Dat ook industriearbeiders in Belarus in staking zijn gegaan tegen de geweldsexplosie van president Loekasjenko komt niet uit de lucht vallen. Anders dan de propaganda in eigen land en het clichébeeld in het buitenland suggereren, is Belarus geen arbeidersparadijs. De staat monopoliseert weliswaar het werkzame leven van de werknemers, maar is steeds minder goed in staat dat leven te verbeteren. Het broeide daarom al langer in de fabrieken.
Stakers bij Belaruskali. Foto Tut.By
Door Hubert Smeets
Ruim een kwart eeuw pretendeerde Aleksandr Loekasjenko op te komen voor de arbeiders van Belarus. Des te pijnlijker voor hem is het dan ook dat, een week na de frauduleuze verkiezingen van zondag 9 augustus, ook arbeiders zich van hem hebben afgekeerd door in talrijke fabrieken het werk neer te leggen.
Deze stakingen hebben niet geleid tot een algemene werkstaking over het hele land. Niet alle fabrieken liggen plat en niet overal is de actiebereidheid even groot. Zo staken bij de staatstelevisie 300 van de anderhalf duizend medewerkers. Ook bij de Minsk Tractor Fabriek, een vlaggenschip van de Witrussische industriestaat, heeft slechts 20 procent van de arbeiders gehoor gegeven aan het stakingsparool. De dreiging van de regering in Minsk om stakers te ontslaan en ook met boetes te bestraffen, heeft effect. De opbouw van weerstandskassen is bovendien nog in een pril stadium. Maar werknemers zoeken wel naar andere methodes. Verlof opnemen is bijvoorbeeld een manier om het werk demonstratief te kunnen onderbreken, zonder het risico te lopen meteen de laan uit gestuurd te worden.
Al deze stakingsvormen symboliseren dat het maatschappelijk draagvlak van Loekasjenko is verzwakt. De stakingen vinden namelijk niet alleen plaats in de sociaal-culturele sectoren (media, kunstinstellingen), maar vooral ook in (zware) industriële staatsbedrijven die de kurk zijn waarop de economie van Belarus drijft. Drie stakingen en protestacties spreken bij uitstek tot de verbeelding: bij de Minsk Zware Truckfabriek (MZKT), kalimijnen van Belaruskali in Soligorsk en de petrochemische raffinaderij Naftan in Novopolotsk.
Politiek belangrijker dan loon
Bij Belaruskali, die 15 procent van de wereldproductie van potas voor haar rekening neemt, werken 20.000 mensen. Het is een van de grootste bedrijven van Belarus. Een verslaggever van de Komsomolskaja Pravda, in eigen land een Kremlingetrouwe krant, was bij de bedrijfsacties aanwezig en beschreef hoe het management niet in staat was de geest weer terug te krijgen in de fles. Verwijzend naar de grote concurrent Oeralkali in Rusland, die van de arbeidsonrust zou kunnen profteren, hield de chef zijn mensen voor: ‘Wat gebeurt hier? Welk vlo heeft jullie gebeten? Alles stort in. Zijn jullie gek geworden?’ Het lukte de manager echter niet om de arbeiders te overtuigen, ook niet toen hij dreigde met ontslag. ‘Ik praat over loon, dat ze het bedrijf kapot maken. Maar zij praten verdomme alleen over politiek’, concludeerde hij bijna wanhopig.
De Zware Truckfabriek in Minsk trok de aandacht omdat Loekasjenko daar maandag per helikopter kwam aanvliegen om de arbeiders te overreden weer aan het werk te gaan. De Russische oppositionele nieuwssite Meduza uit Riga sprak daar met vier anonieme arbeiders, die er bij waren toen Loekasjenko daar zei dat hij niet bereid was tot nieuwe verkiezingen (‘over mijn lijk’) en vervolgens werd weggehoond. Dat was een teken aan de wand, omdat de bedrijfsleiding vooraf alvast wat kritische arbeiders had laten arresteren en kledingadviezen (geen witte lintjes) had verstrekt om een wat gewilliger publiek voor de president te selecteren. Ook bij deze staatsonderneming, met bijna 5.000 arbeiders op de loonlijst, waren de verkiezingsfraude en het daarop volgende politiegeweld de grootste stenen des aanstoots. De fabrieksarbeiders lieten Meduza weten dat ze geen vertrouwen meer hebben in de leiderscapaciteiten van Loekasjenko. Eén gesprekspartner noemde hem ‘seniel’. Circa 85 procent zou niet meer op hem hebben gestemd. ‘De oligarchen die deze fabriek straks gaan runnen, zullen niet slechter zijn dan de staat nu’, aldus een van hen.
De acties bij Naftan niet van de grens met Letland brachten aan het licht dat onder de hoog gekwalificeerde arbeiders in deze petrochemische industrie niet alleen weerzin bestaat tegen het repressieve apparaat van president Loekasjenko, maar ook tegen de (lokale) vakbeweging die niet opkomt voor hun belangen maar vooral dienstbaar is aan de politieke macht. Tijdens een arbeidersbijeenkomst bij Naftan eiste de lokale activiste Olga Britikova het aftreden van de vakbondsbestuurder die zich tijdens de verkiezingscampagne schuldig hadden gemaakt aan politieke agitatie voor Loekasjenko. Een nog belangrijkere eis was het recht van de werknemers om hun lidmaatschap van de vakbond op te zeggen, met andere woorden, het recht op vrije vakvereniging. In de staatssector van Belarus geldt een ‘closed shop’: werknemers moet zich verplicht aansluiten op straffe van ontslag.
Diepere onvrede
De onwil van de mijnwerkers in Soligorsk om weer aan het werk te gaan, de kritiek van de truckarbeiders in Minsk op Loekasjenko’s managementstijl en de openlijke eis in de petrochemie van Novopolotsk dat de president moet aftreden, hebben dus niet alleen met de nasleep van de verkiezingen te maken. De stembusfraude en vooral het geweld daarna, dat dankzij internet niet meer kan worden verdonkeremaand, hebben zeker een katalyserende werking gehad. Maar het broeit al langer in Belarus.
Behalve de middenklasse, werkzaam in de diensteneconomie en de moderne Tech-sectoren, heeft Loekasjenko afgelopen jaren ook de traditionelere arbeidersklasse in de zware kapitaalsintensieve industrieën stap voor stap van zich vervreemd. Zelfs zonder de verkiezingsfraude zou het sociale contract, dat Loekasjenko afgelopen 25 jaar had gesloten met de werkende bevolking, mogelijk zijn beste tijd hebben gehad.
Die onrust onder brede lagen van de bevolking heeft verscheidene oorzaken. De kern ervan is dat het, aan het vroegere sovjetcommunisme appellerende, model-Loekasjenko in de praktijk minder sociaal is dan het op papier lijkt. Door de economische problemen van de laatste jaren staat het systeem ook nog eens onder toenemende druk, maar Loekasjenko is niet in staat en bereid geweest om het via ingewikkelde hervormingen overeind te houden. De politieke crisis in Belarus doet daarom enigszins denken aan de randwoordwaarden die ruim dertig jaar gelden hebben geleid tot de onttakeling van het Sovjetsysteem.
Angst zaaien voor oligarchen
Die analogie wordt in Belarus zeker gezien. En boezemt de zittende macht ook angst in. De journalist Andrej Moekovoztsjik van het staatsorgaan Sovjetskaja Belarussija / Belarus Segodnja dacht de arbeiders in zijn krant daarom zo te moeten toespreken. ‘Jullie, onze arbeiders, waren er trots op dat jullie konden blijven werken in de metaal-, mijnbouw- en verwerkende industrie en niet werkten voor [Russische oligarchen, hs] Deripaska, Kerimov of Prochorov. En wij, respectabele ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken,wufte journalisten, hoge ministers en trouwe KGB’ers, die samen met jullie een kwart eeuw lang de sociaaleconomische structuur van ons land hebben verdedigd, waren ook trots. Maar nu komen jullie met eisen. Jullie hebben het volste recht om eisen te stellen. Maar gewoonlijk doet de arbeidersklasse dat via haar vakbonden. Maar dat willen jullie niet. Als je een auto en de motor loopt spaak, sorteer je dan zorgvuldig de onderdelen of gooi je de hele auto weg?’, schreef Moekovoztsjik die vervolgens het politiek bewustzijn van de werkende klasse in twijfel begon te trekken door te suggereren dat die naar het pijpen van zowel Westerse als Russische media danst. ‘Waar halen jullie je nieuws vandaan? Ik zal maar niet zeggen dat de belangrijkste westerse spreekbuis van die informatie – het NEXTA-kanaal [een internetnieuwszender, opgericht door de 22-jarige Stsiapan Putsila die in Katowice/Polen heeft gestudeerd, hs] – door Polen werd geschapen en betaald en dat de Britten er ook aan hebben bijgedragen. En ik zal jullie er niet eens aan herinneren dat alle Russische media, rechtstreeks of via de oom van hun vrouwen, van Russische oligarchen zijn. Via internet vreten ze aan uw families, uw dierbaren, uw ziel en uw geweten. Dat leidt ertoe dat ze jullie meesters worden. Hier hebben ze lang op gewacht. Nu willen ze de zaak afmaken.’
Mijnwerkers van Belaruskali ten tijde van de Sovjet-Unie. Foto Wikimedia / Rian
Propaganda en heimwee
In dit waarschuwende én wanhopige artikel heeft Moekovoztsjik het systeem-Loekasjenko in een paar alinea’s weten samen te brengen: de nostalgie naar het communistische verleden en zijn vermeende arbeidersmacht, de trots dat Belarus na 1991 een minder grote corrupte bende is geworden dan de meeste andere voormalige Sovjetrepublieken en de angst voor de boze kapitalistische buitenwereld in Oost zowel als West.
Moekovoztsjik is een soort chef-propagandist van Loekasjenko. Het beeld dat hij schetst van de arbeidersklasse en haar vakbonden is in ieder geval propaganda. De belangrijkste vakcentrale van Belarus is namelijk geen vrije vereniging van werknemers, maar een instrument in handen van de staat. Conform het communistische model, zoals dat bestond in de Sovjet-Unie, moet de vakbond niet primair de belangen van de werkenden behartigen maar die van de staat dienen. Om de illusie van representativiteit te wekken – en extra inkomsten te genereren – geldt in de meeste staatssectoren een verplichting tot lidmaatschap. De organisatiegraad in Belarus is daarom 93 procent. Ter vergelijking: in Rusland en Kazachstan, waar het Sovjetmodel ook nog doorwerkt, is circa een derde van de werknemers bij de officiële bonden aangesloten.
Achtste congres van Federatie Vakbonden, februari 2020.
Veel greep op hun eigen bonden hebben de leden niet. Bij het recentste congres van de Witrussische Federatie van Vakbonden eind februari 2020 bestond het presidium amper uit arbeiders. De congresleiding werd gevormd door staatshoofd Loekasjenko zelf, toenmalig premier Sergej Roemas, de presidentiële chef-staf Igor Sergejenko en slechts één vakbondsman, te weten Nikolaj Kovaltsjoek, de voorman van de industriebond.
De overheid controleert niet alleen de vakbonden, maar bezit ook de meeste bedrijven waar de vakbondsleden werken. In feite komt het er dus op neer dat de staat het monopolie heeft op zowel het kapitaal als de arbeid en zich nooit hoeft te onderwerpen aan vrije onderhandelingen over investeringen en arbeidsvoorwaarden.
Geen vakbondsvrijheid
Het Witrussische systeem ondergraaft eveneens het recht op alternatieve bonden. Vandaar dat de werknemers van Naftan eisen dat er een einde komt aan de closed shop, een dwangsysteem dat volgens het Europese Hof voor de Mensenrechten een inbreuk is op de vrijheid van vereniging van burgers in Europa.
Dit probleem met de vakbonden in Belarus speelt al jaren. De vakcentrale van het land is aangesloten bij de ooit door de Sovjet-Unie gedomineerde Wereldfederatie van Vakbonden (WFTU), die momenteel wordt geleid door de orthodoxe Griekse communist Giorgos Mavrikos. De WFTU laat dan ook bijna nooit een onvertogen woord over de werknemersrechten in Belarus horen. Haar sociaaldemocratische en christelijk-sociale tegenhanger, de International Trade Union Confederation (ITUC), is afgelopen decennia daarentegen zeer kritisch geweest. De FNV uit Nederland speelde daarin een rol.
Sinds 2012 is het vakbondsklimaat in Belarus stelselmatig verslechterd, aldus de ITUC. Werknemers die zelf vrije bonden proberen op te zetten, worden niet alleen tegengewerkt door de autoriteiten maar vaak ook justitieel aangepakt. Zo werden Gennadi Fedinitsj en Igor Komlik, twee leiders van de vrije vakbond REP voor de radio- en elektronica-industrie, in 2018 veroordeeld tot vier jaar voorwaardelijke gevangenisstraf, een boete van ruim 20.000 euro en een beroepsverbod van vijf jaar. Een jaar eerder waren de REP en een andere vrije vakbond al aangepakt omdat ze hulp uit het buitenland, bijvoorbeeld van de ITUC, zouden hebben aanvaard.
Dwangsysteem en andere sociale repressie
Het gebrek aan verenigingsvrijheid is niet het enige repressieve aspect van het model-Loekasjenko waartegen in Belarus steeds meer bezwaren zijn gerezen.
Een paar jaar na zijn vijfde herverkiezing in 2015 heeft de president een sanctiesysteem tegen werkloosheid ingevoerd. Een burger zonder werk kan worden bestraft met een boete van 200 euro, maximaal 15 dagen cel en verplichte gemeenschapsarbeid. Volgens de ITUC is dit een vorm van wettelijk gelegitimeerde dwangarbeid. De Europese Unie heeft dit sociale dwangsysteem in Belarus eveneens veroordeeld.
Illegale democratische vakbond. Foto ITUC
Ook het systeem van korte arbeidscontracten van slechts één jaar is veel werknemers een doorn in het oog. Deze kortlopende contracten maken de werknemers kwetsbaar voor oneigenlijke (politieke) pressie. Van hun vakbond hebben ze bovendien weinig steun te verwachten, aangezien ruim driekwart van alle bedrijven in de zware industriële sectoren staatsbezit is en er alleen al daarom geen sprake is van vrije onderhandelingen over de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.
Een derde aspect dat weerstand oproept, is de aangekondigde hervorming van het pensioensysteem. Het staatspensioen in Belarus is onvoldoende voor ouderen om in hun levensonderhoud te voorzien. Circa 36 procent van de gepensioneerden moet blijven werken. Tegelijkertijd is het systeem voor de vergrijzing onbetaalbaar geworden. Op het vakbondscongres begin 2020 verklaarde Loekasjenko het systeem daarom ‘dood’. De president kondigde een snelle verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd aan, net zoals in Rusland, zij het zonder dat er privaat kapitaal tot het systeem zou worden toegelaten. Dat het nieuwe systeem het beste van de wereld zou blijven, wilde Loekasjenko de congresgangers in Minsk beloven. Maar hoe het er uit zou zien, schoof hij door tot na de presidentsverkiezingen. Het bevestigde veel werknemers in hun wantrouwen dat het nieuwe systeem alleen maar slechter zou uitpakken dan het bestaande.
Vreedzame weg
Ook in de pensioenkwestie speelt de officiële staatsvakbeweging een onderhorige rol. Door die rol als instrument van de repressieve overheid beginnen de erkende bonden langzaam aan gezag te verliezen. Zo is er bij de metaalfabriek BMZ een kleine beweging op gang gekomen om het verplichte lidmaatschap van de bond op te zeggen. Maar kwantitatief stelt het niet veel voor. Ongeveer 50 van de 11.000 leden hebben die stap tot nu toe gezet. De meeste arbeiders wachten nog af. Ze ook na de verkiezingen van zondag 9 augustus in meerderheid de gematigde weg behandelen. Ze zijn sceptisch over de staatsvakbonden, maar eisen niet dat die een draai van 180 graden maken. De stakende arbeiders zijn geen revolutionairen. Zoals de stakingsleidster Olga Britikova bij Naftan het zei: 'wij zijn gewone mensen, wij leven de wet na'.