In een uitverkochte Rode Hoed hield bestsellerauteur Boris Akoenin een lezing over zijn visie op de Russische geschiedenis. Slavist en vertaler Arthur Langeveld introduceerde het werk van de onwaarschijnlijk productieve Russische schrijver.
door Arthur Langeveld
Grigori Sjalvovitsj Tsjchartisjvili, die vooral bekend is onder zijn meest gebruikte nom de plume Boris Akoenin, is de meest gelezen schrijver van Rusland. Hij is geboren in Georgië en op jonge leeftijd met zijn ouders naar Moskou verhuisd, waar hij geschiedenis en Japans studeerde. Na zijn studie is hij werkzaam geweest als vertaler uit het Engels en Japans en als redacteur. Eind jaren negentig is hij begonnen fictie te schrijven, die hij geen literatuur, maar bellettrie noemde, wat wij entertainment zouden noemen.
Boris Akoenin verkocht 30 miljoen boeken. Foto: A. Stroenin
Hij is de auteur van een zeer veelzijdig oeuvre, dat varieert van wetenschappelijke artikelen over Japanse literatuur tot thrillers. In totaal zijn er zo’n dertig miljoen boeken van hem verkocht, een getal van Harry Potter-achtige proporties, en hij is in meer dan vijftig talen vertaald. Ook in het Nederlands, aan het begin van deze eeuw, maar hier hadden zijn boeken niet het verwachte succes en sindsdien is er in ons land dan ook niets meer van hem verschenen. Het meest bekend is hij geworden door zijn historische detectives, over Erast Fandorin en over de non Pelageja, die zich afspelen aan het einde van de negentiende eeuw.
Fandorin-reeks
Vooral de Fandorin boeken zijn beroemd. De eerste delen uit deze serie zijn steeds volgens een ander principe geschreven, zodat ze tezamen een overzicht geven van alle mogelijke subgenres van de detective. Een ‘who done it’ in de trant van Sherlock Holmes, zoals Azazel, een ‘gesloten’ detective die zich op één locatie afspeelt met een beperkt aantal mogelijke daders, á la Agatha Christie, zoals in Leviathan, of een heel Rusland omvattend verhaal als De dood van Achilles. Fandorin, een jonge edelman, is een superman, getraind in Japanse ninja technieken, op de hoogte van alle technische snufjes van zijn tijd en met een zeer scherpe opmerkingsgave. Het zijn ware page turners, zoals dat tegenwoordig heet, vol spanning, sensatie en cliff hangers, bij voorkeur op momenten dat Fandorin knock-out geslagen en geketend in een donkere kelder ligt opgesloten.
Maar onder al die spannende avonturen gaat vaak nog heel wat anders schuil. Zo heeft Fandorin In De dood van Achilles, niet alleen te maken met een formidabele tegenstander, maar ook met een corrupte politiecommissaris, een tegenwerkende geheime politie, een buitengewoon gemakzuchtige en opportunistische gouverneur van Moskou, en een poging tot een militaire coup. En die formidabele tegenstander is een halve Tsjetsjeen, opgegroeid in de Noord-Kaukasus en gepokt en gemazeld in de daar heersende gangstercultuur. Zo weet Akoenin op een speelse manier, zou ik bijna zeggen, heel wat actuele pijnpunten uit het moderne Rusland in zijn historische detectives onder te brengen.
Geschiedenis van Rusland
Op die pijnpunten is Akoenin zich de laatste jaren steeds meer gaan richten. Met de Fandorin-boeken is hij klaar, meldde hij onlangs; hij is al jaren met heel andere dingen bezig. In 2013 verscheen het eerste deel van een reuzenproject: een nieuwe geschiedenis van Rusland vanaf het ontstaan van het Kiëvse rijk tot heden.
Tot op heden zijn er drie delen verschenen. Het eerste loopt van de grondvesting van de Russische staat tot de Mongoolse invasie, het tweede deel behandelt de Mongoolse tijd, en het derde de vijftiende en zestiende eeuw, de periode na de bevrijding van het ‘Mongoolse juk’, de opkomst van Moskou en ‘het verzamelen van het Russische land’, het onder één centraal, Moskovisch gezag brengen van al die talrijke vorstendommen en vorstendommetjes waaruit Rusland in de Tataarse tijd bestond.
Het vierde deel, gewijd aan de zeventiende eeuw en Peter de Grote is in voorbereiding. Ook in deze meer wetenschappelijke werken richt Akoenin zich op een breed publiek. In een interview zegt hij dat hij probeert een balans te vinden tussen details en vogelvlucht, tussen teveel droge details en te oppervlakkige grote lijnen. En daar is hij goed in geslaagd, de boeken zijn bijzonder leesbaar en voor iedereen interessant. Ieder, prachtig geïllustreerd, deel gaat vergezeld van een deel met de bronnen waaruit Akoenin heeft geput, veelal teksten van klassieke Russische historici als Karamzin, Kljoetsjevski, Solovjov en Kostomarov. En daarnaast is er nog een deel met fictionele teksten die zich afspelen in de behandelde episodes, van Akoenin zelf.
Zoals Akoenin in een aantal interviews zelf heeft uitgelegd, heeft hij zich in ieder deel één centrale vraag gesteld en geprobeerd daarop een antwoord te vinden. In deel één is dat: hoe ontstaat een nieuwe staat, hoe is de Russische staat ontstaan. Eerst was er niets, en dan is er opeens het Kiëv-Rusland. Welke mechanismen zijn hier aan het werk. En hoe komt het dat die staat met al zijn gebreken toch zo levenskrachtig en taai bleek te zijn. Waar haalt hij na elke ineenstorting weer de kracht vandaan zich te hernemen, te herrijzen en meestal nog krachtiger te worden?
In Rusland heeft Akoenins visie op de Russische geschiedenis nogal wat discussie, weerstand en regelrechte vijandigheid opgeroepen. Niet toevallig heeft hij in 2014, kort na het uitkomen van het eerste deel, zijn vaderland verlaten en zich in Londen gevestigd. Ook de politieke gebeurtenissen van dat jaar, de inlijving van de Krim en de oorlog in de Donbas, hebben daartoe natuurlijk bijgedragen.
Mongools juk
Wat is er zo omstreden aan Akoenins visie op de Russische geschiedenis? Hoewel de Russen alle kenmerken van een Herrenvolk vertonen, zien ze zichzelf toch het liefst in een slachtofferrol. Al het leed van Rusland is de schuld van achtereenvolgens de Mongolen en Tartaren, de Litouwers, de Polen, de Fransen, de Duitsers, de Amerikanen, en in alle tijden van de Joden. Het leed hun door anderen aangedaan wordt graag breed uitgemeten, het leed dat zijzelf andere volkeren hebben aangedaan liefst genegeerd.
Het belangrijkste pijnpunt in de Russische geschiedenis is het Mongoolse of Tataarse juk, dat traditioneel wordt voorgesteld als een inktzwarte periode in de Russische geschiedenis die 250 jaar heeft geduurd. Daarbij wordt graag gewezen op de wreedheden van de Tataren. In Akoenins visie, die overigens wordt ondersteund door wat Westerse historici al vele jaren beweren, ging het echter hoofdzakelijk in de eerste twintig jaar van deze periode, toen de Tataren nog bezig waren Rusland te veroveren, zo hardhandig toe. Toen Rusland eenmaal was onderworpen trokken de Tataren zich terug aan de Wolga, in de Orda, en moesten de Russische vorsten jaarlijks hun schatting komen afdragen. Rusland was een vazalstaat van het Mongoolse rijk geworden, die zolang de vorsten maar betaalden met rust werd gelaten.
De meeste wreedheden uit de daarop volgende twee eeuwen, en dat zijn er inderdaad niet weinig, werden door de Russen onderling gepleegd in hun talrijke oorlogen met elkaar. Dat het Mongoolse juk zo lang heeft kunnen duren kwam dan ook onder meer doordat het de Mongolen geen enkele moeite kostte de Russische vorstendommen tegen elkaar uit te spelen. Dat is geen nieuwe visie, maar het strijkt veel Russen wel tegen de haren in.
Ivan III
Origineel Akoenin is dat hij niet Roerik, Ivan de Verschrikkelijke, Peter de Grote of Lenin als grondvester van het huidige Rusland ziet, maar de veel minder bekende Ivan III, de grootvader van de veel bekendere Ivan IV, de Verschrikkelijke. Ivan III heeft in zijn lange regeerperiode, van 1462 tot 1505 het versnipperde Rusland met harde hand tot een eenheid gesmeed en er het bijzonder gecentraliseerde regeermodel ingevoerd dat Rusland sindsdien altijd heeft behouden. Dat model heeft hij, volgens Akoenin, overgenomen van de Tataren, het enige voorbeeld voor het efficiënt regeren van een groot rijk dat hij bij de hand had.
Ivan III: grondvester van huidig Rusland
Zelf zegt Akoenin het in een interview zo: ‘De eerste twee delen heb ik geschreven alsof het over een ander land ging, maar hier [dat wil zeggen in deel drie] was het net of ik de babyfoto’s zag van iemand die ik heel goed kende. Dit is al onze staat, dezelfde waarin we nog steeds wonen. Nog in babyvorm, maar de oogjes, het neusje, de oortjes zijn al te herkennen. Evenals bepaalde karaktertrekken.’ En even verderop: ‘De Russische staat is niet ontstaan in de negende eeuw tijdens Rjoerik en Oleg, maar in de vijftiende onder Ivan III. Dat is hetzelfde huis waarin we nog steeds wonen, we hebben het alleen af en toe opnieuw behangen, de meubels verplaatst en een paar maal de conciërge uit het raam gesmeten.’
Een heel continue geschiedenis dus, met als rode draad een permanente oorlog tussen regeerders en onderdanen. Vanaf de vijftiende eeuw is de onderdaan er voor de staat in plaats van dat de staat er voor de onderdaan is, heeft de onderdaan geen rechten, maar kan hij eventueel voorrechten verdienen als hij de staat en de machthebber trouw dient, en wie de macht heeft, heeft die macht ook totaal, over alle facetten van het leven, daarbij gesteund door een almachtige geheime politie.
In talrijke interviews en in de voordrachten die hij regelmatig houdt voor het enige nog enigszins onafhankelijke radiostation in Rusland, Echo Moskvy, heeft Akoenin zich de laatste jaren ontwikkeld tot een commentator van het hedendaagse Rusland en tot een scherp criticus van Poetin. Was hij in de jaren 2011-2012 nog enigszins optimistisch over mogelijke ontwikkelingen ten goede, die hoop is met de inlijving van de Krim en de oorlog in Oost-Oekraïne definitief de bodem ingeslagen. Poetin heeft zijn land in een isolement gebracht, met als gevolg een periode van stagnatie, zastoj, als tijdens Brezjnev, zodat Rusland op het ogenblik snel achterop raakt bij de rest van de wereld, die zich zoals u weet in een duizelingwekkend tempo in onbekende richting ontwikkelt.
Wie nu dacht dat bij al die historische en journalistieke activiteiten de detectiveschrijver Akoenin dood is, heeft het mis. In zijn laatste boek, Sjtsjastlivaja Rossija (Gelukkig Rusland) heeft hij een synthese tot stand gebracht tussen detective en zijn visie op Rusland in verleden, heden en toekomst, en is hij erin geslaagd vier essays over dit beladen onderwerp op natuurlijke wijze te integreren in een thriller. Een thriller die zich ditmaal niet afspeelt in de negentiende, maar in de twintigste eeuw, in het jaar 1937, het hoogtepunt van de Stalinterreur, en waarin we ons bevinden onder NKVD’ers, zoals de medewerkers van de geheime politie toen heetten, die zelf ook hun leven niet zeker zijn. Een buitengewoon interessant en spannend boek, dat het verdient om gauw vertaald te worden, van een schrijver die nog lang niet uitgeschreven is en van wie we nog veel kunnen verwachten, in welk genre dan ook.
Hier kunt u de online registratie van de October Lecture 'Illusions of change' bekijken, die Akoenin op 25 oktober op uitnodiging van RaamopRusland hield in De Rode Hoed in Amsterdam, compleet met Q&A met het publiek.