'Geen standbeeld is bij Babi Jar gebouwd'

In mei wordt in de Nederlandse bioscopen de documentaire Babi Jar van de Oekraïense regisseur Sergej Loznitsa vertoond. De geschiedenis van de plek waar meer dan 30.000 Joden uit Kyiv door de nazi's werden vermoord werd in de Sovjet-Unie verdraaid en verzwegen. Pas toen Oekraïne onafhankelijk werd, verscheen een Joods gedenkteken, maar over een monumentaal herdenkingscomplex bij het ravijn heerst nog steeds onenigheid. Bij hun beschietingen van Kyiv troffen de Russen onlangs zelfs Babi Jar. In 1961 schreef de Russische dichter Jevgeni Jevtoesjenko zijn beroemde gedicht 'Babi Jar'. Vertaalster Nina Targan Mouravi maakte een prachtige nieuwe vertaling. 

jevtoesjenko babi jarJevgeni Jevtoesjenko

In dit getto is geen mens te zien.
Enkel putten. Elders vliegt misschien
Nog de tijd. Wie spreek je hierop aan?
Niemand zal je antwoorden, wij staan
Er alleen voor. En alleen omdat
Jij een ster draagt heb je pech gehad.
Anders zijn is niet je goede recht.
En de rest is aan hun rust gehecht.

(Uit Babi Jar van Ilja Erenburg)

door Nina Targan Mouravi

Kort voor Dodenherdenking kwam de Oekraïense regisseur Sergej Loznitsa naar Amsterdam voor een interview bij de vertoning van zijn documentaire Babi Yar: Context, vorig jaar gepresenteerd bij het IDFA: archiefbeelden met een zo getrouw mogelijk geproduceerde soundtrack. De film is twee uur lang en was volgens de regisseur aanvankelijk bedoeld als onderdeel van een installatie in het herdenkingsmonument dat bij Babi Jar gebouwd zou worden.

De Oekraïnse naam is Babyn Jar, Vrouwenravijn. Daar, aan de rand van Kyiv, werden in 1941 binnen twee dagen zeker 33.771 Joden doodgeschoten. In de maanden die volgden maakten de Duitsers talloze andere slachtoffers: Roma, mensen die verdacht werden van diverse misdaden, sommigen werden volstrekt willekeurig opgepakt. Een getuige die onder dwang de lijken hielp verbranden in provisorisch gebouwde ovens zag eerst gedode militairen, daarna mensen in burger en dan pas de naakte lichamen van de Joden die het diepst in het ravijn begraven lagen. Hetzelfde gebeurde op kleinere schaal in onder meer Drobitsk.

De documentaire toont beelden van buitenlandse journalisten die het ravijn bezoeken aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. De Russisch-joodse schrijvers Ilja Erenburg en Vasili Grossman, beiden geboren in Oekraïne (resp. in Kyiv en Berditsjev) schreven als eersten over de tragedie van de Joodse bevolking. Naast de roman Storm schreef Erenburg in 1946 het poëtische drieluik Babi Jar.

Jevtoesjenko en Koeznetsov

In Nederland is Babi Jar bekender dankzij twee andere gelijknamige literaire werken, een gedicht en een kroniek, die in de jaren zestig in Nederland verschenen, beide uit het Russisch vertaald door Marko Fondse. Het gedicht Babi Jar was van Jevgeni Jevtoesjenko (geboren in de provincie Irkoetsk in 1933, gestorven in 2017 in Oklahoma) en de kroniek van Anatoli Koeznetsov (geboren in 1929 in Kyiv – gestorven in Londen in 1979).

Koeznetsov overleefde de Duitse bezetting in Kyiv en vertelde gedetailleerd wat door Sovjet-journalisten en -historici verzwegen of verdraaid werd, wat in de Sovjet-Unie dus nauwelijks bekend was en hoe dan ook liever vergeten werd: hoe Hitler kort voor de oorlog nog het beste vriendje van Stalin leek, hoe Koeznetsovs eigen onsympathieke doch uiterst kleurrijke opa juichte toen de Duitsers de plaats innamen van de vervloekte bolsjewieken. De Duitsers, door velen aanvankelijk als beschaafde bevrijders omarmd, bezetten de stad en installeerden een schrikbewind, dat de uitgehongerde, bestolen, vernederde bewoners opnieuw deed terugverlangen naar het vorige juk. 

babi jar zelenski hoort van bombardementDe Joodse president Zelensky verneemt in maart 2022 dat er nabij Babi Jar is gebombardeerd door het
Russische leger.

Hij beschreef bijvoorbeeld hoe een vrouw tweemaal een beloning ophaalde: eerst door haar Joodse buren te chanteren en aansluitend door ze alsnog aan te geven. Hij vertelde wat zich afspeelde achter het prikkeldraad rond Babi Jar. Hoe hijzelf, het schooiertje Tolik, geluk had: zijn Joodse makker Sjoera wist te ontkomen en ook hijzelf kon het allemaal navertellen. 

Dat wil zeggen: de reactie op zijn eerste pogingen het verhaal uitgegeven te krijgen was: 'De tijd is er niet rijp voor.' Het Dagboek van Anne Frank werd in 1960 in het Russisch gepubliceerd met een voorwoord van Ilja Erenburg, maar voor een reconstructie van de verschrikkingen in en rond Babi Jar was nog geen ruimte.

Het ravijn Babi Jar was inmiddels deels bebouwd, deels gedempt met puin van een bakstenenfabriek. Toen het puin in 1961 de dam doorbrak, gebouwen als dominostenen omgooide en trams meesleurde meldde het nieuws 145 doden, maar dat waren er minstens twintig keer zoveel. De inwoners van Kyiv fluisterden: ‘Babi Jar wreekt zich’.

babi yar kiev 056 718x905 kopieSovjet-monument in Babi Jar

Koeznetsov studeerde intussen voor schrijver in Moskou, fotografeerde zijn manuscripten en verstopte ze in glazen potten en filmblikken om ze uiteindelijk naar het Westen te smokkelen. Hij nam de dichter Jevtoesjenko tijdens een bezoek aan Kyiv mee naar de rand van wat nog van Babi Jar over was.

Publiek liep storm in Moskou

Jevtoesjenko werd gegrepen door Koeznetsovs relaas, het taboe op de waarheid en het feit dat zo’n plek nu als vuilstortplaats diende. Op zijn hotelkamer schreef hij er direct een gedicht over en las het voor aan de Oekraïense dichters Vitali Korotitsj en Ivan Dratsj, die hem aanspoorden om het voor groot publiek voor te dragen. Die voordracht vond uiteindelijk plaats in Moskou, in het befaamde Polytechnische Instituut dat zo overstroomd werd door publiek dat er dranghekken en politie aan te pas moesten komen.

De eerste strofe meldt dat er bij het ravijn geen enkel gedenkteken was te ontwaren, hoewel Erenburg daar al in 1944 op had aangedrongen. Dankzij de populariteit van de dichter en het overrompelende slotkwatrijn bereikte Jevtoesjenko's tekst een veel groter publiek dan het gedicht van Erenburg.

Maar pas in 1976 werd een groot standbeeld bij Babi Jar neergezet, met het opschrift: ‘Voor de Sovjet-burgers en krijgsgevangenen, soldaten en officieren, die door de Duitse fascisten in Babi Jar zijn doodgeschoten’.

In zijn essay over alle pogingen om een passend monument voor Babi Jar te ontwerpen noemde Mandelstam-kenner Pavel Poljan het obsceen, omdat slechts met één regeltje in het Jiddisch werd gerefereerd aan het feit dat hier de joodse bevolking van Kyiv was vernietigd. Het officiële Sovjet-narratief was immers dat ook de Joden Sovjet-burgers waren. Focussen op etnische identiteit werd niet passend geacht in een staat waar alle minderheden (in naam) gelijkwaardig waren (in alle Sovjet-paspoorten werd etniciteit overigens verplicht vermeld, ook de Joodse).

Menorah

Pas in 1991, na de onafhankelijkheid van Oekraïne, verrees er bij Babi Jar ook een Joods gedenkbeeld: een bescheiden Menorah. In 2009 werd zelfs een monumet voor Anatoli Koeznetsov opgericht: een tienerjongen die met een jutezak op zijn schouder een oorlogsbulletin staat te lezen.

porosjenko babi jarPresident Porosjenko herdenkt in 2016 Babi Jar bij het Joodse gedenkteken 

Pas in 2016 kondigde president Petro Porosjenko aan dat er in Babi Jar een enorm herdenkingscomplex zou worden ingericht,  waarvoor 1.000.000 dollar aan sponsorgelden werd opgehaald, onder meer door de (Joodse) bokser Vladimir Klitsjko. Uiteraard heeft de bouw van het complex, onder meer door onenigheid over de artistieke visie, al heel wat voeten in de aarde gehad. Russische bombardementen vlak bij de locatie hebben de aanleg ongetwijfeld weer op de lange baan geschoven. Mooi dat in ieder geval Loznitsa’s documentaire deze maand als een souverein kunstwerk in de Nederlandse bioscopen te zien is.

Holocaustontkenners

Tot op de dag van vandaag zit Jevtoesjenko’s Babi Jar Holocaustontkenners dwars. Die beweren namelijk dat er helemaal geen massagraven waren in Babi Jar en grijpen zelfs Jevtoesjenko’s exotische ‘echte’, Germaanse achternaam Gangnus (van zijn vader) aan om hem tot Jood te verklaren en ‘dus’ bevooroordeeld. Het slotkwatrijn van zijn gedicht zou daarmee 'onwaarachtig' zijn. 

Gelukkig waren er ook tijdens de oorlog voorbeelden van niet-Joodse omstanders die zich het lot van hun Joodse buren aantrokken, zoals priester Alexej Glagolev uit Kyiv, in zijn jeugd pianoleerling van de moeder van Michaïl Boelgakov. Zijn vrouw en hij riskeerden hun leven door Joodse onderduikers van papieren te voorzien of te verbergen in hun kerk.

In de bergstreek Kabardino-Balkarië, zo vertelde me Sergej Loznitsa, werden zelfs de meeste Joden gered omdat het regiohoofd met volksopstand dreigde als men hen zelfs een haar zou krenken. Menselijkheid kan niet verdedigd worden door onmenselijkheden te negeren of te verdoezelen, zoals de toenmalige én de huidige Russische bewindslieden menen. De gruwel van de opgestapelde lijken in Babi Jar mag geen metafoor worden voor het stelselmatig bedekken van ongewenste informatie, net zomin als de damdoorbraak symbool kan staan voor het uitlekken van de waarheid. Een stuk romantischer klinkt dat een autoritaire staat de waarheid van de dichter moet horen, zoals koning Midas van het zingend riet. 

Jaren na Babi Jar maakte Jevtoesjenko ook nog een gedicht over het massagraf in Drobitsk, waar appelgaarden overheen waren geplant. Beide gedichten behoren tot de hoogtepunten van zijn oeuvre.

Babi Jar

Geen standbeeld is bij Babi Jar gebouwd.
Slechts de ravijnwand mag het graf omgorden.
Ik huiver. Ik ben eensklaps net zo oud
Als het gehele Joodse volk geworden.

Het is of ík door oud-Egypte reis.
Zal als Judeeër straks het leven laten.
Daar sterf ik al, genageld aan het kruis,
En deze wonden hier zijn spijkergaten.

Ik ben ook Dreyfus, door kleingeestigheid
Geframed en aan zijn rechters voorgeleid.

Ik werd omsingeld. Zit in het cachot.
Ik ben bespuugd, belasterd en gebrandmerkt.
Door gillend damesvolk in Brussels kantwerk
Met parasols gestoken en bespot.

Ik ben in Bialystok, nog maar een kuiken.
De houten vloeren zijn in bloed gedrenkt.
De drieste kroeggedeputeerden ruiken
Naar uienlucht, met wodka aangelengd.

‘Red Rusland, mol de jidden!’ brult de kudde.
Ik ben opzij gesmeten door een laars.
Mijn moeder wordt al, onder luid gebulder,
Verkracht door een van de graanhandelaars.

Je bent in wezen internationaal,
O Russisch volk! Is het dan ook geen schande
Wanneer je reine naam door vuile handen
Bezoedeld wordt, voor de zoveelste maal.

Ik ken jouw goedheid, je gastvrije aard, –
Hoe achterbaks dat zo’n smakeloze
Partij antisemieten zonder blozen
Zich tot ‘De Russische volksbond’ heeft verklaard...

Ik ben een tienermeisje, Anne Frank,
Teer, als een twijgje in april zo rank,
En ik heb lief. Wat moet ik met gesprekken.
Nee, ik wil oog in oog elkaar ontdekken.

Gebonk? Welnee, je hoort het voorjaar galmen.
Niet telkens schrikken joh, je bent niet wijs.
Ik wil je kussen. Neem me in je armen.
Deur ingetrapt? Ach nee, tis kruiend ijs...

We zijn de kleuren en de geuren kwijt,
De blauwe luchten en de groene elzen.
Maar in een donker hok elkaar omhelzen
Mag des te meer, in alle tederheid.

In Babi Jar is alles stil gekrijs.
Je ziet hoe streng de bomen naar je staren.
Het onkruid ruist. Ik sta blootshoofds, mijn haren,
Dat kan ik voelen, worden langzaam grijs.

Want ik ben zelf het stemloze gezicht
Van alle honderdduizend grafgenoten,
Van iedere bejaarde die hier ligt,
Van ieder kind dat hier is doodgeschoten.

En niets in mij dat dit vergeten mag!
En komt de dood ten slotte op een dag
De allerlaatste jodenhater halen,
Dan davert er de Internationale.

Joods bloed of joodse wortels heb ik niet,
Toch gruwt van mij de groezelige schare
Van jodenhaters als van een Semiet,
En daarom juist ben ik een Rus – een ware.

1961
 
De appelaars van Drobitsk

Bloemblad, als een meisjeshuidje
Fris en blozend, ongerept,
Droog je tranen, waarom huil je, –
Jij die nergens schuld aan hebt?
 
Waai weg, van de boom gevallen,
Fladder nog een poosje voort,
Oekraïens en Joods, die allen,
Ons, de schepper toebehoort.
 
Ai, Roevim, moet ik u gaan troosten?
Drobitsk is zo heerlijk in mei!
’t Is toch niet te doen als u Joods bent
En ook nog zo kwetsbaar daarbij!
 
Deze oever is van de gestorvenen.
Als u daar uw loopstok in plant,
Staat een jonge appelaar morgen
Op die plek aan de waterkant.
 
Heel Drobitsk is nu met de vliegende
Bloesems, bloemblaadjes opgefleurd,
Net een fijne stof van een lieflijke
Bruidsjapon, aan flarden gescheurd.
 
Mensheid, kom dan kijken, kom luisteren
Maar de appelaars, kun je eens
Ieder in haar taal horen fluisteren, –
Jiddisch, Oekraïens en Armeens.
 
Sara, Christja en Dzjan, zo heten ze,
Manja staat er ook, een Russin.
In de grond verstrengelde beenderen,
Stammen strekken de hemel in.
 
De skeletten onder de zoden
Doen niet mee aan die rottigheid:
Geen aversie tegen de Joden,
Geen ‘Geheugensociëteit’*.
 
Kom, vertel ons maar jouw verhaal, Roevim,
Hoe je toen vanonder de hoop
Lijken, zelf lijkbleek, een bebloede schim
Van een tiener, tevoorschijn kroop.
 
Werd je kindsoldaat als je eerder 
Van zo’n kwalijke laster wist:
Dat ze jou ooit een samenzweerder
Zouden noemen, een Zionist?
 
En zo buitelen wij dus maar steevast
Uit de wieg voor het vuurpeloton.
En we kruipen vanonder een dode last 
Weer naar boven toe, naar de zon.
 
Ze bedolven ons met ons allen
Onder lijken. Ternauwernood
Durfden wij ons van dat van Stalin
Te bevrijden, zo zwaar als lood.
 
Ai, Roevim! Moet ik u gaan troosten?
Eeuwig Tsjernobyl, dit bestaan.
Wie kan ons door die rampspoed loodsen?
Kruipen wij er ooit nog vandaan?
 
Bovenkomen. Door schande en schade.
Naar het zonlicht, de schone lucht.
Zolang men maar niet met een spade
Op ons inhakt zodra dat lukt!
 
In de herfst wordt dit rijk der appelaars,
Loof als vlammend brokaat alom,
Ontoegankelijk voor de wandelaars:
Herdershonden, geblaf, gegrom.
 
Ik kan niets beginnen met legermacht,
Met bevelen van bovenaf.
Liever appelbloesems, gewichtloos, zacht,
Dan omheiningen en geblaf.
 
Bloemblad, als een meisjeshuidje
Fris en blozend, ongerept,
Droog je tranen, waarom huil je, –
Jij die nergens schuld aan hebt?

Waai weg, van de boom gevallen,
Fladder nog een poosje voort,
Oekraïens of Joods (of is ie
Soms afkomstig uit Tbilisi,
Dan Georgisch dus), die allen,
Ons, de schepper toebehoort.
 

1990

Vertaling Nina Targan Mouravi


*Geheugensociëteit: de antisemitische organisatie in Rusland, opgericht in 1980.