Moskou laveert tussen glamour en geweld

Moskou heeft een kosmopolitische uitstraling. Het hele centrum is op de schop genomen en het is er uitermate aangenaam toeven. Nieuwe galeries en musea openden hun deuren, hippe restaurants en aanlokkelijke terrassen bepalen het straatbeeld. Volgens cultuurcriticus Andrei Arkhangelsky was het cynisch overheidsbeleid om politiek protest in comfort te smoren. Hij ziet een typisch autoritaire combinatie van chic en geweld.

door Andrei Arkhangelsky

Al meer dan twee jaar heeft Rusland te lijden onder internationale sancties. De meeste regio’s voelen de economische gevolgen hiervan. Maar wie als toerist in Moskou aankomt, zal verbaasd staan: op het eerste gezicht gaat het er hier nog altijd gezellig en rumoerig aan toe. Het Bolsjojtheater zit elke avond bomvol, net als in de Brezjnev-tijd. Voor de liefhebbers van alternatief theater is er het Gogolcentrum en Theater.Doc. Er staan al maandenlang rijen voor de Rafaëltentoonstelling in het Poesjkinmuseum. Zulke rijen vind je ook in Parijs, New York of Florence, maar alleen in Rusland is men er trots op.

Hip MoskouIn opdracht van burgemeester Sobjanin is het centrum van Moskou op de schop genomen (foto Laura Starink)

Ook verder is het zo slecht nog niet gesteld: de vele musea, galeries en festivals zijn van hoog niveau. Vaak zelfs van wereldniveau, zoals bijvoorbeeld het Joods Museum / Centrum voor Tolerantie, met zijn audiovisuele effecten en vele lezingen en evenementen (plus een van de zeldzame cafés in Moskou waar geen oorverdovende muziek weerklinkt).

Over de hoofdstad zijn eilandjes van hedendaagse cultuur verspreid: in het pand van de voormalige snoepfabriek ‘Rode Oktober’ huist cultuurcentrum Strelka, populair zijn de vroegere brouwerij Vinzavod en Garazj, een tot expositieruimte omgebouwde remise in het Gorkipark. Het zijn allemaal cultuurclusters van op en top hedendaagse kunst. Wanneer je er voor het eerst komt, waan je je in Europa of Amerika. Terwijl in de Russische provincies standbeelden voor Stalin en Ivan de Verschrikkelijke worden neergezet, heerst hier de 21ste eeuw.

Bovendien zit de stad in de derde of zelfs vierde fase van de meest omvangrijke reconstructie sinds partijleider Brezjnev. Maar nu gaat het niet om nieuwe snelwegen of gebouwen. Nee, Moskou wordt juist leefbaar gemaakt. Trottoirs worden verbreed, bomenrijen geplant en parken aangelegd. Dat heet ‘humanisering van de stedelijke ruimte’. Het plan, dat als doel heeft ‘de stad aan de mensen terug te geven’ en er een vriendelijke omgeving te creëren, werd in 2013 bedacht en in 2016 uitgevoerd. Daar liggen maar drie jaar tussen, maar het lijkt een heel tijdperk.

Drie jaar geleden zag het er nog naar uit dat Rusland zijn tijdelijke problemen met de democratie zou oplossen en deel zou gaan uitmaken van de Europese wereld. Vandaag haalt geen politicus het meer in zijn hoofd om zoiets te zeggen. Volgens de heersende propaganda heeft het Westen Rusland altijd al te gronde willen richten. Tolerantie is vandaag synoniem met alles wat gevaarlijk is. Zo zijn velen er dankzij de propaganda van overtuigd dat gay parades de grootste bedreiging voor Ruslands veiligheid vormen.

Europees comfort

Het enige ‘Europese idee’ waar niet aan wordt getwijfeld in Rusland dateert nog uit late Sovjet-tijd: het idee van een comfortabel leven. Alledaags comfort is altijd een probleem geweest in Rusland. Het team van Poetin herinnert zich waarschijnlijk nog dat het gebrek aan elementair comfort en voorzieningen ervoor zorgde dat de Sovjetmacht tegen de jaren ’80 de steun van de bevolking definitief was kwijtgeraakt. Toch heeft de versnelde urbanisatie van Moskou ook nog een andere reden.

De Moskouse straatprotesten van 2011 en 2012 kwamen voor de overheid als een complete verrassing.  In Moskou en Petersburg bleek zich in twintig jaar een hele generatie gevormd te hebben die voordeel had bij het kapitalisme. De inwoners van Moskou zijn veel minder afhankelijk van de staat dan in andere Russische steden. Ze zijn beter opgeleid, beter geïnformeerd en minder gemakkelijk te beïnvloeden. De autoriteiten zaten met de handen in het haar, want deze mensen bleken niet manipuleerbaar zoals degenen die in overheidsdienst werkten.

Maar wat het belangrijkste was: de overheid snapte helemaal niet waar deze opstand vandaan kwam. Het ging immers niet om arme mensen, maar juist om mensen die naar Russische maatstaven welvarend of zelfs rijk waren. Het wil er bij de Russische bewindhebbers (wier wereldbeeld niettegenstaande hun mooie woorden vooral gekenmerkt wordt door cynisme) niet in dat iemand waarde kan hechten aan andere dan puur materiële zaken, bijvoorbeeld aan politieke vrijheid. De overheid zocht verwoed naar middelen om de middenklasse in slaap te sussen. Ze kwam tot de slotsom dat de mensen gewoon meer cafés en fietspaden wilden. Het idee om gebrek aan politieke vrijheid te compenseren met alledaags comfort is natuurlijk ook uitermate cynisch. Maar Moskou omtoveren in een menselijk stad, daar is niks mis mee.

Tentoonstelling Garazj Gorkipark Tentoonstelling in de moderne galerie Garazj (ontwerp Rem Koolhaas) in het verhipte Gorkipark (foto Laura Starink)

De grote held van de culturele revolutie in de hoofdstad was Sergej Kapkov, die van maart tot augustus 2011 directeur van het Gorkipark was. Zoals de meeste vitrines van de Sovjet-Unie had ook het Gorkipark na de ineenstorting van het imperium een totaal ander aanzien gekregen, met bier- en drankkraampjes, archaïsche attracties, restaurants à la jaren ‘90 en een uiterst agressieve atmosfeer. Kapkov transformeerde het in een half jaar tot een heel gezellige en comfortabele plek. Hij verving de goedkope wodka door dure wijn, installeerde er Wifi, hing hangmatten tussen de bomen, legde fietspaden aan en opende er trendy cafés. Het park begon een heel ander publiek te trekken, en een tijdlang was het 't Mekka voor hipsters. Al gauw stelde de Moskouse burgemeester Sergej Sobjanin, die hem groot had gemaakt, hem aan als wethouder van cultuur.

Culturele revolutie

Uiteindelijk ging het niet om fietspaden of wifi, maar om iets groters: de humanisering van Moskou, en breder – van heel Rusland. Wat iedereen verwachtte van die culturele revolutie was maatschappelijke verandering. De middenklasse eiste een andere levensstandaard en een andere behandeling en de regering moest hier wel rekening mee houden. Je bezit dan misschien wel een chique appartement en een mooie auto, maar dat maakt je leefomgeving nog niet minder hard en agressief. Wat we nodig hebben zijn geen omheiningen en bewakers, maar andere normen en waarden, niet alleen in onze stad maar in het hele land. Dat is de belangrijkste taak waar Rusland voor staat. Dat het in de jaren ’90 verzuimd heeft zich daarmee bezig te houden, heeft geleid tot de rampzalige gevolgen waar we vandaag mee zitten.

De culturele revolutie in Moskou trok al gauw het hele land mee: in andere Russische steden vonden dezelfde veranderingen plaats. . Eindelijk vielen de doelstellingen van de regering en die van de stadsbewoners eens samen. Vermenselijking werd een modetrend, met als symbolisch hoogtepunt de openingsshow van de Olympische Spelen in Sotsji, waar Rusland zichzelf presenteerde/voorstelde als het land van Kandinski en Sjostakovitsj, Tolstoj en Malevitsj. Letterlijk één dag later, in februari 2014, sloeg Poetin met zijn optreden in Oekraïne alle hoop op humanisering de bodem in.

Europese chic en esthetisering van geweld

De combinatie van autoritaire politiek en onophoudelijke stedenbouwkundige verandering leidde in Moskou tot een symbiose van glamour en geweld. Tijdens de Museumnacht van 2014 gaven fanfarekorpsen in het Gorkipark militaire marsen ten beste en werd op het podium een choreografie uit 1936 uitgevoerd. ’s Avonds werd een militair saluut gebracht. In Moskou slaagt men er inmiddels in om elk kleinschalig gebeuren om te vormen tot een massaevenement. In de etalage van een winkel voor legermunitie in het centrum liggen tussen sneeuwwitte marmerkorrels (symbool van glamor) artistiek-nonchalant rondgestrooide patroonhulzen. Dit is symbolisch voor het collectieve bewustzijn in het Rusland van nu, waarin Europese chic en de esthetisering van geweld samengaan. Technologische modernisering en geestelijk conservatisme gaan in Moskou gelijk op, maar in wederzijdse ontkenning.

Op de Nieuwe Arbat staat sinds kort ‘de langste bank van Europa, met plaats voor 700 verliefde paartjes tegelijk’, zo luidt de trotse melding vanuit het stadhuis. De bank blijft leeg, want als er in het centrum érgens een tekort aan is, zeker voor geliefden, dan is het aan intieme plekjes.

De trottoirs zijn tegenwoordig zo breed, dat ze nooit vol lijken. Is dit een paradox? Eigenlijk niet, als je erover nadenkt. Mensen in grote steden hebben niet meer de gewoonte om te flaneren zoals in de 19de eeuw. En er is in de hoofdstad ook geen arbeidersklasse meer, die ’s ochtends naar de fabrieken stroomt. De brede trottoirs zijn het zoveelste voluntaristische monument, de zoveelste utopie die het stadsbestuur in de stad heeft geschapen.

VDNCH hipTentoonstellingspark VDNCh combineert Stalin-architectuur met de tuinarchitectuur van de Tuilerieën (foto Laura Starink)

De reconstructie van het park van de VDNCh – de Tentoonstelling van Prestaties van de Volkshuishoudkunde, een omvangrijk monument uit de Stalintijd – vond plaats onder persoonlijk toezicht van de burgemeester. Trendy cafés temidden van stalinistische empire-architectuur: je zou het de ‘verhipstering’ van het stalinisme kunnen noemen. In Moskou gaat de memorialisering van alles wat sovjet is hand in hand met de modernisering van de stad. De afbeelding van Stalin als hipster toont angstwekkend duidelijk aan, hoe de humanisering van Moskou verworden is tot de esthetische rechtvaardiging van een autoritair regime.

Burgemeester Sobjanin die belooft de stad het openbaar vervoer terug te geven zoals het in de Sovjettijd was, evenals de rijen lindebomen die vroeger langs de centrale Tverstraat stonden. De eindeloze retroparades en retrofestiviteiten. De Sovjetmuziek in metrostations en zelfs in speeltuinen. Het is eigenlijk absurd: de overheid werkt aan de popularisering van een niet-bestaande staat, de Sovjet-Unie. Het stadsbestuur van Moskou denkt waarschijnlijk dat het voor de mensen prettiger is om te leven in een verstard, tijdloos verleden. En het Kremlin moedigt die esthetische nostalgie naar de Sovjettijd alleen maar aan.

Weg met de geest van 2012

Ik schrijf dit artikel in de bibliotheek van het Gorkipark (een heel behoorlijke bibliotheek van kunstboeken). Honderd meter verderop in het park is een café waar ik kan lunchen. Maar om daar te komen moet ik ongeveer twee kilometer omlopen. Een gigantisch stuk van het park is namelijk voor een half jaar, van herfst tot lente, afgezet. Er wordt een schaatsbaan aangelegd. Zoals altijd in Rusland ‘de grootste van Europa’, en helemaal in de geest van de schaatsbaan die hier lag in de Stalintijd. Onderweg kom ik langs de zoveelste fototentoonstelling waarin de Sovjet-Unie wordt verheerlijkt. Geen staatsgesponsorde culturele instelling tegenwoordig die niet met een Sovjetaffiche of -foto haar loyaliteit betoont.

Onlangs kreeg het Gorkipark weer een nieuwe directeur; de laatste, Jelena Tjoenajeva, was na amper een jaar alweer weg. Wat had ze misdaan? Vermoedelijk werd ze gestraft omdat ze in het nabijgelegen Museon, dat onder het park valt, het festival ‘Eiland van de jaren ‘90’ had georganiseerd, gewijd aan een periode waarover je tegenwoordig maar beter kunt zwijgen: de democratisering ten tijde van Boris Jeltsin. Het lijkt erop het Moskouse stadsbestuur nu ‘de geest van 2012’ uit de stad wil verdrijven. Niemand herinnert zich nog de hipsters van die jaren. Zoals iedereen weet houdt Poetin niet van elitarisme, behalve dan van die van zijn eigen machtselite. In 2015 was de flirt met de intelligentsia over: Sergej Kapkov stapte op als wethouder van cultuur. Hij verliet de politiek en liet een baard staan (voor een Russische ambtenaar een typisch symbool van vrijheid). Af en toe tref je Kapkov nog aan op culturele evenementen.

Voor mensen als Kapkov is geen plaats meer bij de overheid. Andere tijden braken aan, tijden die een ander soort mensen nodig hadden. De afgelopen jaren heeft de regering cultuur ten volle ingezet voor propagandadoeleinden. Iemand die zich op dit punt bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt is Vladimir Medinski, de Russische minister van Cultuur. Hij houdt er uiterst conservatieve opvattingen op na en herinnert de intellectuelen er van tijd tot tijd aan dat ze in ruil voor overheidssubsidies geacht worden kunst te produceren die die overheid ook aanstaat. Van de honderden tentoonstellingen die er de afgelopen twee jaar in Moskou zijn geweest, had de helft een titel met daarin het woord ‘oorlog’ of ‘sovjet'.

Aan Medinski, een soort anti-Kapkov, danken we de vérgaande militarisering en sovjetisering van de officiële cultuur. De Vereniging voor Militaire Geschiedenis, waarvan hij voorzitter is, laat muren van Moskouse huizen opfleuren met artistiek gezien twijfelachtige kopieёn van Sovjetansichtkaarten en portretten van maarschalken. De centrale boekhandel van Moskou lag tegen 9 mei, de dag waarop de overwinning op het nazisme wordt gevierd, vol met soldatenpetten, gamellen en andere militaria. En met grote stapels van Medinski's boek ‘Mythen over Rusland’.

De herdenking van de Tweede Wereldoorlog lijkt voor deze mensen slechts een voorwendsel; in feite verheerlijken ze oorlog op zich - oorlog als eenheid scheppende waarde, als levensgevoel. De officiële cultuur werkt nu aan een verhulde popularisering en esthetisering van oorlog; ze leert de mensen om trots te zijn op de oorlog en te denken in termen van oorlog.

Weg met kleine kiosken

Het Moskou van vandaag is de belichaming van een intellectuele en culturele paradox. De aangekondigde humanisering van Moskou schrijdt voort, terwijl de regels voor het houden van bijeenkomsten en demonstraties wel zijn aangescherpt. Humanisering van de stad – maar tegelijkertijd worden kleine winkeltjes en kiosken in de buurt van metrostations met bulldozers en graafmachines genadeloos met de grond gelijk gemaakt (dit jaar vonden er al twee van die operaties plaats, in februari en in augustus). Ongeveer de helft van deze optrekjes werd onder het vorige stadsbestuur legaal geopend. 

De humanisering van de stad staat ook voor het ontbreken van communicatie met de bevolking. In de zomer werd bijna het hele stadscentrum stilgelegd omwille van een verbouwing. De regering gaf geen enkele verklaring voor hun actie. Het stadsbestuur was nadien verwonderd dat de mensen weer verontwaardigd waren. De verbouwingen waren immers bedoeld om de inwoners het beter te doen hebben. Maar de bewoners waren niet kwaad over de reconstructies, maar over het feit dat niemand het nodig acht met hen te overleggen. Alles wordt zonder hun medeweten beslist. Dit is normaal in een autoritair land.

Leden van de aan het leger gelieerde organisatie ‘Officieren van Rusland’ omsingelden in september van dit jaar het Gebroeders Lumière Centrum voor Fotografie, waar toen de tentoonstelling ‘Absence of Shame’ van de bekende naaktfotograaf Jock Sturges aan de gang was. Een van de tentoongestelde foto’s werd door een activist met urine overgoten. De organisatie besloot de tentoonstelling te sluiten. Het Centrum voor Fotografie bestaat nog steeds, daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat eender welk cultureel centrum in Moskou op eender welk moment iets dergelijks kan overkomen. Memorial, de organisatie die de herinnering aan de Stalinterreur levend probeert te houden, werd onlangs bestempeld tot ‘buitenlands agent’; in Rusland betekent dat ongeveer dat je op een zwarte lijst staat. Bij de ingang van het Goelagmuseum werd door leden van de ‘Revolutionair Communistische Jeugdbond’ een levensgrote pop opgehangen die schrijver en Nobelprijswinnaar Aleksandr Solzjenitsyn moest voorstellen.

affiche in GoelagmuseumSpotprent tegen boeren die zich tegen collectivisatie verzetten (Goelagmuseum)

In tegenstelling tot Memorial is het Goelagmuseum een overheidsinitiatief. De afwijzing van het staatsgeweld, waarvan de Goelag het symbool is geworden, is een van de basisprincipes van het nieuwe Rusland. De boeken van Solzjenitsyn worden gelezen op school. Maar iedere verwijzing naar de Goelag wordt door patriotten opgevat als blasfemie, als belastering van de nationale geschiedenis. Zover heeft die nostalgie naar de Sovjettijd ons gebracht. De tentoonstelling van de Russische avantgardistische beeldhouwer Vadim Sidoer vond plaats in De Manege, een staatsmuseum, maar dat belette religieuze fanatici niet om er een van de sculpturen te vernielen. Volgens hen was het werk een belediging van hun religieuze gevoelens.En in het Sacharovcentrum werd een fotoinstallatie over het conflict in Donetsk door militaristen met verf beklad.

Iedereen die in Moskou bezig is met cultuur heeft last van een gevoel van angst. Wie weet wat de religieuze fanatici of radicale patriotten morgen niet bevalt, wat hun gevoelens zal kwetsen? Wie weet bij welke grens het geweld morgen zal toeslaan? De grenzen tussen wat wel en niet mag zijn vaag. Relschoppers weten heel goed dat ze niet streng gestraft zullen worden voor het beschadigen van ‘schadelijke’ of ‘vreemde kunst. Het doet denken aan die andere culturele revolutie, in het China van de jaren ’60. Je kunt nog zoveel tentoonstellingen van hedendaagse kunst organiseren – dat betekent helemaal niets als ze ieder moment het slachtoffer van geweld kunnen worden. Alle klinkende woorden over humanisering ten spijt zijn het geweld en de angst sinds 2012 alleen maar toegenomen

Comfort en technologie op zichzelf kunnen autoritaire gewoontes niet veranderen. Door schade en schande hebben we van de afgelopen 25 jaar geleerd dat esthetiek en technologie niets hebben kunnen veranderen aan de ethiek, die gewoon autoritair is gebleven. De humanisering van Rusland moet beginnen met een verandering in het bewustzijn, met het afzweren van geweld, en niet met het aanleggen van brede trottoirs. Maar in Rusland wordt ‘humanisering’ niet gezien als doel, maar slechts als middel. En zo slaat ieder humaan idee uiteindelijk om in zijn tegendeel: geweld. En dat is nou net gebeurd met Moskou.