Column Bij het Rode Plein wandelen dagelijks enkele lookalikes van Stalin, Lenin en Poetin rond die met toeristen op de foto willen. Het blijft een bizarre aanblik de generalissimus met snor in grijze militaire jas breedlachend te zien poseren. Er ist wieder da op zijn Russisch. Geen enkele toerist lijkt ermee te zitten. Grappig toch? Maar zo grappig is het helemaal niet. In het Rusland van vandaag is Stalin vooral de held van de Tweede Wereldoorlog en niet meer in eerste instantie de massamoordenaar van zijn eigen volk. Dat is pijnlijk.
door Laura Starink
Er ist wieder da op z'n Russisch. Foto: Laura Starink
Moskouse theatersnobs vinden het theater Aan de Nikitapoort een beetje sneu en tweederangs. Zij gaan liever naar Lenkom, het Gogoltheater of Satirikon. Maar ik ben als een blok gevallen voor Mark Rozovski, die aan de Nikitaboulevard al jarenlang zijn vaste groep acteurs aanvoert. De première van Papa, mama, ik en Stalin, zijn levensverhaal, was een belevenis. De zaal was ontroerd en ook bij mij liepen de tranen over de wangen.
Twee dagen eerder zag ik hem met groot plezier de avond Liederen uit onze kommoenalka aanvuren. Rozovski is een kleine gezette man in artistiek zwart. Zijn kale hoofd heeft rode konen en glanzende ogen achter een ronde hoornen bril, die soms op het voorhoofd wordt geschoven. Zijn blik is olijk-melancholiek. Zijn handen trillen en als hij zingt breekt zijn stem. Rozovski is tachtig, maar zal in het harnas sterven.
Regisseur Mark Rozovski (rechts) met Liederen uit onze kommoenalka. Foto: Laura Starink
Zijn dikke en slissende zangers op leeftijd bezongen in pijama of ondergoed het leven in die akelige gemeenschapswoningen uit hun jeugd. Achter mij zat een man die sprekend op Willy Alberti leek: gepommadeerd en geverfd haar, een snor en een bril met stalen montuur. En verdomd: even later werd hij toegejuicht als Willy Tokarev, een van Ruslands beroemdste volkszangers. Ik had nog nooit van hem gehoord. Hij deelde links en rechts handtekeningen uit.
De kommoenalka was een erfenis van de Oktoberrevolutie, toen de bolsjewieken de woningnood oplosten door de grote appartementen en huizen te onteigenen en vol te stoppen met arbeidersgezinnen. Hele families woonden op één kamer en men deelde keuken, bad en toilet. Ze waren een broedbed voor haat en burenruzies.
Maar voor de jonge Mark was de kommoenalka - zijn moeder en hij woonden samen met 83 buren – vooral het decor van zijn jeugd. Het was een avond met heimwee naar de saamhorigheid van vroeger, maar zonder vals pathos. Rozovski vertelde tussen de liederen door over voetballen met de jongens van de binnenplaats, de eerste portiekzoen, de meedogenloze jacht op de zwarte ratten en de eerste slok wodka.
Vanavond regisseert hij de keerzijde van die gelukkige jeugd. Hij groeide in armoede op met zijn moeder omdat zijn vader tien jaar in een Stalinkamp zat. Die keerzijde zat overigens ook al in de liedjesvoorstelling, waar Rozovski zelf het kamplied Zwarte Raaf zong, over de sombere vogel die als vrijheidsbode opduikt boven de kampzone met wachttorens en prikkeldraad. Dat hij zong over iets dat hem persoonlijk raakte was het publiek volstrekt duidelijk.
De contekst kwam in de nieuwe voorstelling Papa, mama, ik en Stalin. Het stuk is gebaseerd op zijn memoires over het door Stalin verbroken gelukkige huwelijk van zijn ouders. Het knappe van de voorstelling is dat Rozovski erin slaagt de jonge acteur die hem speelt die prachtige combinatie mee te geven van ongecompliceerde jongenspret met diepe vertwijfeling over de ramp die zijn gezin heeft getroffen.
Theater Aan de Nikitapoort met de première van Papa, mama, ik en Stalin. Foto: Laura Starink
Michail Ozornin, zwart achterovergekamd haar, kuiltje in de wang, danst soepel als een kat over het toneel en worstelt met de ondankbare rol van bemiddelaar tussen zijn ouders, die door de kamptijd uit elkaar worden gedreven. Zijn moeder, een beeldschone Griekse, blijft haar man trouw, ondanks erg grappige avances van drie vrijers die haar belagen.
Maar als hij vrijkomt en zich moet vestigen in de wapenstad Toela (ex-gevangenen mochten niet terugkeren naar Moskou maar moesten buiten een straal van 100 km om de hoofdstad wonen) kan zij het niet opbrengen haar armoedje in Moskou (en de toekomst van haar zoon) op te geven om zich bij haar man te voegen. Het huwelijk gaat kapot. Zoon is ontroostbaar en de ouders ook.
Zijn vader wordt opnieuw gearresteerd, maar komt na de destalinisatie onder partijleider Chroesjtsjov weer vrij. Hij wordt ‘gerehabiliteerd’, maar zijn leven is vergooid. Beide ouders sterven eenzaam. Moeders enige troost waren haar zoon en de gedichten van Achmatova, Mandelstam en Pasternak. Lang wordt Rozovski toegeklapt door het publiek, jong en oud door elkaar.
Een toneelstuk als dit kan in Moskou zonder problemen worden opgevoerd. Maar de echte verwerking van de terreur die in elk gezin een grote rol heeft gespeeld wordt tot nader order uitgesteld. Het beeld van Stalin als massamoordenaar past niet in de nieuwe Russische identiteit die het Kremlin probeert uit te dokteren om de grootsheid van de natie te benadrukken. Stalin is vooral de man die de nazi's versloeg.
Het is geen toeval dat Memorial op 26 april de jaarlijkse prijsuitreiking voor geschiedenisscripties van scholieren uit de provincie in het theater Aan de Nikitapoort houdt. Memorial is de ngo die al 25 jaar onderzoek doet naar het stalinisme en sinds kort tot ‘buitenlands agent’ is bestempeld. Vorig jaar werd de prijsuitreiking aan scholieren die werkstukken maken over de twintigste-eeuwse sovjet-geschiedenis, verstoord door boze nationalisten die schrijfster Ljoedmila Oelitskaja met groene verf besmeurden. Dit jaar hebben verschillende zalen Memorial de toegang geweigerd. Soms is Moskou piepklein en past het in de handpalm van Mark Rozovski.