Column Het was me bij mijn vorige bezoek aan Moskou al opgevallen: het Poesjkin-museum voor beeldende kunst heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. Ooit het bolwerk van de oer-sovjet-directrice Irina Antonova (inmiddels 95), die de na de oorlog in Duitsland geconfisqueerde Nederlandse Koenigscollectie achter slot en grendel hield, waait er met het aantreden van de vijftiger Marina Losjtsjak een totaal andere wind.
door Laura Starink
Vorige zomer bezocht ik er de mooie tentoonstelling van Léon Bakst, toneelkostuums- en decorontwerper voor de Ballets Russes uit het begin van de twintigste eeuw, nu toont het museum werk uit de Koude Oorlog en een fraai vormgegeven expositie van stillevens van Giorgio Morandi.
De expositie Met het gezicht naar de toekomst. Kunst uit Europa van 1945/68 probeert een brug te slaan tussen beide zijden van het IJzeren Gordijn, toen contact tot een minimum was beperkt. Het westerse abstractionisme van direct na 1945 was vaak ingegeven door een gevoel van machteloosheid over de verschrikkingen van Auschwitz. Maar het is een mythe, betoogt de catalogus, dat er een strenge tweedeling bestond tussen de abstracte kunst in het kapitalistische Westen en het figuratieve socialistisch realisme in het Oosten.
Tentoonstelling in Poesjkinmuseum slaat brug tussen oost en west (foto's Laura Starink)
‘De fascinatie voor niet-figuratieve kunst gaf kunstenaars uit het socialistische kamp vaak ruimte voor vrijheid, filosofische gedachten en creatieve experimenten.’ Abstracte doeken uit het Oostblok illustreren dat. Maar ook de figuratieve kunst in beide kampen had raakvlakken, zeggen de curatoren. Dat tonen bijvoorbeeld de arbeidersdoeken van de Fransman Fernand Léger en de Rus Alexander Deineka. De tentoonstelling heeft een positieve inslag: men richt zich niet op de vervolging van de kunsten in de late Stalin-tijd. De curatoren laten bewust zien dat ook in een dictatuur vrijplaatsen mogelijk waren.
De tentoonstelling eindigt niet toevallig in 1968, toen met de inval van het sovjet-leger in Tsjechoslowakije aan de periode van de politieke dooi in het Oosten een abrupt einde kwam en het conformisme zegevierde. De foto’s van Russische tanks op het Wenceslas Plein in Praag luidden het begin van Brezjnevs stagnatie in. Die duurde 20 jaar.
Het Poesjkinmuseum heeft zalen vol kunstig gemaakte afgietsels van antieke beelden
Een museum als het Poesjkin moderniseren is niet eenvoudig. Het statige pand aan de Volchonka, tussen de heropgebouwde pompeuze Verlosserskerk en het Kremlin, heeft als vaste collectie onder meer een onwaarschijnlijk groot aantal kopieën van zowat alle beroemde Griekse en Romeinse beelden uit de klassieke oudheid, ooit gemaakt ter verheffing van het volk. Het is de vraag of de vele Chinese bezoekers zich realiseren dat ze zaal na zaal langs goedgelukte afgietsels slenteren. Marina Losjtsjak, eerder curator van de hippe kunstplek Vinzavod (wijnfabriek), slaagt erin tussen deze stoffige resten originele tentoonstellingen te creëren. Toen ik er rondliep werd er muziek gemaakt tegen het decor van de Laocoön en de Venus van Milo. De bohème van Moskou draagt Losjtsjak op handen.
Genderkunst
Maar er is in Moskou veel meer te zien. Garazj, museum voor moderne kunst in het Gorkipark, opgericht door kunstverzamelaar Dasja Zjoekova en haar man, de oliebaron Roman Abramovitsj en ontworpen door Rem Koolhaas, toont een ‘Triennale’ van Russische moderne kunst uit het hele land. Behalve ‘genderkunst’ bijvoorbeeld een dansvoorstelling over ‘De Rij’ (voor consumptiegoederen in de sovjet-tijd) en ‘Kunstactivisme in strips’, onder meer over de actieband Pussy Riot.
Het mmoma (Moscow Museum of Modern Art) aan de Gogolboulevard brengt een nogal wezenloze installatie van hotelkamers met interieurgeluiden, die mij totaal niet aanspreekt. Het mmoma is in 1999 opgericht door de beeldhouwer Zoerab Tseretelli, de maker van het monsterlijk grote Peter de Grote-beeld, dat begrijpelijkerwijs werd geweigerd door de gemeente Petersburg. De toenmalige burgemeester van Moskou, Joeri Loezjkov, een vriend van Tseretelli, (mis)plaatste het aan de oever van de Moskva, waar het vriend en vijand verbaast door zijn onfatsoenlijke omvang.
Het verhaal gaat dat het beeld oorspronkelijk Christoffel Columbus voorstelde op het moment dat hij, met een verrekijker uitkijkend op de plecht van een schip, Amerika ontdekte, maar ook het hooghartige Amerika wees dit tientonnengeschenk beleefd van de hand. Tseretelli verving de kop van Columbus in arren moede door die van Peter de Grote. Of die überhaupt ooit zo met een verrekijker heeft staan turen is mij onbekend.
Maar het mmoma heeft in Moskou nog vier andere gebouwen, onder meer met een vaste collectie 20ste-eeuwse avantgardekunst van Malevitsj, Gontsjarova, Larionov en Kandinsky en schilderijen van non-conformisten uit de jaren ’60-’80 als Ilya Kabakov, Vladimir Nemukhin, Komar & Melamid en Oscar Rabin.
In de Tretjakov-galerij aan de Krimwal, dat de mooiste vaste expositie van 20ste-eeuwse Russische kunst biedt, geeft de tentoonstelling Ottepel (De Dooi) een beeld van de periode van de destalinisatie onder Politburoleider Nikita Chroesjtsjov (1953 – 1964). Ook daar probeert men raakvlakken te vinden met de jaren '50 en '60 in het Westen, al was het maar in kleding, haardracht of gebruiksvoorwerpen als de eerste Russische stofzuiger of draagbare radio en reclameboodschappen voor zeep of sigaretten. Het is grappig om te zien dat de jonge Russische huisvrouw met vrolijk permanent er in de jaren '50 niet heel anders uitzag dan haar Nederlandse evenknie.
'Rennend over straat' van Joeri Pimenov uit 1963, op tentoonstelling 'De dooi' in de Tretjakov-galerij in Moskou
Politiek gesproken is de tentoonstelling tamelijk tandeloos. Men exposeert wel op carbonpapier overgetypte samizdat-velletjes met het KGB-verhoor van Josif Brodski, die in 1964 in een geruchtmakend politiek proces werd beschuldigd van ‘parasitisme’ omdat hij als dichter geen fatsoenlijke betrekking had, maar serieuze uitleg en contekst ontbreekt. Wel is er uiteraard veel aandacht voor het toenmalige optimisme over wetenschappelijke vooruitgang, bijvoorbeeld in de ruimtevaart (met de eeuwige held Joeri Gagarin) en kernenergie.
Electrotheater
Er is wellicht geen stad ter wereld waar zo veel theaters zijn als in Moskou. Voor modern toneel ga je tegenwoordig naar het Electrotheater Stanislavski aan de Tver-straat, waar ik een zes uur durend spektakel bijwoonde, gebaseerd op El Principe Constante van de 17de-eeuwse Spaanse toneelschrijver Pedro Calderón, vertaald door Boris Pasternak. De Portugese prins Fernando wordt in Marokko krijgsgevangen gemaakt. De Marokkaanse sultan wil hem vrijlaten in ruil voor een door de christenen veroverde stad, maar de katholieke prins weigert zijn principes te verkwanselen. In dit stuk over leiderschap en moraal kreeg het gelaat van Stalin een prominente rol in het decor en kwam ook Lenin nog even langs als een brouwende babbelaar die wartaal uitslaat. Soms heb je de indruk dat de omineuze communisten tegenwoordig te pas en te onpas ten tonele worden gevoerd om te laten zien dat men daar niet voor terugschrikt.
'Het standvastige principe', gebaseerd op Calderón in Electrotheater Stanislavski
Omstreden in Moskou is de opvoering De dag van de opritsjnik in het Lenkom-theater, geregisseerd door coryfee Mark Zacharov. Die koos ervoor de inktzwarte anti-utopie van Vladimir Sorokin over een KGB-staat waarin wordt gemarteld en gemoord op bevel van het Kremlin naar een verre toekomst te verplaatsen. Ook gaf hij het verhaal een happy end dat niets gemeen heeft met het origineel: de opritsjnik (oud-Russisch woord uit de tijd van Ivan de Verschrikkelijke voor agent van de geheime politie) kiest voor de liefde en laat de geheime dienst in de steek.
Rockband Tijdmachine
Aan het toneel van het mij aanbevolen Gogol-centrum van Kirill Serebrennikov ben ik niet toegekomen. Wel zag ik de mooie dansvoorstelling Medea en Equus in het Meyerhold-centrum door de jonge dansers van het Balet Moskva, die de danskunst voorstelden als moderne slavernij. Tot slot had ik de mazzel dat een kennis me binnenloodste op het verjaarsfeestje van het kritische tv-station Dozjd (Rain-tv), dat door het Kremlin van de buis is gehaald en sindsdien alleen op internet uitzendt. Daar trad Ruslands oudste rockband Masjina Vremeni (Tijdmachine) op met Andrej Makarevitsj, fel criticus van de annexatie van de Krim.
Rockband Masjina vremeni treedt op op verjaarsfeest van oppositie-tv-station Dozjd
In een interview aan de vooravond van het concert zei Makarevitsj, twee jaar geleden door nationalistische parlementsleden en tv-propagandisten voor landverrader uitgemaakt: ‘De maatschappij reageert nu iets adequater dan toen die Krim-geschiedenis net was voorgevallen en iedereen “hoera” schreeuwde.’ Op deze koude april-avond in de grote feestzaal Stadium aan de Baltische straat in Moskou zongen en dansten in ieder geval duizenden abonnees van oppositiekanaal Dozjd mee met Tijdmachine. In een satirische talkshow, gesitueerd in 2080, dreef men op het toneel de spot met Poetin, die als bionische mens nog steeds alive and kicking was. De hoofdstad van Rusland was inmiddels (het Tsjetsjeense) Grozny en Kadyrov werd gepresenteerd als de nieuwe president. Kadyrov had plannen om het Kremlin te slopen en te vervangen door een multifunctioneel moskeeëncomplex met eigen vliegveldje. Al was het natuurlijk een besloten voorstelling voor fans en VIP's, er kan in Rusland nog steeds meer dan je denkt.