Het Kremlin heeft de nieuwe Doema meer dan ooit in z'n zak. Met de controle over driekwart van de zetels kan regeringspartij Verenigd Rusland zijn macht effectief inzetten voor de presidentsverkiezingen, die in maart 2018 zullen worden gehouden.
door Hubert Smeets
Dankzij een wijziging in het kiesstelsel heeft Verenigd Rusland komende vijf jaar in de Doema meer macht dan ooit. Nog nooit in haar vijftienjarige geschiedenis heeft de regeringspartij van het Kremlin het parlement zo kunnen domineren. Verenigd Rusland heeft bij de vervroegde verkiezingen van zondag 18 september maar liefst driekwart van de zetels veroverd. De regeringspartij kan nu de grondwet op eigen kracht en naar eigen goeddunken veranderen, bijvoorbeeld als ze dat met het oog op de volgende presidentsverkiezingen van maart 2018 nodig acht.
Het Kremlin heeft deze uitslag opgevat als een blijk van steun voor president Vladimir Poetin. President Poetin zelf zei maandag tijdens een regeringsberaad: 'De verkiezingsuitslag is wederom een reactie van onze burgers op de poging van buiten om druk uit te oefenen op Rusland, op de dreigementen, op de sancties en op de pogingen om ons land van binnenuit te laten wankelen'. 'Voor de zoveelste opeenvolgende keer heeft de president een vertrouwensvotum van het volk gekregen', voegde zijn woordvoerder woordvoerder Dmitri Peskov er een dag na de verkiezingen aan toe.
Nieuw kiesstelsel
De complete dominantie van de zevende Doema door Verenigd Rusland is te danken aan de splitsing van het parlement in twee kringen volksvertegenwoordigers. De kiezers konden dit jaar stemmen op een federale kandidaat en tegelijkertijd ook op een regionale kandidaat. In de Doema is voor beide groepen 225 zetels ingeruimd.
Bij de stemming over de eerste, klassieke federale, kandidatenlijsten heeft Verenigd Rusland met circa 55 procent van de stemmen weer een ruime meerderheid onder de kiezers gehaald. Vijf jaar geleden bleef de partij steken op 49 procent. Op grond van deze uitslag bezet de regeringspartij de komende jaren meer dan 140 zetels. Een nog grotere klap heeft Verenigd Rusland geslagen met zijn lokale kandidaten. De partij heeft meer dan 200 van 225 districtszetels in de wacht gesleept. De machtspartij controleert daarom zeker 343 van de 450 afgevaardigden. Dat zijn ruim 100 zetels meer dan in de scheidende zesde Doema, die na tumultueuze verkiezingen in 2011 werd geïnstalleerd.
Voor de verkiezingen dachten analisten dat de verkiezingen voor de 225 districtsafgevaardigden wellicht enige verrassingen zouden kunnen opleveren, temeer daar op dit niveau de zetel naar Brits model zou worden toegewezen aan de kandidaat die de meeste stemmen in het district haalde. Dat is toch niet gebeurd. De meest voor de hand liggende verklaring is dat het patronagesysteem van Verenigd Rusland intussen succesvol tot diep in de regio's is doorgedrongen. De lokale kandidaten van de machtspartij hebben geprofiteerd van de angst onder de kiezers dat het bestuurlijke centrum in Moskou met financiële repressailles zou kunnen reageren als ze op de plaatselijke favoriet uit een ander kamp zouden stemmen.
Genadebrood
Van de oppositie heeft Verenigd Rusland opnieuw weinig te duchten. In de nieuwe Doema zitten, naast Verenigd Rusland, nog steeds dezelfde drie partijen. Maar deze zogeheten ‘systeemoppositie’ in de Doema heeft door het halve districtenstelsel komende vijf jaar nog minder in de melk te brokkelen dan de afgelopen vier jaar. De communistische KPRF van Gennadi Zjoeganov en de hyper-nationalistische LDPR van Vladimir Zjirinovski boekten weliswaar enige winst – respectievelijk 13,5 en 13,3 procent tegen 11,6 en 8,1 procent in 2011 – maar in de districten werden hun kandidaten bijna overal verslagen door de regionale kandidaten van het Kremlin.
Gennadi Zjoeganov heeft nog wat zetels in de Doema behouden
Rechtvaardig Rusland van oud-senaatvoorzitter Sergej Mironov liep terug van 7,4 naar 6,2 procent. Deze drie systeempartijen zullen genadebrood moeten eten. KPR (in totaal 42 zetels), LDPR (39 zetels) en Rechtvaardig Rusland (23 zetels) mogen blij zijn als ze komende jaren een paar commissies mogen voorzitten.
Buitenparlementaire oppositie
Dat geen van de tien buitenparlementaire oppositiepartijen de kiesdrempel van 5% wisten te halen, is geen verrassing. Communisten van Rusland (2,4%), Jabloko van ex-presidentskandidaat Grigori Javlinski (1,9 %), Moederland/Rodina van vicepremier Dmitri Rogozin (1,4%) de kleine ondernemerspartij Groei (1,2%), Gepensioneerdenpartij (1,7%), de Groenen (0,7%), Parnas van de vermoorde Boris Nemtsov en ex-premier Michail Kasjanov (0,7%) en Burgerplatform (0,22%) bleven allemaal ruim onder de 5% procent steken.
Ook op districtniveau hebben ze bijna niets bereikt. Scheidend Doemalid Dmitri Goedkov, die in 2014 blanco stemde toen de Doema zich uitsprak voor 'hereniging' van de Krim met Rusland en daarna was overgestapt naar de oppositiepartij Jabloko, heeft het niet gered in zijn district in het noordwesten van Moskou. Regeringsfunctionairs Gennadi Onisjtsjenko, de voormalige inspecteur voor de gezondheidszorg die een belangrijke rol speelde bij de boycotacties tegen bijvoorbeeld Georgische wijn, won nipt. De twee belangrijkste buitenstaanders, die in een district via uit de nationalistische partij Moederland/Rodina respectievelijk het Burgerplatform wel een district een zetel hebben veroverd, zijn loyaal aan het Kremlin.
OVSE: transparant en professioneel
Alle oppositiepartijen leken het zondagavond nog iets beter te zullen doen. Volgens de exitpolls van onderzoeksbureau Vtsiom zou Verenigd Rusland krap 45 procent halen, zou de systeemoppositie iets meer aanhang hebben gehad en zou Jabloko het met een voorspeld stemmenaantal van 3,5 procent twee keer beter doen dan uiteindelijk bekend werd gemaakt. Maar zoals vaker afgelopen decennia gingen veel Russen op een verkiezingsavond naar bed met exitpolls en eerste uitslagen, die de volgende morgen bij het ontbijt achterhaald zouden blijken.
‘Een onverwacht succes voor Verenigd Rusland’, zei voorzitter Ella Pamfilova van de federale Kiesraad maandagmorgen op haar eerste persconferentie na de stembusgang. ‘Persoonlijk kan ik het niet verklaren, behalve dan dat we het zien.’ Pamfilova is eerder dit jaar benoemd in de plaats van de toen al negen jaar functionerende kiesraadvoorzitter Vladimir Tsjoerov, die de verkiezingsfraude in 2011 uit de hand had laten lopen.
Die benoeming heeft vruchten afgeworpen. Anders dan vijf jaar geleden is er dit jaar nog niet massaal melding gemaakt van fraude voor, tijdens en na de stembusgang. De missie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) concludeert dat de Kiesraad de eigenlijke stembusgang 'transparant en professioneel' heeft georganiseerd, hoewel er talrijke schendingen bij de OVSE zijn gemeld. Ook over de kieswet oordeelt de OVSE in zijn voorlopige rapportage positiever dan in het verleden. De belangrijkste Russische verkiezingswaarnemersorganisatie Golos (Stem) heeft overigens niet vrijelijk kunnen werken, omdat deze ngo op de lijst van 'buitenlandse agenten' is geplaatst.
Lage opkomst
Formeel hoeft de regering zich dus geen zorgen te maken. Maar feitelijk zou het Kremlin toch wel reden kunnen hebben voor zorg. De opkomst bleef met 47,81 procent ver achter bij de 60,2 procent tijdens de door veel Russen als frauduleus bestempelde verkiezingen van 2011. In Moskou bleef 65% van de kiezers thuis, in Sint-Petersburg bijna 68%. In Nizjni Novgorod en Jekaterinburg was de opkomst maar iets hoger. 35% opkomst of lager werd ook gemeten in de Siberische regio's Perm, Tomsk, Novosibirsk en Irkoetsk.
Apathie van de burgers
Deze passiviteit komt niet uit de lucht vallen. Sinds 2000 is het politieke domein in Rusland steeds kleiner geworden. In de Doema kwamen de verschillende maatschappelijke tegenstellingen, of die nu sociaaleconomisch waren dan wel ideologisch, allengs minder over het voetlicht. En dat was ook de bedoeling. 'Het parlement is geen plek voor discussie', zoals voormalig Doema-voorzitter Boris Gryzlov ook zei over de volksvertegenwoordiging die hij tussen 2007 en 2011 leidde.
De oprichting van het Pan-Russische Volksfront, dat met president Vladimir Poetin als ‘leider’ de politieke tegenstellingen zou moeten gaan overbruggen, is weliswaar geen succes geworden. Maar het idee dat een overkoepelend Volksfront alle sociale, culturele en etnische geledingen in de samenleving rondom zijn hernieuwde patriottisme zou kunnen verenigen, is wel degelijk dominant geworden.
Legitimiteit
Verkiezingen zijn in dit patriottische concept uitingen van brede en onbetwiste eensgezindheid, niet van verschillende inzichten en belangen. De regering van Poetin heeft afgelopen decennium zo echter ook een klimaat van a-politieke passiviteit gecreëerd, met name onder de stedelijke middenklasse. Formeel hoeft de Doema zich daar komende vijf jaar geen rekenschap van te geven. Maar feitelijk kan deze burgerlijke apathie ten opzichte van de politieke instituties de legitimiteit van de Doema ongemerkt uithollen.