In de Oekraïense vrijwilligersbataljons die vochten tegen de rebellen en de Russen in de Donbas zaten patriotten, maar ook neonazi's. Moskou sprak van 'fascistische strafbataljons' die de Russische bevolking kwamen vermoorden. Wie zijn die Oekraïners die vrijwillig de wapens opnamen? Waarom gebruikt bataljon Azov neonazi-symbolen?
door Laura Starink
De grootste en meest spectaculaire burgeractie die de afgelopen twee jaar in Oekraïne heeft plaatsgevonden, was de spontane oprichting van enkele tientallen vrijwilligersbataljons die in de zomer van 2014 het leger tegen de opstandelingen in het oosten, tegen Russische patriotten en uiteindelijk tegen het reguliere Russische leger te hulp schoten. In een paar maanden tijd ontstond een houtje-touwtje-leger van zo'n tienduizend mannen van alle leeftijden en alle beroepen. Sommigen waren zo groen als gras, anderen hadden ervaring als dienstplichtig soldaat in het Sovjetleger. Ook meldden zich veteranen uit Ruslands oorlogen in Afghanistan en Tsjetsjenië, maar er kwamen ook heel wat avonturiers en criminelen af op de kick van de oorlog.
Na een korte training kregen ze een kalasjnikov in handen gedrukt en werden naar de Donbas gestuurd. Aanvankelijk deden ze slechts patrouilles en verkenningsmissies achter de vijandelijke linies (overigens bepaald geen ongevaarlijk werk) of werden ze gebruikt om heroverde wijken in steden en dorpen uit te kammen op zoek naar wapens of opstandelingen. Toen de oorlog serieuzere vormen begon aan te nemen en steeds meer wapentuig de Russische grens overkwam, werden ze ook gewoon in het heetst van de strijd ingezet.
Bataljon Azov is inmiddels opgenomen in de Oekraïense Nationale Garde
Op het hoogtepunt van de oorlog zouden enkele tientallen bataljons met in totaal tegen de tienduizend soldaten hebben meegevochten. Ze hadden namen als Donbas, Dnepr-1, Azov, Ajdar, Sitsj en Rechtse Sector. Sommige bataljons werden betaald door oligarchen (zo kreeg Dnepr-1 uit Dnepropetrovsk aanvankelijk geld van bankenmagnaat Igor Kolomojski). De meeste bataljons vielen van meet af aan onder het ministerie van Binnenlandse Zaken of Defensie en kregen een vorm van soldij. Andere leidden een ongecontroleerd bestaan in het schemergebied tussen oorlog en criminaliteit.
In Europa denkt men bij de Oekraïense vrijwilligersbataljons in de eerste plaats aan neonazi’s en ander extreemrechts tuig, die oorlogsmisdaden plegen. In werkelijkheid was het beeld veel diverser: de bataljons telden mannen uit alle lagen van de bevolking, van laag- tot hoogopgeleid, van zakenman tot avonturier. Ze sloten zich aan om de opstand in het oosten te bedwingen en te voorkomen dat deze als een veenbrand zou overslaan naar Charkov, Dnepropetrovsk of Odessa.
In Oekraïne ziet men de rol van de patriotten totaal anders dan in het Westen: de vrijwilligersbataljons hebben het land gered van een grote Russische invasie, is de breedgedeelde opvatting. Het Westen heeft makkelijk praten: dat liet de Oekraïners in de steek, zegt men. De vrijwilligers gaven het leger aanvankelijk een belangrijke morele steun in de rug. Zij vochten uit overtuiging tegen de rebellen, Russische patriotten en reguliere Russische soldaten. Voor de meeste Oekraïners zijn zij de helden van de oorlog.
Oorlogsmisdaden aan beide kanten
Maar natuurlijk zit er een schaduwkant aan dit verhaal. Naarmate de oorlog verhardde, namen aan beide zijden ook de wandaden toe. Amnesty International en Human Rights Watch rapporteerden over plunderingen, ontvoering, marteling en afpersing. Voor het rapport Breaking Bodies (mei 2015) sprak Amnesty International met zeventien gevangenen van de rebellen en zestien van Oekraïense vrijwilligersbataljons, die zonder uitzondering waren gemarteld, bedreigd of bestolen.
Aan rebellenzijde waren het vooral de bataljons van krijgsheren als Motorola (Arseni Pavlov) en Aleksej Mozgovoj die wreedheden begingen, aan Oekraïense kant vooral de Rechtse Sector en bataljon Ajdar. De ergste wreedheden speelden zich af in 2014, toen de oorlog in volle hevigheid woedde. ‘Gevangenen van de Rechtse Sector gaven details over een angstaanjagend spectrum van mishandeling, inclusief schijnexecuties, kidnapping, afpersing, extreem gewelddadige afranseling, doodsbedreigingen en het onthouden van cruciale medische hulp,’ aldus Amnesty International. Dat er ook aan Oekraïense kant een serieus probleem met de discipline was, blijkt uit het feit dat inmiddels tegen achthonderd Oekraïense militairen een strafrechtelijk onderzoek is geopend.
Zoals de Oekraïense overheid worstelde met oorlogsmisdaden van de bataljons, zo werd ook Rusland in de Donbas geconfronteerd met de bandeloosheid van de rebellenbendes, die samenwerkten met Russische patriotten. Maar in rebellengebied speelden de Russische militairen zelf ook een belangrijke rol bij de wandaden. Begin dit jaar verscheen het Poolse onderzoeksrapport Russian War Crimes in Eastern Ukraine, dat inmiddels als bewijsmateriaal is overhandigd aan het Internationaal Strafhof in Den Haag. Het bevat onthutsende getuigenverklaringen, interviews met slachtoffers en gedetailleerde informatie over martelaars aan pro-Russische zijde.
Dit vertelde bijvoorbeeld een slachtoffer, dat werd gemarteld in het gemeentehuis van Horlivka: ‘De officieren van de GROe [Russische militaire inlichtingendienst] kwamen omstreeks zes uur in de middag. Ze begonnen mijn knieën te doorboren zodat ik me niet kon beschermen. Omdat ze tijdens de ondervragingen mijn benen met messen bewerkten, kon ik niet lopen en bloedde ik overal. Ze sloegen me en hingen me aan mijn handboeien aan een touw met omgedraaide handen. Ze strooiden zout op mijn wonden. Ze trokken ook een plastic zak over mijn hoofd. Toen verloor ik het bewustzijn.’
Er is geen enkele aanwijzing dat ook Rusland tegen de daders vervolging instelt. Wel berichtten de Russische media uitgebreid over de gruwelen die gepleegd zouden zijn door de Oekraïense troepen. Berucht werd het verhaal op het Russische nieuws dat Oekraïense militairen bij de bevrijding van Slavjansk een zesjarig jongetje voor de ogen van zijn moeder kruisigden, waarna ze haar achter een tank bonden en door de straten van de stad sleepten tot ze stierf. Zelfs de tegen Kiev gekante bevolking van Slavjansk verwees dit verhaal tegenover mij naar het rijk der fabelen. De Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov meldde de vondst van een massagraf in de Donbas, waar vierhonderd slachtoffers van de Oekraïense ‘genocide’ zouden zijn gevonden. Na een zoektocht werd een graf met vier lijken ontdekt. In Oekraïne is de actiegroep StopFake continu bezig dit soort Russische gruwelverhalen te ontkrachten.
Maar Oekraïense media besteden ook niet bijster veel aandacht aan de wandaden in het eigen kamp. Internet-tv-station Hromadske (Burger), opgekomen tijdens Euromajdan, probeert dat wel te doen. ‘Oekraïne is in oorlog,’ zegt hoofdredacteur Natalja Hoemenjoek ter verklaring. ‘Mensen voelen zich bedreigd en dan willen ze liever niet benadrukken dat hun eigen leger zich ook niet altijd loepzuiver gedraagt.’ Berichten uit het rebellengebied zelf is voor de Oekraïense televisie heel moeilijk: journalisten lopen er gevaar. Tijdens de oorlog werden meer dan tachtig journalisten opgepakt door de rebellen. Hromadske-tv moet er werken met undercover journalisten, maar omdat er zoveel familiebanden zijn tussen de Donbas en de rest van het land zegt Hoemenjoek toch een redelijk beeld te hebben van wat zich in het rebellengebied afspeelt.
De Russische oorlogspropaganda is een serieus probleem voor de Oekraïense journalistiek. Hoemenjoek: ‘De Russische desinformatieoorlog creëert een soort moreel relativisme dat stelt dat iedereen liegt en zijn eigen agenda. Er zijn geen objectieve feiten. CNN, RussiaToday, Al Jazeera, ze hebben allemaal hun eigen agenda. Maar het is onze taak als journalisten te bewijzen dat de feiten bestaan en dat je ze móét controleren. Dat zijn de basisregels van ons beroep.’
Joden en neonazi’s
De Oekraïense vrijwilligersbataljons waren dus niet alleen een steun voor het leger, maar ook een disciplinair probleem voor de regering in Kiev, die het alleenrecht op het gebruik van geweld moet houden. ‘Ze zijn bang voor ons,’ beaamde ‘Palej’, soldatenbijnaam van een meubelmaker van bataljon Azov die zijn machinegeweer stond schoon te maken in hun tentenkamp op de vlakte van Oerzoef ten zuiden van Marioepol, waar ik ze bezocht. Palej meldde zich bij Azov nadat hij in Kiev Andri Biletski tegen het lijf was gelopen, die net uit de gevangenis was vrijgelaten.
Andrej Biletski, de oprichter van Azov, zat vast wegens neonazisympathieën. Zijn uitspraken in oude interviews tonen onversneden blank racisme, maar hij heeft inmiddels zijn taal gekuist. Extreemrechts vond in de strijd tegen Rusland een nieuw levensdoel, dat deze keer toevallig spoorde met het regeringsbeleid. Het symbool van Azov is een lettercombinatie die volgens de Oekraïners staat voor ‘Ideja natsii’, het idee van de natie. Maar het is een letterlijk spiegelbeeld van de wolfsangel, een van de nazisymbolen van Hitlers Waffen-SS. Zelfs nu Azov een regulier regiment van het Oekraïense leger is geworden, wappert deze runenvlag gewoon op de tanks die oefenen op de vlakte bij Oerzoef. Ook in sommige kamers op de legerbasis van Azov in Marioepol trof ik de vlag aan, naast afbeeldingen van de zwarte zon, een ander Germaans runenteken. Dat ziet er idioot uit.
De Oekraïense overheid moet onmiddellijk een einde maken aan het gebruik van neonazisymbolen in het leger en de rijen zuiveren van racisten. De soldaten die ik sprak wezen alle connecties met extreemrechts van de hand. ‘Wij verdedigen ons vaderland, dat zou jij ook doen,’ zei meubelmaker Palej. ‘Rusland is een imperium dat alleen denkt in gebiedsuitbreiding. De Russen hebben ons altijd onderdrukt. Ze hebben hier niets te zoeken. Een kernbom op Moskou is het enige wat helpt.’
Opmerkelijk is dat de Oekraïense joodse gemeenschap zegt zich vooralsnog weinig zorgen te maken over extreemrechts. De joodse leider Josef Zisels, die jaarlijks een antisemitisme-monitor uitgeeft, zei in Kiev tegen me: ‘Toen het Kremlin het etiket “fascisme” ging gebruiken, hechtte het Westen daar geloof aan. Maar er is hier een grote joodse gemeenschap van 300.000 mensen en niemand is bang voor fascisten. Oekraïners zijn gematigde mensen. Rechts-radicale partijen hebben weinig steun. Van de 420 parlementsleden zijn er volgens onze maatstaven nu dertien “radicaal”. Die houden we zorgvuldig in de gaten. Ook Nederland kent rechtsextremisten, maar hier in Oekraïne zijn ze marginaal.’
Criminele ‘franchises’ van Rechtse Sector
De vrees bestond dat de bewapende vrijwilligers een groot veiligheidsprobleem voor Oekraïne zouden worden. Fatsoenlijke mannen keerden na de oorlog terug naar huis. In de zomer van 2015 werden de bataljonssoldaten geleidelijk teruggetrokken van het front en vervangen door het reguliere leger, dat de Volksrepublieken Donetsk en Loegansk inmiddels met 60.000 man troepen heeft afgegrendeld. Wat er restte van de bataljons, werd ingelijfd bij het leger of de Nationale Garde. In grote lijnen ging dat zonder veel problemen.
Er waren echter ook onrustbarende incidenten: op 11 juli 2015 ontstond 1600 kilometer van het front in het slaperige smokkelstadje Moekatsjeve in de West-Oekraïense Karpaten een vuurgevecht tussen de politie en een aantal zwaarbewapende leden van de Rechtse Sector, waarbij vier doden vielen. Waarschijnlijk ging het hier om een onderlinge vete tussen lokale rivalen in de sigarettensmokkel aan de Hongaarse grens. De Rechtse Sector bleek een handzame ‘franchise’ voor criminele bendes geworden. Hun leider Dmitro Jarosj was niet bij machte te voorkomen dat uit naam van zijn organisatie misdaden werden gepleegd. Porosjenko stuurde een door de wol geverfde crime fighter naar de Karpaten om orde op zaken te stellen.
In september 2015 werd Kiev opgeschrikt toen een geflipte soldaat van bataljon Sitsj tijdens een demonstratie van de extreemrechtse partij Svoboda (Vrijheid) van Oleh Tjahnibok en de Rechtse Sector bij het parlement een granaat gooide die vier politieagenten het leven kostte. De demonstratie was gericht tegen de decentralisatiewet, een van de eisen van het staakt-het-vuren van Minsk. Populisten waren boos omdat de wet de weg zou vrijmaken voor grotere autonomie voor de rebellenrepublieken. ‘Zijn onze kameraden daarvoor aan het front gestorven?’ brieste de antisemiet Oleh Tjahnibok.
Dat westerse media zich focussen op het neonazigehalte van de vrijwilligersbataljons staat niet los van de Russische oorlogspropaganda, die de opstand van een miljoen mensen op Majdan direct reduceerde tot een bewapende staatsgreep door een handvol griezels met zwarte bivakmutsen van de Rechtse Sector. Elke deelnemer van Majdan die ik heb gesproken wijst dit als onzin van de hand. Zeker, er waren op het laatst ook bij de demonstranten wapens in omloop, zegt men, maar de Rechtse Sector heeft bij de opstand geen doorslaggevende rol gespeeld. De rechtse beweging is belangrijk gemaakt door de Russische staatstelevisie. Maar de groep heeft wel een ronduit slechte naam.
Ontmoeting met de baarlijke duivel
Dmitro Jarosj bleek niet de griezel die de Russische televisie van hem heeft gemaakt. Ik wist een afspraak met hem te maken in de lobby van hotel Oekraïne aan het Majdanplein in Kiev. De kleine man met baard verscheen in burger in een blauw geruit overhemd, in gezelschap van een woordvoerder en een bewaker met oortje. Op Euromajdan, zei Jarosj, bestond de Rechtse Sector (de naam komt uit de wereld van voetbalhooligans) uit zo’n man of vijfhonderd, aanvankelijk slechts bewapend met stokken en schilden.
‘We waren strak gedisciplineerd en hielpen de commandant van Majdan de orde te bewaken.’ Maar toen sluipschutters eind februari 2014 meer dan 100 demonstranten doodschoten, begonnen mensen zich te bewapenen. In het hele land ontstonden afdelingen van de Rechtse Sector. ‘Het was niet eenvoudig de boel onder controle te houden, want van overal sloten zich nieuwe mensen aan. Het heeft een paar maanden geduurd voor we de orde hadden hersteld. Maar er was geen weg meer terug. Als je bang bent voor de wolf, moet je het bos niet ingaan.’
Dmitro Jarosj in burger in Kiev
Waar of niet, Jarosj deed nog een pikante onthulling die ik niet heb kunnen verifiëren. Nadat Janoekovitsj eind februari met een aantal Europese ministers van Buitenlandse Zaken een overeenkomst had gesloten over vervroegde verkiezingen, werd de leider van de Rechtse Sector via de geheime dienst bij de president ontboden.
Jarosj ging enigszins zenuwachtig naar de residentie aan de Bankova: hij vreesde ter plekke te worden gearresteerd. Twee uur lang sprak hij met Janoekovitsj, die maar bleef dooremmeren over zijn gezin en hoe zwaar hij het had. ‘Hij wilde weten of Majdan dat akkoord zou aanvaarden,’ vertelde Jarosj, maar die gaf geen krimp. ‘Na het bloedvergieten was er maar één oplossing: Janoekovitsj moest vertrekken.’
Jarosj is zijn hele leven een actieve nationalist geweest. In de jaren negentig was hij een van de organisatoren van de paramilitaire jeugdorganisatie Trizoeb (Drietand, het wapen van Oekraïne). ‘Trizoeb organiseerde kampen voor militair-patriottische opvoeding, zelfverdediging en politieke voorlichting over de Oekraïense staat,’ zegt hij. Dit alles ging curieus genoeg onder welwillende supervisie van de geheime dienst.
Jarosj verklaarde dat als volgt: ‘Nationalisme heeft in Oekraïne een heel andere betekenis dan bij jullie. Slimme mensen in het staatsapparaat begrepen heel goed dat je revolutionaire jeugdorganisaties onmogelijk kunt onderdrukken. Jullie wonen in een land dat al honderden jaren onafhankelijk is, maar wij hebben onze vrijheid pas kort geleden gekregen en we leven onder voortdurende bedreiging van Rusland, dat zich al driehonderd jaar mengt in de binnenlandse aangelegenheden van Oekraïne. Het is nooit ons doel geweest de staat te destabiliseren. Wij hebben een buitenlandse vijand. Wij zijn in opstand gekomen omdat het regime van Janoekovitsj een serieuze bedreiging was voor onze onafhankelijkheid.’
De ideoloog van het nationalisme in Oekraïne is de negentiende-eeuwse dichter Taras Sjevtsjenko met zijn leuze ‘Svoja chata, svoja pravda, svoja volja’ (eigen huis, eigen waarheid, eigen vrijheid). Jarosj noemt het een bevrijdingsbeweging. ‘Elk volk heeft recht op zijn staat. Zijn wij minder dan Fransen, Polen of Duitsers? Voor ons hebben de nationale minderheden dezelfde rechten als de Oekraïners. Dat zijn dezelfde staatsburgers als wij, maar ze moeten wel loyaal zijn. Alle niet-Oekraïners die met ons vechten voor de onafhankelijkheid van ons land zijn onze broeders. Maar de niet-Oekraïners die ons het recht betwisten in ons eigen land de baas te zijn horen hier niet thuis. En zo is het in elk normaal land.’
Insigne van vrijwilligersbataljon de Rechtse Sector
Toen ik hem vroeg of er in Oekraïne dan wel ruimte was voor de mensen uit de Donbas zei Jarosj: ‘In ons bataljon zitten heel veel mensen uit de Donbas, ook Russen, die allemaal patriotten van Oekraïne zijn. Maar als een burger van Oekraïne zich gewapenderhand verzet tegen de staat, dan moet hij of de gevangenis in of naar Rusland vertrekken.’ Een antisemiet is Jarosj niet. De Rechtse Sector is enige tijd geprotegeerd door de joodse bankentycoon Igor Kolomojski, die Dnepropetrovsk behoedde voor een pro-Russische opstand. Tsjetsjenen die tegen Rusland willen vechten, waren bij de Rechtse Sector hartelijk welkom. Maar als veel Oekraïense nationalisten is Jarosj wel een fan van de fascist Stepan Bandera, die wilde samenwerken met de nazi’s in de hoop op een onafhankelijk Oekraïne (de Duitsers zagen daar niks in en sloten hem op in concentratiekamp Sachsenhausen. Bandera werd in 1959 door de KGB in München geliquideerd. Veel Oekraïners beschouwen hem als vrijheidsstrijder). Net als Bandera liet Jarosj zich Providnyk (Leider) noemen.
Het einde van de Rechtse Sector?
Ik vroeg Jarosj naar de rapporten van Amnesty International over misdrijven van de Rechtse Sector. ‘Als de vrijwilligersbataljons er niet waren geweest, zaten we nu met een Russische bezetter in Kiev. Natuurlijk trekken zulke bataljons heel uiteenlopende mensen aan, maar misdrijven komen ook voor in staatsinstituties als de politie of de geheime dienst. De vrijwilligersbeweging was in het begin niet gestructureerd: er konden zich criminelen melden die gewoon naar een geweer grepen. Maar belangrijk is hoe de overheid daarmee omgaat: ontslaan ze hen, vervolgen ze hen? Dat gebeurt. Het zijn kinderziektes.’
Op 6 juni 2015 vielen enkele leden van de Rechtse Sector de Gaypride in Kiev aan. Jarosj had daar geen moeite mee. Als conservatieve nationalist lijkt hij sowieso niet erg geïnteresseerd in nauwe banden met Gayropa. Zoals veel Oekraïense nationalisten vindt hij dat het land nu eerst moet leren op eigen benen te staan. ‘Als het ons lukt van Oekraïne een sterke staat te maken, dan kunnen we vervolgens kiezen met wie en hoe we willen samenwerken. Niemand heeft belangstelling voor een zwakke staat. Ook in Frankrijk en Duitsland zijn nu krachten die zich verzetten tegen het model waar de Europese Unie voor heeft gekozen. Zelfs Merkel heeft gezegd dat de politiek van multiculturalisme is mislukt. Ongecontroleerde immigratie is een probleem, en dat zeggen niet alleen de Duitse nationalisten maar ook de democraten en de liberalen. Het is duidelijk dat wij een Europees land zijn, maar allereerst is het onze taak zelf van Oekraïne een bloeiende staat te maken waar mensen prettig kunnen leven.’
De schietpartij in Moekatsjeve, een maand na ons gesprek, liet zien dat Jarosj de controle over zijn achterban aan het kwijtraken was. Een paar maanden later trok hij zich terug als leider van de Rechtse Sector. Op een congres in november sprak de beweging zich uit voor revolutionaire activiteiten in Oekraïne zelf en daar kon Jarosj, die zich een ‘staatsdienaar’ noemde, niet mee instemmen. ‘Wij verlaten het revolutionaire pad niet, maar verwerpen categorisch pseudorevolutionaire acties die het bestaan van Oekraïne als staat bedreigen en de reputatie van de patriotten bezoedelen,’ zei Jarosj. Hij stond kritisch tegenover de huidige machthebbers in Kiev, maar ‘wij beschouwen bloedvergieten en tot mislukken gedoemde revoltes niet als een optie’.
Commentatoren in Oekraïne beschouwden het vertrek van Jarosj als het einde van de Rechtse Sector, die nu definitief is gemarginaliseerd en uiteindelijk waarschijnlijk zal worden opgerold door de geheime dienst. Maar de Russische wetenschapper Anton Sjechovtsvov, kenner van extreemrechts in Rusland en Oekraïne, waarschuwde dat het vertrek van de ‘gematigde’ Jarosj ook zou kunnen betekenen dat de radicale vleugel van de Rechtse Sector ondergronds zal gaan.
De vrijwilligersbataljons hebben hun rol gespeeld in het oosten van Oekraïne, met alle positieve en negatieve kanten van dien. Een militaire bedreiging zijn ze voor Kiev niet geworden. Het lijkt erop dat de regering erin is geslaagd het geweldsmonopolie te herstellen, maar Oekraïne worstelt met de problemen van elk land na een oorlog: hoe zamel je de wapens weer in die tijdens het conflict in omloop zijn gekomen? Wat doe je met soldaten die rondlopen met een posttraumatische stressstoornis? Hoe zuiver je de rijen van mensen met een eigen politieke agenda?
Het is duidelijk dat de Oekraïense regering bataljons als Azov onmiddellijk zou moeten screenen op racisme, maar hoe doe je dat als de bataljons het aureool van volkshelden hebben gekregen doordat het reguliere leger wanpresteerde? Het probleem voor de overheid is dat zij zich nog steeds geconfronteerd zien met een buitenlandse vijand. Als Rusland de opstand in de Donbas niet tot een echte oorlog had laten uitgroeien, had Kiev niet in zijn maag gezeten met de gewelddadige nasleep van die wrede ellende. Maar het gevaar van eigenrechting is in het tot de tanden bewapende Oekraïne groot. Het is zoals de Russische journalist en Tsjetsjeniëveteraan Arkadi Babtsjenko zegt: 'Via de Donbas sluipt de Tsjetsjenisatie van Oekraïne het land binnen.' Hoe dat in zijn werk gaat kun je nalezen in zijn bloedstollende boek De kleur van oorlog, dat de wreedheid van de oorlogen in de Kaukasus beschrijft.