022 - dat het Poetins agressie verder aanmoedigde, omdat hij ervan kon uitgaan dat de Duitsers – normaalgesproken wereldkampioen in moraliseren – zich de lucratieve deal niet zouden laten ontgaan, Oekraïne of geen Oekraïne. En opnieuw werden de helderziende waarschuwingen uit Oost-Europa met grote hooghartigheid genegeerd. En het is natuurlijk het bedreigde Oost-Europa dat de gevolgen moet dragen – in de nabije toekomst misschien zelfs zonder Amerikaanse steun.
Voor onze en uw vrijheid: het is de gepijnigde burgerbevolking in Oekraïne samen met de soldaten van het Oekraïense leger – mannen en vrouwen – die met hun verzet ook onze sinds 1989 bestaande vrijheid van het verenigde Duitsland proberen te beschermen – ook nu nog, op dit moment, en ze brengen onvoorstelbare offers. En nee, al die militaire- en Oost-Europa-deskundigen en politici in Duitsland, die vaak zo misdadig geïsoleerd zijn in hun eigen partijen, die dag in dag uit nadenken over hoe het binnengevallen land beter kan worden gesteund dan voorheen – deze toegewijde mannen en vrouwen verdienen het niet om te worden weggezet als ‘wapenkaliber-experts’, suggererend dat ze maar al te ‘gretige’ schietgrage onruststokers zijn.
Laten we de dingen gewoon bij hun naam noemen: dit zijn allemaal meer dan verbale uitglijders die vervolgens plichtmatig weer worden ingetrokken. Immers, hier worden op bijna het hoogste niveau beweringen gedaan en hier worden fatale denkpatronen zichtbaar die zich vervolgens onmiddellijk in de publieke sfeer verspreiden en daar voor extra verwarring zorgen. Juist in tijden van verhoogde crisis is allereerst helder nadenken van grote waarde.
Als er nu – laat ik ter afronding eindigen met deze overweging – vijfendertig jaar na de val van de Berlijnse Muur, vaak en niet zelden terecht wordt gesproken over dit of dat ‘falen van Oost’ – wat zou u dan denken van een debat over het falen van West met betrekking tot kennis, handelingsbereidheid en eerlijkheid, een falen dat evengoed zou moeten worden erkend en overwonnen? En niet als een puur retorische boetedoening, maar als een noodzakelijk afscheid van al die bestaansleugens en verdringingen van het verenigde Duitsland, en wel omdat deze elders, heel concreet en gruwelijk, mensenlevens kosten.
Tijdens het in het begin genoemde Leipzig-concert van Wolf Biermann uit 1989 sprak ook de schrijver Jürgen Fuchs, die eveneens voor het eerst naar het Oosten kon terugkeren nadat hij door de Stasi was opgesloten en nadat hem zijn staatsburgerschap was ontnomen. En hij citeerde de woorden van een Russische dissident, die vandaag de dag nog steeds relevant zijn: ‘De waarheid is mild; ze is radicaal, maar ook in staat tot vergeving. Gerechtigheid en vergeving zijn echter niet mogelijk boven en buiten de waarheid.’
Dames en heren, hoewel sommigen van u misschien een iets andere toespraak hadden verhoopt of verwacht, ik dank u dat u naar mij hebt willen luisteren.
Over auteur en vertaler
Marko Martin, geboren in 1970 in Burgstädt (Sachsen), is schrijver (Der Prinz von Berlin, Sommer 1990) en schrijft regelmatig voor de Duitse krant Welt. Zijn toespraak op 7 november 2024 ter viering van de 35e verjaardag van de val van de Berlijnse Muur werd gepubliceerd door Welt. De tekst is vertaald door vertaler/redacteur Arie Sonneveld.