'Revolutie maakte ons tot verdedigers van christelijk geloof'

De Oktoberrevolutie heeft het leven van generaties Russen beïnvloed. Na 1917 kregen alle lagen van de bevolking te maken met een burgeroorlog, het stalinisme en een machtige geheime dienst. Helen Saelman liet vijf nazaten uit vijf verschillende sociale klassen, die allemaal op hun manier door het communisme zijn geraakt, hun familieverhaal vertellen. In deel 4: Sergej Pravdoljoebov, koordirigent, over het geloof en zijn voorouders uit de kerkelijke hiërarchie.

door Helen Saelman


SergejPravdoljoebov
Zoals verteld door Sergej Pravdoljoebov, geboren 1958, koordirigent.

‘Mijn familie brengt al drie eeuwen priesters voort. Bijna al mijn voorvaders waren priester in een van de kerken van Kasimov, enkele honderden kilometers ten oosten van Moskou.

Voor de revolutie had Kasimov twaalf kerken en twee kloosters. Het dagelijkse klokkengelui was de sterkste jeugdherinnering van mijn grootvader, zo weet ik van mijn vader. Sinds mijn vader enkele jaren geleden is teruggetreden als hoofdpriester van de Oespenski-kerk, leidt mijn broer er nu de diensten. Ook ik was voorbestemd voor het priesterschap. Maar mijn liefde voor muziek was zo sterk dat ik haar niet kon weerstaan; ik ben koordirigent geworden in een orthodoxe kerk in Moskou. Ik heb nooit spijt gehad van mijn keuze. Dit is mijn manier om God te dienen: in gezangen breng ik Zijn woord tot de mensen.

Mijn grootvader Sergi werd op zijn vijfentwintigste tot priester gewijd. Het was 1915, in het land heerste chaos. Na de revolutie van 1905 was er voor de Russisch-orthodoxe kerk veel veranderd. Sinds Peter de Grote had de tsaar aan het hoofd van de kerkelijke hiërarchie gestaan, maar onder de Voorlopige Regering was het patriarchaat in ere hersteld. Tegelijkertijd werd de macht  van de kerk ingeperkt.

Sommige maatregelen van de Voorlopige Regering had mijn grootvader toegejuicht. Zo vielen de parochiescholen nu onder de onderwijsinspectie van de staat. Dat vond hij een grote vooruitgang. Net als de godsdienstvrijheid, natuurlijk. Die maakte een einde aan de alledaagse corruptie binnen de kerk. Voorheen moesten tsaristische ambtenaren op gezette tijden aan hun oversten aantonen dat ze gebiecht hadden; ze legden dan een attest voor dat de priester tegen betaling had uitgeschreven. Ik weet niet of mijn grootvader zelf biechtattesten heeft verkocht; maar niemand moest tegen zijn zin te biecht gaan, vond hij.

De bolsjewieken, die in oktober 1917 aan de macht kwamen, waren uit op de vernietiging van de kerk en haar dienaren. Volgens de marxistische leer was religie opium voor het volk: het hield de mensen dom, waardoor ze zich niet tegen hun uitbuiting verzetten. Het zou niet lang duren voor alle eigendommen van de kerk door de staat werden geconfisqueerd en de jacht op priesters werd geopend.

Geen staatssubsidie meer

Maar eerst was er het bolsjewistisch decreet van 1918, dat een einde maakte aan de staatssubsidie voor het onderhoud van kerken en de uitbetaling van priesters. Van de ene dag op de andere zat mijn grootvader zonder inkomen. Hij was nu aangewezen op vrijwillige bijdragen van zijn parochianen als dank voor het inzegenen van een nieuw huis, een waterput of een moestuin. Zelf had hij ook een moestuin, een deel van de opbrengst gebruikte hij als ruilmiddel.

Mijn oma – dochter van een priester in Kasimov – en hij hadden tegen die tijd al drie kinderen. Reken daarbij de burgeroorlog, de wereldoorlog en de hongersnood van die jaren. Maar over materiёle problemen werd niet gepraat, noch bij mijn grootouders thuis, noch later bij mijn ouders. Mijn generatie is veel burgerlijker dan de voorgaande.

GrootvaderSergejPravoljoebov
Grootvader Sergi in zijn kerk

In 1919 werd mijn grootvader aartspriester van de Heilige Drievuldigheidskathedraal in Sovjetsk. Vlak daarna ontsnapte hij op het nippertje aan de dood. Een strafbataljon van het Rode Leger deed op een nacht de stad aan, lichtte notabelen van hun bed en schoot ze ter plekke dood. Per abuis kregen ze in plaats van mijn grootvader diens bejaarde voorganger te pakken. Mijn grootvader heeft zich hierom zijn leven lang schuldig gevoeld.

In 1923 keerde mijn grootvader met zijn gezin terug naar zijn geboortestad Kasimov. Ze hadden toen al vier kinderen, later werden er nog drie geboren. De twee kloosters en de meeste kerken van de stad waren inmiddels ofwel gesloopt, ofwel  in gebruik genomen als clubgebouw of opslagplaats. Hij werd er hoofdpriester van een van de laatste kerken. Hij was een begenadigd prediker, de mensen kwamen van heinde en ver om te luisteren. Ook op de donderdagse familiebijeenkomsten was hij gewoonlijk degene die sprak, de rest luisterde. Door de bolsjewieken werd hij verplicht deel te nemen aan publieke debatten met atheïsten. Maar die debatten werden al gauw door diezelfde bolsjewieken verboden, omdat mijn grootvader zijn opponenten altijd onder tafel praatte.

Eerste uit reeks arrestaties

In 1929 werd hij gearresteerd, samen met een paar andere priesters die nog over waren in de stad. Kasimov was altijd een stad van kerken en gelovigen geweest en de priesters genoten er nog veel respect. Een van mijn tantes heeft een brief in haar bezit van de kolchozvoorzitter aan mijn grootvader. In die brief – keurig getypt en met een stempel eronder – verzoekt de voorzitter mijn grootvader officieel om in de kolchoz een mis te komen opdragen, omdat het allang niet meer geregend heeft en de oogst dreigt te mislukken. Die gelovigheid stond de bolsjewieken niet aan, en ze wilden Kasimov een lesje leren. Mijn grootvader werd veroordeeld tot twee jaar opsluiting, maar dankzij vele verzoekschriften vanuit de parochie vervroegd vrijgelaten.

PravdoljoeboviSolovetksi1935
Kort voor hun verbanning in 1935 naar het Solovetski-strafkamp. Staand vrnl: aartspriester Sergi Pravdoljoebov, zoon Anatoli en broer Nikolaj. Zittend recht: vader Anatoli Avdejevitsj

In 1935 werd hij weer opgepakt, samen met een groep van ongeveer tien priesters, op verdenking van betrokkenheid bij een contrarevolutionaire samenzwering. Samen met zijn zoon Anatoli en zijn jongere broer Nikolaj, ook priester, zat hij vijf jaar in een werkkamp op de Solovetski-eilanden. Een oudere broer, priester Vladimir, werd ondertussen in een ander kamp gefusilleerd.

Toen mijn grootvader in 1940 vrij kwam, bleek zijn kerk opgedoekt. In augustus 1942 verdween hij nog eens voor een half jaar in de gevangenis. Eind 1943 werd hij gemobiliseerd en naar het arbeidsfront gestuurd; hij werkte er drie jaar in de steengroeve. Na de oorlog was zijn gezondheid verwoest; hij stierf in 1950. Zestig jaar was hij, maar hij zag eruit als tachtig.

Pro revolutie

Hoe vreemd het ook mag klinken, mijn grootvader was eigenlijk een voorstander van de revolutie. Als de revolutionairen geen atheïsten waren geweest, had hij zich misschien wel bij hen aangesloten. Bijna iedereen dacht immers dat de revolutie rechtvaardigheid zou brengen. Het is, zoals we weten, anders gelopen. Zoals in talloze families hebben ook mijn voorouders zwaar geleden. Maar uiteindelijk heeft de revolutie van ons allemaal geloofsverdedigers gemaakt. Mijn grootvader heeft, door de omstandigheden gedwongen, zijn apologetische vaardigheden voortdurend ontwikkeld en verfijnd. En ze doorgegeven aan zijn zonen. En die weer aan ons, de kleinzonen.’

Dit is deel vier van een vijfluik. Alle verhalen staan in het dossier De Oktober revolutie.