Het idee dat elke Rus die naar Europa komt en de Keukenhof bezoekt tegelijkertijd ook zijn blik op de wereld verruimt, is goedbedoelde onzin. Maar moet de EU dan ook maar meteen alle Russen gaan weren, zoals ook minister Wopke Hoekstra van Buitenlandse Zaken heeft voorgesteld? Nee, schrijft Hubert Smeets. Nederland moet juist meer ruimte bieden aan degenen die zich verzetten tegen het Kremlin en Ruslands oorlog in Oekraïne.
Russische toerist treitert Oekraïners in Oostenrijk. Foto Twitter.
Door Hubert Smeets
Vlak voor de ontmanteling van de Sovjet-Unie in 1991 doceerde de Russische politicoloog Sergej Karaganov (1952) een semester aan de Rijksuniversiteit Groningen. Polemoloog Hylke Tromp had hem als gastdocent uitgenodigd. Zes jaar later mocht zijn pupil Timofei Bordatsjov (1973) een jaar studeren aan het Europacollege in Brugge. De jonge historicus haalde er een masterdiploma. In die optimistische jaren negentig ging het Nederlandse beleid ervanuit dat dit soort uitwisseling a priori goed was. Hoe meer Russen het stadhuis op de Dam in Amsterdam of de Neeltje Jans in Zeeland konden bewonderen, des te meer de burgerlijke rechtsstaat zouden waarderen die deze wereldwonderen had voortgebracht. Het ‘vredesdividend’ van na de Koude Oorlog zou alleen maar win-win opleveren, was het idee.
Terug in Rusland ontpopten Karaganov en Bordatsjov zich een kwart eeuw later als harde ideologische ‘organische intellectuelen’ van het Poetin-regime. Ze wekten zelfs niet meer de schijn dat ze respect hadden voor de academische waarden van Groningen en Brugge. Zo zei Karaganov kort na de MH17-crash tegen NRC Handelsblad: “Europa is niet te vertrouwen en ook nog eens onmachtig. Met Oekraïne is het gedaan”. Bordatsjov had eerder dat jaar voorspeld dat Europa weinig zou doen tegen de Russische assertiviteit. Europese politici “haten het om verantwoordelijkheid te moeten nemen”, voorzag hij in NRC Handelsblad.
Bordatsjov stoomde door. Hij is nu programmadirecteur van de Valdai Club van president Poetin, een netwerk vergelijkbaar met de Bilderbergconferentie. Vergeet Europa, zegt hij tegen iedereen die het wil horen. Want Europa vindt “centen belangrijker” dan Russen, aldus Bordatsjov, en hecht juist geen belang hecht aan waarachtige “patronage”. Karaganov is met pensioen. Hij verheugt zich intussen op de derde Koude Oorlog, de eerste die Rusland nu wel kan winnen omdat het geen last meer heeft van communistische zelfbeperking.
Sergej Karaganov en Timofei Bordatsjov ontpopten zich als 'organische intellectuelen' van het Poetin-regime.
N=2. Is dat niet te weinig? Nee. Statistieken bevestigen de Werdegang van deze twee intellectuelen. Drie decennia reiservaring heeft de doorsnee niet tot Europa bekeerd. Integendeel, blijkt uit talrijke peilingen van onderzoeksbureau Levada. Elf maanden voordat het Kremlin zijn vernietigingsoorlog tegen Oekraïne ontketende, zei 70 procent zich geen Europeaan te voelen tegen slechts 27 procent die zich wel zo voelde. Pijnlijk detail is dat jongeren in Rusland zich nog minder Europeaan voelen (23 procent) dan ouderen (31 procent). In 2008, toen de derde Koude Oorlog nog moest beginnen en president Poetin pas twee termijnen achter de rug had, waren de verhoudingen met 52 tegen 35 procent niet fundamenteel anders, maar wel iets gunstiger voor het imago van Europa in Rusland.
De Levada-cijfers illustreren dat Russen zich de onvergelijkbare ‘unieke beschaving’ wanen die Poetin hen al decennia voorspiegelt. In de ex-koloniën van Rusland is de stemming anders. In het eveneens autoritair-gewelddadig geregeerde Belarus, waar vóór de laatste frauduleuze presidentsverkiezingen van 2020 jaarlijks een miljoen burgers (10 procent der bevolking) op en neer de EU reisden, leeft het Europese gedachtengoed veel meer. Zie ook het artikel van Artjom Sjraibman van deze week.
Rusland is hoe dan ook anders. Het argument dat Russen welkom moeten blijven omdat ze zo hun blik op de wereld zullen verruimen, is goedbedoelde onzin.
Collectieve straf?
Moeten de Russen dan maar worden gestraft voor het feit dat de ‘vriendschap der volkeren’, zoals het in communistische tijden heette, afgelopen decennia niet dichterbij is gekomen?
Deze vraag is als een vicieuze cirkel. Althans zo ervaar ik het. ’s Ochtend prefereer ik iets anders dan ’s avonds, tegen middernacht is het antwoord van rond het middaguur weer verworpen. Vaak wordt het rondjesdraaien persoonlijk: wie wil ik Amsterdam nog wel laten zien en wie niet? De kameraad-historicus uit Moskou, die me tijdens de mislukte staatsgreep in 1991 het woord ‘berenziekte’ leerde toen de putschisten aan de schijterij bleken te zijn, en de collega-fotograaf, die met gevaar voor eigen leven voor deze krant heeft gewerkt, zouden een vijfjarig visum moeten krijgen. De kennis-aannemer, die dankzij aanbestedingen van de burgemeesters van Moskou een huis in Alicante kon kopen, kan best wachten. De paradox is dat die bouwondernemer dat niet hoeft, omdat hij door dat onroerend goed een Schengenvisum heeft. De eerste twee hebben zulke visa echter niet. Ze zitten daarom vast in Rusland, ook al hebben ze beiden voor geen millimeter bijgedragen aan het Poetin-regime.
De Muur was geen anti- fascistische Schutzwall, maar een gevangenismuur
Opgesloten zijn in Rusland, dat herinnert aan het Sovjetbewind. Burgers hadden tot begin jaren negentig twee visa nodig voor Brugge of Groningen: een visum om de Benelux binnen te komen én een visum om de eigen Sovjet-Unie te verlaten. Dat uitreisvisum kreeg de Sovjetburger alleen als de geheime dienst KGB het goed vond. Wie onbetrouwbaar werd geacht – de massa – mocht niet uitreizen. Dat stempel ‘on-uitreisbaar’ alleen al bewees dat de Berlijnse Muur geen antifascistische Schutzwall was, zoals het in de communistische propaganda heette, maar een gevangenismuur met prikkeldaad aan de binnenkant.
Vandaar dat de Russische dichter Lev Rubinstein (1947) de tijd van het IJzeren Gordijn memoreerde. “Het beroemde 'raam op Europa' van Peter de Grote ging, afhankelijk van het historische of politieke klimaat, nu eens open en dan weer dicht. Tot voor kort werd het geopend of gesloten van deze kant. Maar nu dreigt het ook van de andere kant dichtgegooid te worden, en zo verworden de ‘niet-uitreisbaren’ tot ‘niet-inreisbaren’. En dan? Gaan we opnieuw oprakelen dat ons nationale genie [de dichter Aleksandr Poesjkin - red] nooit in het buitenland is geweest? Gaan we weer memoreren dat inperking de verbeeldingskracht verwoest of, zoals in het geval van ons genie, juist stimuleert?”, schreef Rubinstein deze maand voor de Russische website Republic.
Een visumstop levert niets goeds op, wilde hij maar zeggen.
Ook klassieken waren imperialisten
In Oekraïne worden ze doodmoe van Russische intellectuelen, die onmiskenbaar vaak het slachtoffer zijn geweest van het Kremlinregime, maar die zich minder vaak afvragen wat ze zelf hebben gedaan om dit onheil te stoppen. Verwijzingen naar Poesjkin, hoe ironisch ook, schieten filosoof Volodymyr Jermolenko uit Kyiv daarom in het verkeerde keelgat. Want was het negentiende eeuwse ‘genie’ niet de auteur van het imperialistische gedicht Aan de lasteraars van Rusland, dat meteen na de invasie begin dit jaar ook werd ingezet om het vuur verder op te stoken? Ik snap hem. Ook wij kregen thuis in Nederland dit gedicht ter rechtvaardiging van de Russische strafexpeditie tegen de opstandige Slavische ‘broeders’ in Polen (1830-1831) toen per digitale post opgestuurd. Dat was niet bedoeld als l’art pour l’art, maar als waarschuwing: wees geen volksvijand in dit uur der vaderlandse waarheid.
Maar het probleem blijft. De grenzen sluiten voor iedere Rus die zich niet verzet tegen het Russofascisme in het Kremlin, suggereert een vorm van collectieve schuld. Dat kan inderdaad averechts uitpakken. In horig Rusland betekent ‘wie zwijgt stemt toe’ iets anders dan in burgerlijk Nederland.
De Oekraïense dichter/politicoloog Mykola Rjabtsjoek (1953) die net als Rubinstein het isolement van de Koude Oorlog heeft meegemaakt, pleit daarom voor meer toespitst visumbeleid dat, anders dan nu, niet is gestoeld op het juridisch o zo fraaie onschuldprincipe. Het praesumptio innocentiae geldt in het internationale grensverkeer namelijk niet. Verstrek alleen visa aan Russen, die de vraag ‘hebt u ooit in het openbaar steun betuigd aan de speciale militaire operatie in Oekraïne, die door de VN is veroordeeld als een daad van agressie?’ negatief kunnen beantwoorden. Als Rusland zegt in gevecht te zijn met het “collectieve Westen”, dan heeft het Westen het recht “de bokken van de schapen te scheiden” en “gevaarlijke en vijandige vreemdelingen” te weigeren, aldus Rjabtsjoek.
Dichter/politicoloog Mykola Rjabtsjoek pleit voor een meer toegespitst visumbeleid.
Wat doet Nederland extra?
Dit idee van Rjabtsjoek houdt snijdt hout. Er mist niettemin iets: een actievere benadering van die Russen die niet zwijgen, maar zich juist uitspreken en daarmee risico’s nemen. Die (minuscule) groep moet ook naar Nederland kunnen komen.
Dat is geen eenvoudige klus, mede omdat Nederland door alle diplomatieke uitzettingen over en weer onvoldoende mensen op de consulaten in Moskou en St. Petersburg heeft om visumaanvragen te kunnen behandelen. Sinds eind april krijgen Russische burgers alleen nog maar op “zwaarwegende humanitaire gronden” een visum voor een kort verblijf. Het bureaucratisch argument is op zichzelf geen flauwekul, maar de formulering – vooral dat gewichtige maar lege woord ‘zwaarwegend’ – wekt achterdocht.
Hopelijk is die argwaan onterecht. Daarom een concrete suggestie voor de regering. Verruim de faciliteiten van de consulaire posten, of open er desnoods een paar, in precies die landen waar Russen zonder voorafgaand visum heen kunnen: zoals in Kazachstan, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Israël, Turkije, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Belarus.
Omdat de partijleider van het CDA in afwachting van de keizersnede van interimpremier Remkes komende weken tijd over heeft, kan de minister van Buitenlandse Zaken gaan nadenken over een fijnbesnaard visumbeleid dan zijn consulaire fte-bestand nu nog reikt.
Dit artikel is een iets langere versie van een opiniërend betoog voor NRC Handelsblad.