De Russische revolutie van 1917 was een keerpunt: voor Rusland zelf, en voor de rest van de wereld. Al honderd jaar zijn oorzaken en gevolgen onderwerp van debat. Voor RaamopRusland schetsen verschillende historici hun visie op 1917. Boris Kolonitski interpreteert de revolutie in een meer sociaal-culturele en internationale context. Deel twee uit een reeks.
'Russische revolutie was geen geïsoleerde omwenteling'
Honderd jaar geleden, op 8 maart 1917, barstte in Rusland de bom. Massaal volksprotest op Internationale Vrouwendag leidde de eerste Februarirevolutie in. De Romanov-dynastie kwam ten val. Acht maanden later ontketenden de bolsjewieken met een vrij eenvoudige machtsgreep de Oktoberrevolutie, die de voorbode bleek te zijn van driekwart eeuw Sovjet-Unie. Was dit een puur Russische aangelegenheid of deel van een internationale ontwikkeling? Volgens historicus Boris Kolonitski het laatste. Ik spreek hem in Sint-Petersburg, een eeuw geleden de hoofdstad van de revolutionaire wereld.
door Hubert Smeets
Al honderd jaar is de Russische revolutie onderworpen aan een heuse scholenstrijd. Onder de slagschaduw van het communistische systeem was dit historiografische debat in de eerste driekwart eeuw aan weerszijden ideologisch beladen. Boud gesteld stond tegenover het communistische beeld van een heroïsch volk, dat onder leiding van soms geniale bolsjewieken een waarachtige omwenteling ontketende, een kritische liberaal-democratische interpretatie, waarin plaats was voor minder eenduidige verhaallijnen en vooral ook voor de theorie dat de Oktoberrevolutie eigenlijk een putsch was.
Boris Kolonitski
De laatste kwart eeuw heeft de discussie over de revolutie een minder politieke en meer historische inzet gekregen. Naast economische en demografische verklaringen van de revolutie ontstond er ruimte voor sociaal-culturele en antropologische analyses. Maar sinds een paar jaar doet het Kremlin weer voorzichtig pogingen om de interpretatie van de revolutie naar eigen goedunken te politiseren. De ondermijning van het grote Russische Rijk staat in dat beeld centraal.
Van een langzaam groeiende consensus onder historici, voor zover ùberhaupt mogelijk, is honderd jaar na dato dus nog geen sprake. In de loop van dit jubileumjaar geven verschillende historici voor RaamopRusland hun visie op oorzaken en gevolgen van de revolutie van 1917. Boris Kolonitski is verbonden aan de Europese Universiteit in Sint-Petersburg en de historische afdeling van de Academie der Wetenschappen.
Gesloten archieven
Boris Kolonitski (1955) is een van de meest gerespecteerde kenners van de Russische Revolutie in Rusland. Anders dan veel voorgangers richt hij zich minder op de puur politieke geschiedenis, gecentreerd in Petrograd, maar meer op de sociaal-culturele aspecten van de revolutie. Zijn kandidaatsproefschrift (1987) ging over de onmacht van de burgerlijke propaganda in 1917. In zijn dissertatie (2002) behandelde hij de politieke symboliek, waarmee de machtsstrijd dat jaar gepaard ging.
‘Toen ik in 1983 begon met mijn promotie had de bibliotheek een geheime afdeling waar je alleen met een speciaal document mocht komen. Tijdens de Brezjnev-jaren was er wel al meer mogelijk geworden dan voorheen, bijvoorbeeld als het ging om niet-legale literatuur en netwerken. In de jaren zeventig volgden veel historici een zo pragmatisch mogelijke koers: ze beperkten zich tot het verzamelen van bronnen, data en andere gegevens. Mijn historiografische klassieken waren toen Marc Bloch (1886-1944, mentaliteitshistoricus, in 1929 een van de oprichters van het Franse blad Annales) en daarna George Trevelyan (1876-1962, een der eerste publiekshistorici in Engeland).’
‘Met Gorbatsjov veranderde er echt veel, zij het dat dit onder historici pas relatief laat gebeurde. Uitgeverijen onderwierpen zich nog aan censuur en zelfcensuur. Het noemen van de verguisde naam Trotski bleef moeilijk. Maar het was toch een interessante tijd, een cultuurshock. Veel mensen bleken zich al die jaren door ons historici bedrogen te hebben gevoeld. Anderzijds riepen de plotseling opduikende anticommunistische schema’s bij mij ook protest op. Dat was dezelfde propaganda als vroeger.'
‘Ik ben sindsdien wel minder dogmatisch geworden. De politieke crisis tijdens Gorbatsjov en Jeltsin leidde ertoe dat ik anders ging kijken naar geschiedenis. Voordien bestudeerden veel historici de ideologische teksten van communisten en liberalen, van Lenin en Trotski tot Miljoekov. Door mijn ervaringen in de jaren negentig begreep ik dat niet alleen dat soort hoge ideologie een rol speelt in het bewustzijn van gewone mensen, maar dat je ook moet kijken naar taal, rituelen en symbolen. Die zijn erg belangrijk voor politieke mobilisatie.’
Niet alles is politiek
Die kijk heeft tot vele nieuwe inzichten geleid. Niet alleen bij Kolonitski. In Moskou gooit zijn ruim tien jaar oudere collega Vladimir Boeldakov knuppels in het hoenderhok. Bijvoorbeeld met zijn studie Krasnaja smoeta, waarin Boeldakov benadrukt hoe belangrijk de demografische ‘boom’ eind negentiende/begin twintigste eeuw was. In heel Europa trokken mensen van het agrarische platteland naar de industriële stad. De bevolking groeide spectaculair, dat had een even spectaculaire verjonging als gevolg. Die jeugd werd vervolgens het voetvolk voor de revolutie.
Kolonitski hecht veel waarde aan het belang van dit soort structurele en niet a priori politieke ontwikkelingen. Zo wijst hij op de betekenis van moderne communicatiemiddelen.
‘Historische analogieën gaan vaak niet op. Maar de kleurenrevoluties in bijvoorbeeld Georgië (2003) en Oekraïne (2004 en 2013) zijn mogelijk gemaakt door mobiele telefonie en internet. De Russische revolutie honderd jaar geleden was niet mogelijk geweest zonder telegraaf, spoorwegen en dagbladen. Communicatietechnologie is belangrijk voor de kunsten, voor de handel, voor de politiek en dus ook voor de revolutie.’
Ten tweede vestigt Kolonitski de aandacht op de internationale context. Hij heeft al sinds jaar en dag kritiek op de beperkte focus, dat het in 1917 vooral om de politieke strijd in Petrograd ging. Die benadering onttrekt de rest van de wereld aan het zicht.
‘Nog steeds wordt de Russische revolutie als een Russische revolutie gezien. Natuurlijk, de Russische arbeiders en boeren waren Russische arbeiders en boeren. Maar Helsinki [Finland was tot 1917 via een personele unie deel van het Russische Rijk - hs] was ook beslissend voor de loop van de revolutie. Voor Lenin en de bolsjewieken, en ook voor hun opponenten, was wereldrevolutie een belangrijk argument. Alle revolutionairen streefden naar wereldrevolutie. Over de invloed van de Russische revolutie op de rest van de wereld kunnen we twisten. Maar we moeten niet te Russo-centrisch naar de wereld kijken. Er was wel degelijk sprake van een wereldrevolutie. Polen wist weer een natiestaat te worden. In Tsjechoslowakije voerde Jan Masaryk zijn nationalistische revolutie door. In Beieren en Bremen kwam het tot kortstondige opstanden. Net als in Hongarije en in mindere mate in Oostenrijk, waar ook terugkerende krijgsgevangenen zich voor een opstand lieten mobiliseren.’
Partijkrant Pravda begroet het overslaan van de revolutie naar Hongarije in 1919. Illustratie Wikimedia
Eerste Wereldoorlog
Dat de Eerste Wereldoorlog een cruciale factor was voor de revolutie van 1917 wordt alom erkend. Maar hoe belangrijk was de oorlog?
Kolonitski relativeert. ‘Was de oorlog een voorbode tot de revolutie? Zou de revolutie niet hebben plaatsgevonden zonder de oorlog? Optimisten denken dat de revolutie en de oorlog onlosmakelijk zijn verbonden, pessimisten niet. Ik ben een pessimist. Om twee redenen. Ten eerste. Ook landen, die niet betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog, raakten een eeuw geleden in een politieke crisis verzeild. Bijvoorbeeld Spanje, dat zelfs van de oorlog had geprofiteerd. Ten tweede. In veel landen was er rond 1913 een nostalgisch verlangen naar een wereld die we kwijt waren geraakt, naar het verloren paradijs. Dat leidde bijvoorbeeld in Iran in 1905 tot een constitutionele revolutie. Die crisis eindigde met een nieuwe dynastie in 1922. In 1908 brak in Turkije een revolutie uit. In 1910 in Portugal. Onbeduidend? Portugal, toen toch echt nog een koloniale macht, werd republiek. Dat was heel bijzonder. In Europa was alleen Frankrijk op dat moment een republiek. In 1911 was er een revolutie in China. Niet onbelangrijk. China, Iran en Turkije grensden wel aan Rusland.
Het ‘dominante discours’ is volgens Kolonitski niettemin nog steeds dat de Russische revolutie een bij uitstek Russische exercitie was. Hij is het daar niet mee eens.
‘Niet alleen in Rusland, ook in het Westen doen specialisten aan het exotiseren van Rusland. De Russische uitzonderlijkheid is in hun ogen een vorm van exotica. Dat Letten in de revolutie een beslissende rol hebben gespeeld, komt in Letland nauwelijks aan de orde. Menig Oekraïner ontkent dat dat ook nationalisten en linkse socialisten in Oekraïne de bolsjewieken aanvankelijk zagen als de optimale variant voor een unie. Veel Polen erkennen niet dat de Polen een kolossale rol hebben gespeeld. De Bund [een joodse socialistische partij, opgericht in 1897 - hs] bijvoorbeeld was een in Polen gestichte partij. De Warschawjanka werd niet voor niets een revolutionair lied.’
Burgeroorlog als leermoment
Het vervolg van de revolutie heeft wel weer specifiek Russische karaktertrekken: de burgeroorlog.
‘In de burgeroorlog is tussen 1917 en 1922 het bolsjewistische bewustzijn geboren: improviseren om te kunnen winnen. Hun staatsvorming bijvoorbeeld was een vorm van improvisatie. De bolsjewieken wilden eigenlijk geen federatie, maar een eenheidsstaat. Maar ze zagen in dat ze alleen konden winnen door contact te houden met de nationale elites in het imperium. Oktober 1919 was daarbij een beslissend moment. De ‘witte’ generaal Anton Denikin (1872-1947) had 150.000 soldaten tot zijn beschikking bij Petrograd en Moskou. Het Rode Leger had slechts 50.000 man. De rest vocht met Oekraïense anarchisten van Nestor Machno, met Georgiërs, Kaukasische bergvolkeren, met nationalisten en zelfs met Kazachen. Slechts 50.000 man: absoluut flauwekul. Maar ze moesten winnen. Vandaar die keuze voor een federatie.’
‘Intussen waren de gevolgen van de burgeroorlog enorm, vergelijkbaar met de Tweede Wereldoorlog. Mensen stierven door ziekte, honger en terreur. De burgeroorlog heeft kardinale invloed gehad op Rusland. Door de burgeroorlog is er tot nu toe geen nationale verzoening mogelijk. Net als in de Verenigde Staten trouwens. Het is een trauma, vergelijkbaar met de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) in Duitsland. Misschien wel erger zelfs. Dan moet je denken aan kannibalisme. De historicus Igor Narski uit Samara vond documenten van een dorpsvergadering in de Oeral waar de boeren toestemming vroegen om mensen te mogen opeten. Democratisch kannibalisme. En daarna ook nog eens de verschrikkingen van de collectivisatie en de stalinistische terreur. Allemaal uitgevoerd door de politieke klasse die de burgeroorlog had overleefd dankzij vergelijkbare vreselijke methodes. De burgeroorlog heeft hun politieke persoonlijkheid geprogrammeerd.’
Frontlinies tijdens burgeroorlog. Illustratie Wikimedia
Geen consensus in zicht
Consensus over deze visie van Kolonitski is in Rusland echter ver te zoeken. Er blijft sprake van partijdige geschiedenissen: van een conservatieve, een nationalistische liberale, een socialistische, een communistische, een trotskistische en een stalinistische historiografie. Ook het tsaristisch perspectief is weer in de mode. Tentoonstellingen over de Romanovs zijn in trek.
‘Die monarchistische nostalgie is gevaarlijk,' vindt Kolonitski. 'Mijn dochter was klein tijdens de perestrojka. Mijn vrouw was onderwijzeres. Een moeder van een klasgenootje wilde dat haar dochter niet alleen Engels en Duits kreeg, maar ook Frans. Mijn vrouw vroeg: is dat niet een te grote belasting, kenden uw voorouders ook zoveel talen? Zij antwoordde: de mijne niet, maar de Romanovs wel. Dat is een kijk op de geschiedenis vanuit de paleizen, en niet een realistischer blik vanuit de loopgraven, de kazernes, de fabrieken of de boerderijen. Dat is gevaarlijk voor het democratische bewustzijn. Dat leidt tot een Russische variant op Gone by the wind met witte planters en zwarte landarbeiders.’
Ook allerhande samenzweringstheorieën blijven populair. ‘Bij al die conspiratieve interpretaties van de geschiedenis gaat het om meer dan samenzweringstheorieën. Soms is er inderdaad sprake van een complot, maar in deze vorm van geschiedschrijving wordt het complot uit zijn context gehaald.’
‘Er is op zich wel degelijk kans op verwerking van het verleden, zoals het in Duitsland heet. Ik schrijf boeken, ik treed op voor radio en televisie. Andere historici ook. Het Museum voor Politieke Geschiedenis in Sint-Petersburg, voorheen het Revolutiemuseum, is qua inrichting intussen eclectisch geworden. Ze proberen er tenminste iets te doen. In de permanente tentoonstelling is nu bijvoorbeeld niet alleen aandacht voor de Roden en de Witten, maar ook voor de boerenlegers der Groenen. Dat is niet voldoende, maar het is wel een stap vooruit.'
‘Maar ik betwijfel of we de kansen van het revolutiejaar grijpen. Door de sovjet-traditie is het voor ons moeilijk te erkennen dat geschiedschrijving ook niet partijgebonden kan zijn. De geschiedschrijving in Rusland is nu daarom Poetin-centrisch. Poetin is een pragmaticus. Hij zegt over de geschiedenis wat hem politiek uitkomt. Maar uiteindelijk is het niet de schuld van Poetin. Het is onze eigen schuld. Brainwashing bestaat overal. Dat is geen exclusief Russisch probleem. Herinneringspolitiek, politiek bedrijven met het verleden, is er altijd geweest en heeft altijd geleid tot hypertrofie. Maar waarom geloofden de mensen in de sovjet-tijd de kranten en televisie niet en nu juist wel?’
Dat betekent dat het jaar 2017 geen doorbraak wordt in het verwerken van de Russische revolutie? Inderdaad, zegt Kolonitski.
‘Er is geen consensus over de revolutie en die komt er komend jaar ook niet. De Franse historicus François Furet schreef in 1991: de revolutie is voorbij. De Franse revolutie had volgens hem twee eeuwen doorgewerkt. In Rusland is de revolutie nog niet voorbij. Furet zei dat Frankrijk de revolutie had verwerkt. Ik zeg dat de revolutie doorgaat.’
Dit is het tweede artikel in een reeks. Eerder publiceerden wij een kort essay van de Amsterdamse historicus Marc Jansen.