In 2014 voltrok zich een ommekeer in de Russische maatschappij. De Oekraïense crisis bleek dé lakmoesproef. De grote meerderheid van de bevolking versmolt toen met de staatmacht. Maar een kleine minderheid hield vast aan de eigen democratische ethiek. Zolang die minderheid standhoudt, hebben totalitaire ambities geen kans. Het Kremlin heeft volgens de Moskouse journalist Andrei Arkhangelsky nu daarom geduchtere tegenstanders dan voor 2014.
door Andrei Arkhangelsky
Het is een voortdurend strijdpunt op het Russische facebook – een van de weinige vrije mediaplatforms – om almaar het morele recht van deze of gene ter discussie te stellen om de heersende macht te bekritiseren. Iedere deelnemer die tien, vijf of drie jaar geleden nog ‘geld heeft aangenomen van de machthebbers’ of voor een organisatie heeft gewerkt die door de staat werd gefinancierd, zal hier onvermijdelijk aan herinnerd worden. Het is echter onmogelijk mensen te vinden die niet met de overheid hebben samengewerkt: elke paternalistische staat is zo ingericht dat het vrijwel onmogelijk is een project zonder zijn deelname te realiseren, of er nu wel of niet overeenkomsten zijn gesloten met de overheid.
Het mag daarom dan lachwekkend lijken dat men juist nu probeert te achterhalen wie moreel het meeste recht van spreken heeft, toch is dat van groot belang: feitelijk wordt er in Rusland voor het eerst een poging ondernomen om een nieuw maatschappelijk akkoord te sluiten, zelfstandig, buiten de overheid om.
Dit lijkt een utopie, maar in deze discussies op facebook komt nu wel een nieuwe ethiek aan de oppervlakte: een universele ethiek die berust op algemeen menselijke waarden.
Oppositieleider Boris Nemtsov, vermoord in 2015, tijdens een betoging tegen verkiezingsfraude anno 2011. Foto Wikimedia
Je zou denken dat de vorming van een nieuwe ethiek in de Russische samenleving al veel eerder had moeten beginnen, namelijk in de jaren tachtig tijdens de perestrojka. Even logisch is de veronderstelling dat dit zelfonderzoek in de jaren negentig had moet plaatsvinden – de meest vrije periode in de hele geschiedenis van Rusland.
Vrijheid niet op waarde schatten
Maar in de jaren negentig waren de mensen druk met overleven, zoals ze in het eerste decennium van de 21e eeuw bezig waren met geld oppotten. Bovendien vonden de mensen het niet echt nodig om over universele waarden na te denken, omdat ze dachten dat die democratie ‘toch niet wegliep’, dat dit een uitgemaakte zaak was.
Kosteloos verkregen vrijheid niet op waarde schatten – ziedaar het eeuwige probleem van Rusland. Zelfs de democratie heeft het immers cadeau gekregen, van bovenaf. Het verzet tegen de putsch in augustus 1991, toen duizenden Moskovieten de straat op gingen om tegen de coupplegers te protesteren, kan als een uitzondering worden gezien.
Essentiële zijns-vragen kunnen in de regel niet anders dan onder druk van de omstandigheden worden beslecht, niet als er rust heerst. De versterking van autoritaire tendensen in Rusland gaf de eerste aanzet tot dergelijke overpeinzingen, aan het begin van de derde termijn van president Vladimir Poetin (vanaf 2012). Overigens begonnen de eerste protesten al onder de vorige president, Dmitri Medvedev, in december 2011. Bolotnaja Plosjtsjad [de protestdemonstraties op het Moerasplein in Moskou, red] kwam voor de machthebbers als een verrassing: voor het eerst in de post-Sovjetgeschiedenis stelden demonstranten geen economische maar ethische eisen. ‘Niet liegen, niet stelen’ – was de slogan van de nieuwe oppositieleider, Aleksej Navalny.
Bolotnaja eindigde net als de protesten in 1968 in Frankrijk in een nederlaag. Maar al met al was het een signaal dat de samenleving aan het veranderen was.
Keerpunt: lakmoes uit Kiev
Toch gaf het jaar 2014 pas echt de doorslag voor de massale positiebepaling van de Russen. En ook dat gebeurde onder voor de samenleving hoogst ongunstige omstandigheden.
Het Kremlin vatte de revolutie in Oekraïne op als een bedreiging van zijn bestaan en van de hele post-Sovjetconstellatie. Tot op heden is het Kremlin ervan overtuigd dat de revolutie in Oekraïne, net als alle andere kleurenrevoluties, ‘is georganiseerd door het Westen’.
De reactie van het Kremlin leek aanvankelijk geheel in de traditionele Sovjetstijl van het jaar 1968 (de onderdrukking van de Praagse Lente). Het optreden van Rusland op de Krim, het conflict in de Donbas – iedereen weet wat er volgde op de Oekraïense revolutie van 2014. Binnen Rusland zelf gebeurde dit: de opwelling van militaristische retoriek, van agressieve propaganda, totale hysterie en een massale terugkeer naar een archaïsch denkpatroon.
De relatie met Oekraïne – zowel in 2014 als nu – is voor de Russische samenleving de ultieme lakmoesproef: ‘zeg me hoe je over Oekraïne denkt en ik zeg je wie je bent’.
Maar het debat over Oekraïne is binnen Rusland onverwacht ook uitgegroeid tot een discussie over andere, existentiële kwesties: over de beschaving, het recht, het individu, over de plaats van Rusland in de wereld en, uiteindelijk, over goed en kwaad. De oorlogsdreiging en militaire retoriek dwongen mensen ineens tot een persoonlijke ethische keuze.
Dat een overweldigende meerderheid van de Russen het staatsoptreden steunt (volgens enquêtes schommelt het aantal tussen de 80 en 85 procent) heeft eveneens een rol als katalysator gespeeld en gaf de aanzet voor de eigen standpuntsbepaling van de minderheid – van die resterende 15 procent.
Populariteit en afkeuring van Vladimir Poetin sinds 1999. Illustratie Wikimedia
Na 2014 kon niemand zich meer illusies maken over de aard van de Russische macht. Voor de meerderheid was het een moment van instemming, van ‘samensmelten’ met de staat. Voor de resterende minderheid begon een zoektocht naar antwoorden op de vraag: wat is er gebeurd met de Russische maatschappij, waarom neemt ze vrijwillig afstand van de verworvenheden van de democratie en glijdt ze af naar een archaïsch bestel?
De geschiedenis had al eens zo’n paradoxale les voorgeschoteld: men denke aan de conservatieve Iraanse revolutie van 1979, toen een land dat bekend stond om zijn oude cultuur en hoge opleidingsniveau zich vrijwillig ‘terug in het verleden stortte’. Hoe dan ook, het jaar 2014 splitste de Russische samenleving in twee ongelijke delen waartussen over vrijwel geen enkele kwestie consensus bestaat. En uiteraard is daar ook voor iedereen een persoonlijke geschiedenis aan verbonden.
Persoonlijk breukpunt
Voor 2014 had ik nog veel kennissen onder conservatieven, nationalisten en grootmachtsdenkers. Het waren ideologische opponenten, maar debatteren met hen was mogelijk, en allen zagen de noodzaak van een dialoog in.
Het jaar 2014 maakte een einde aan die dialoog. Daarin speelde de stellingname over Oekraïne niet eens een rol. Vanaf 2014 kregen we van deze mensen zo veel stuitende, aan onmenselijkheid grenzende opinies te horen, dat er een belangrijke ethische grens bleek te zijn overschreden. Ik herinner me een radiopresentator die schaterend opriep ‘Oekraïne op zijn kop te zetten’. Ik herinner me een collega die in een radio-uitzending van een staatszender zei dat ‘hij zich zou verheugen Europa uiteen te zien vallen’. Een ander riep op ‘met tanks naar Kiev op te rukken’.
Men moet begrijpen dat deze mensen ontegenzeggelijk lijden aan een posttotalitair syndroom; hun persoonlijke politieke onvrijheid compenseren ze met verbale agressie ten koste van zwakkeren. Maar na alles wat er gezegd is, is een verdere persoonlijke dialoog met hen onmogelijk.
Dit ethische schisma werd in 2014 realiteit. Sindsdien is de situatie onveranderd en heeft zich alleen maar bestendigd. Het is zoiets als de botsende beschavingen waar Samuel Huntington over heeft geschreven, maar dit keer is er geen sprake van religieuze verschillen. De breuklijn ligt bij het accepteren of afwijzen van algemeen-menselijke waarden en is, met andere woorden, ethisch van aard.
Deze ethische breuklijn was al eerder aanwijsbaar in de opstelling tegenover immigranten, homoseksuelen en politieke gevangenen, maar in 2014 vielen alle puzzelstukken definitief op hun plaats. Na 2014 raakte de Russische samenleving verdeeld in twee ongelijke parten.
Dat was lang niet meer voorgekomen. In de jaren tachtig of negentig bijvoorbeeld had men, zoals dat heet, wel gemeenschappelijke waarden. Maar op dit moment bestaat er over niet één kwestie consensus.
Afhankelijk van hun voorkeur voor een autoritaire of humanitaire ethiek zijn mensen door dit schisma verdeeld geraakt. Terwijl de macht zich consolideerde, openbaarde zich tegelijkertijd een existentiële kloof binnen de Russische samenleving.
Instinctieve afkeer
De reactie van het Kremlin op de revolutie in Oekraïne was niet zozeer rationeel, als wel emotioneel en instinctief: het was een afweerreactie, maar wel een die fundamentele problemen van vooral psychologische aard blootlegde, zowel van de machthebbers als van de samenleving.
In de eerste plaats was er de onopgeloste kwestie hoe men tegenover geweld en dwang staat – in de zin van gedragsmodel, als manier om problemen te beslechten, over het algemeen, als wereldbeeld. Dit algemene geweldsbeginsel wordt in Rusland verward met het begrip ‘kracht’. ‘Een sterke staat’ betekent heden ten dage immers een effectief functionerende economie, een hoog welvaartsniveau, het respecteren van individuele rechten, burgerparticipatie – en niet het onderdrukken van de mens en zijn vrijheden.
Dit ‘geweldsbeginsel’ is een erfenis van de sovjetmentaliteit. Zolang hier geen verandering in komt, zolang er geen nieuwe grondslagen worden gevonden voor co-existentie en communicatie, zal er überhaupt geen verandering mogelijk zijn in Rusland. Het besef dat dit probleem voor de postsovjetwereld van cruciaal belang is drong pas in 2014 door – maar hierdoor kon in de samenleving wel een andere, humanistische ethiek ontkiemen bij degenen die geweld afwijzen.
Als we het over de zwakte van de Russische civil society hebben, dient in aanmerking te worden genomen dat het totalitaire trauma van zeventig jaar Sovjetmacht tot op heden niet is verwerkt. Men moet niet zozeer verwonderd zijn over de grootmachtsinstincten, waar Rusland in 2014 op teruggreep, als wel over het feit dat ondanks alles een weliswaar niet groot, maar toch aanzienlijk aantal mensen in Rusland niet bang was om zich hiertegen uit te spreken. Op betogingen ter ondersteuning van Oekraïne kwamen in 2014 zeventig tot honderdduizend Moskovieten opdagen.
Macht van kleine minderheid
‘En is dat alles?’ vragen Oekraïners. Ja, dat is weinig naar Europese maatstaven.
Maar toch had het protest van honderdduizend mensen, die in 2014 in Moskou de straat op gingen, invloed op de Russische machthebbers. Op zijn minst had het een dempende uitwerking op de militaristische retoriek in de media. De positie van de om en nabij 15 procent in Rusland (en dat zijn er enkele miljoenen) is zeker niet marginaal te noemen. De macht is zelfs gedwongen er rekening mee te houden.
Aldus is in Rusland het recht om ‘tegen te zijn’ in 2014 politiek gelegaliseerd, en zolang dit recht behouden blijft, zal Rusland niet in een totalitaire staat veranderen.
Het Kremlin heeft lang geprobeerd om mensen weg te houden van de politiek, maar in 2014 heeft het zelf ongewild de politiek bij hen teruggebracht. De propagandataal heeft hen geleerd in politieke categorieën te denken, ongeacht welk standpunt men inneemt. Als politicologen zich tegenwoordig verbazen over de massale politisering van de bevolking, dan is de verklaring, hoe vreemd ook, te vinden bij het optreden in 2014 van de machthebbers zelf.
In het jaar 2014 werden niet alleen in Rusland, maar in de hele wereld kwesties van vooral ethische aard opgeworpen. De agressieve retoriek van de Russische staatsmedia gaf over de hele wereld de aanzet tot discussies over idealen en humanistische waarden: over de universele normen waar de democratie op stoelt en die men aan het vergeten was.
In 2014 werd men gedwongen opnieuw een standpunt in te nemen over geweld – op staatsniveau en op menselijk vlak. Dat kwam in het bijzonder tot uiting in verband met de immigranten in Europa: massale hulp en ondersteuning aan vluchtelingen werden ondanks alle moeilijkheden met hun integratie voor Europa en Amerika een kolossale humanitaire test én een antwoord op het populisme van rechts, dat omwille van ‘de veiligheid’ voorstelde maar af te zien van die medemenselijkheid. De overwinning dit jaar van president Macron en zijn partij bij de verkiezingen in Frankrijk, was een overwinning voor alle humanitaire krachten in Europa – maar ook in Rusland.
Presidenten Poetin en Macron tijdens bezoek van Russische staatshoofd aan Versailles in 2017. Foto Kremlin.
De historische paradox is deze: 2014 was een jaar dat verdeeldheid bracht, maar ook een jaar waarin miljoenen hun eigen standpunt bepaalden, zichzelf fundamentele levensvragen stelden en weer oude beschavingsnormen te berde brachten. 2014 zal nog eens de geschiedenisboeken ingaan, niet alleen als een jaar van lijden en angst, maar ook als een jaar dat de hele postcommunistische wereld veranderde. De gevolgen van die veranderingen zijn nog niet erg duidelijk, maar ze zullen onvermijdelijk hun weerslag krijgen, zowel op de nieuwe wereld als op de toekomst van Rusland.
Vertaling Gerard van der Wardt
Origineel essay in het Russisch