Hoe herdacht Kiev na 75 jaar Babi Jar?

In Kiev werd eind september herdacht dat 75 jaar geleden in twee dagen tijd bijna de hele Joodse bevolking van de stad door de Duitsers werd geëxecuteerd. Karel Berkhoff werkt aan een boek over de massamoord op meer dan 33.000 Joden. Bij de herdenking zag hij Oekraïne worstelen met het verleden. Dagboek van een deelnemer.

door Karel Berkhoff

In september nam ik in Kiev deel aan de uitgebreide 75ste herdenking van de massamoord op de joodse inwoners in het ravijn van Babi Jar. In twee dagen tijd, op 29 en 30 september 1941, werden daar meer dan 33.000 Joden door leden van de Einsatzgruppen en soldaten van de Wehrmacht doodgeschoten. Dat was bijna de hele joodse bevolking van Kiev en zo’n gruweldaad was in de geschiedenis niet eerder voorgekomen.

Porosjenko Babi Jar Presidenten Gauck en Porosjenko, voorzitter van de Europese Raad Tusk en Oekraïense parlementsvoorzitter Grojsman bij de herdenking van Babi Jar

Sindsdien staan de twee woorden voor een groot en specifiek deel van de Holocaust: de massale executies in het oosten van Europa, ook wel bekend als de ‘Holocaust door kogels’. De schaal en snelheid van de massamoord in Babi Jar zijn ook symbool voor de Duitse wreedheden in de bezette Sovjet-Unie en het algehele menselijk vermogen tot genocide.

De herdenking bewees dat er in Oekraïne toenemende politieke en financiële steun is voor een nieuwe omgang met het beladen verleden. Er waren debatten, films, nieuwe boeken, moderne muziek en een plechtigheid op de plek van de moord, in aanwezigheid van politieke kopstukken. President Petro Porosjenko sprak ongetwijfeld welgemeend over de noodzaak om antisemitisme uit te bannen, maar sommige toespraken daar, zelfs het uitspreken van het kaddisj, klonken wat obligaat. De namiddag en avond van 29 september waren bovenal een staatsaangelegenheid. Zoals meestal bij Oekraïense herdenkingen speelden gewone stervelingen een ondergeschikte rol.

Aan het begin van de week riep Adrian Karatnycky van de Ukrainian Jewish Encounter (een ngo gefinancierd door een in Oekraïne geboren Canadese zakenman) de Oekraïners op om de Holocaust als een unieke gebeurtenis in de eigen en de internationale geschiedenis te herdenken. Dit is onder Oekraïners nog ongebruikelijk; zij houden zich viel liever bezig met de misdaden van Stalin, zoals de grote hongersnood van 1933, de Holodomor, die zij als veel relevanter voor de Oekraïense geschiedenis plegen te zien.

Ronald S. Lauder, directeur van het World Jewish Congress, roemde tijdens een diner in het Hilton de huidige opleving van het Joodse leven in Oekraïne. En de Oekraïense schrijver Ivan Dzjoeba kreeg daar de Andrej Sjeptytsky-medaille wegens zijn moedige uitspraken tegen antisemitisme en vergetelheid tijdens een illegale herdenking van Babi Jar in de jaren ’60. In de communistische Sovjet-Unie, waar het gruwelijke lot van de Joden decennia werd doodgezwegen, was dat een daad van verzet.

De meeste emotie klonk wonderlijk genoeg door in de toespraak van de Duitse president Joachim Gauck. Hij onderstreepte hoe belangrijk het is onrecht en eigen misdaden onder ogen te blijven zien. Gauck verwees naar het in Duitsland bekroonde boek Vielleicht Esther van de Oekraïense schrijfster Katja Petrowskaja, die in Berlijn woont. Ze beschrijft Babi Jar tegen de achtergrond van haar eigen Joodse familiegeschiedenis. 

Weinig grondig onderzoek

Gek genoeg besteden zelfs historische standaardwerken tot op de dag van vandaag weinig aandacht aan Babi Jar. Er is weinig grondig onderzoek gedaan, misschien omdat de zaak zo ondubbelzinnig leek te zijn. Dat de moord met voorbedachten rade is gepleegd stond immers altijd buiten kijf. Tijdens mijn eigen onderzoek voor mijn boek over Babi Jar werkte ik uitvoerig in Oekraïense en andere archieven. Een van mijn ontdekkingen was dat de moord werd gepleegd door een grote groep van vele tientallen Duitsers, die daarvoor vrijwel nooit bestraft zijn.

Onder het brede publiek is vrijwel onbekend dat naast de Einsatzgruppe (Sonderkommando 4a en de Staf van Einsatzgruppe C) een grote groep ‘gewone’ Duitse politiemannen aan de moord heeft deelgenomen. Het waren leden van het reservepolitiebataljon 45, voornamelijk etnische Duitsers uit het huidige Ústí nad Labem (Aussig) in Tsjechië, en van politiebataljon 303 uit Bremen. Ook is mij bij mijn onderzoek duidelijk geworden dat de razendsnelle massamoord onmogelijk was geweest zonder de vele vormen van steun door Duitse militairen van het Zesde Leger. Niet één lid van de Wehrmacht heeft hiervoor ooit voor de rechter gestaan.

Wat zijn de feiten?

Toen de Duitse legers de Sovjet-Unie binnenvielen woonden er in Kiev zo’n 850.000 mensen. Een kwart van hen stond als Joods te boek. De meesten gingen tijdig weg en ontsnapten aan de ramp, maar de rest slaagde er niet in te ontkomen of verkoos zelfs om te blijven, deels onder invloed van verhalen over goede Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog.

schoeisel kleding Babi Jar Duitse fotograaf 1941Kledingresten van in Babi Jar vermoorde Joden, Duitse fotograaf, 1941

De Duitse legerleiding, SSers, en politiemannen die op 19 september 1941 of vlak daarna de stad bezetten waren van meet af aan vastbesloten om de Joden te gaan vervolgen. Het 29ste Legerkorps begon bijvoorbeeld onmiddellijk met de arrestatie van Joodse mannen, die werden ingezet voor dwangarbeid.

Op 24 september begonnen in gebouwen verstopte bommen te ontploffen; specialisten die met de sovjet-autoriteiten de stad verlaten hadden brachten hen met radiosignalen tot ontploffing. Waarschuwingen van burgers waren in de wind geslagen. Een immense brand brak uit en zo’n tweehonderd Duitsers lieten het leven. Als represaille werden direct communisten maar vooral Joden lukraak gearresteerd. Toen nam de SS samen met Walter von Reichenau, bevelhebber van het Zesde Leger, het ongehoorde besluit, zonder precedent, om alle Joden van een grote stad als Kiev in één keer te vermoorden. Otto Rasch, bevelhebber van Einsatzgruppe C, en Friedrich Jeckeln, de Höhere SS- und Polizeiführer voor Oekraïne, die beiden elders al vele moorden hadden gepleegd, overlegden met de stadscommandant en kregen van het leger een enorme hoeveelheid kogels geleverd.

Op zondag 28 september hing de kersverse Oekraïense Politie (voornamelijk Oekraïners uit West-Oekraïne en voormalige krijgsgevangenen) overal in de stad het bevel op dat de Joden van Kiev en omgeving zich de volgende dag om 8 uur ’s ochtends moesten melden op de kruising van de Melnikovstraat en de Degtjarjovstraat, met identiteitspapieren, geld, waardevolle spullen en warme kleren. Dit alles op straffe van executie. Wie het bevel gaf bleef onvermeld, evenals het doel. Maar de moordenaars brachten een gerucht in omloop dat de Joden ergens anders zouden gaan wonen.

Op 29 september liepen duizenden mannen, vrouwen en kleine kinderen van vroeg tot laat naar de kruising. Daar kregen ze het bevel om door te lopen. Hoe dichter ze de westelijke stadsrand naderden, des te dichter werd de haag van Duitse politiemannen en soldaten op de trottoirs. Verderop had de Duitse marechaussee zich midden op de weg geposteerd. Ze liet telkens kleine groepen door.

De doodsbenauwde Joden moesten hun spullen afgeven en langs Duitsers spitsroeden lopen. Tot bloedens toe geslagen bereikten ze een vlak terrein, waar politiemannen die Oekraïens spraken hen met geweld dwongen om zich uit te kleden. Vervolgens moesten de mannen, vrouwen en kinderen via smalle toegangen naar het grote ravijn Babi Jar klimmen. Daar kregen ze het bevel bovenop de doden en stervenden te gaan liggen om direct te worden doodgeschoten. Tegen het eind van de eerste dag moesten de Joden op de rand van het ravijn gaan staan, waarna ze vanaf de overkant werden neergemaaid. Babys werden veelal levend naar beneden gegooid.
Toen het donker werd, waren er nog Joden in leven buiten het ravijn. Ze werden in nabije garages geperst en de volgende dag vermoord. Zo bereikte het dodental volgens de Einsatzgruppe zelf in twee dagen tijd 33,771 Joden. De weinige getuigenissen van overlevenden, onder wie Dina Pronitsjeva, doen de haren te berge rijzen.

Dina Pronicheva survivor of Babi Yar massacre testifies during a war crimes trial in KievEen van de weinige overlevers, Dina Pronitsjeva, getuigt tijdens een oorlogstribunaal in Kiev

Na de moord liet de genie een deel van de helling exploderen. Krijgsgevangen leden van het Rode Leger egaliseerden de aarde boven het immense graf, zoals is vastgelegd door de camera van een Duitse fotograaf. Van de executies zelf bestaan geen foto’s.
In de weken en maanden die volgden werden er nog eens duizenden andere Joden geëxecuteerd. Ze kwamen uit Kiev en omgeving, en stierven in het ravijn of in een nabije antitank-greppel die indertijd door het Rode Leger gegraven was. Anderen werden vergast in een mobiele gaskamer, lokaal berucht als de doesjehoebka, de ‘zielendoder’.

Ook andere bevolkingsgroepen werden vermoord. Tot augustus 1943 werden wekelijks en soms vaker gevangenen vanuit de stad naar Babi Jar vervoerd. Het waren Roma, psychiatrische patiënten, partizanen, krijgsgevangenen, Oekraïense nationalisten en misdadigers. Hun aantallen vallen in het niet bij de Joodse slachtoffers. Hoeveel mensen er in totaal in en nabij Babi Jar zijn vermoord, heb ik niet kunnen vaststellen. Wegens gebrek aan bronnen zal hierover nooit zekerheid kunnen bestaan. De hoge aantallen die in Kiev de ronde doen lijken in ieder geval onjuist.

In augustus 1943 begonnen SSers onder leiding van Paul Blobel, die in September 1941 Einsatzkommando 4a had geleid, met een andere gruwelijke operatie, om de sporen van hun misdaden uit te wissen nu het Rode Leger in aantocht was. Ze dwongen gevangenen uit het naburige concentratiecamp Syrets om de lichamen op te graven en te verbranden. Wekenlang hingen er hoge rookwolken en een sterke stank boven de stad. In november 1943 bevrijdde het Rode Leger Kiev.

Communistische vergetelheid

Na de oorlog raakte Babi Jar in de vergetelheid. Volgens Stalin, zelf een antisemiet, waren Joden onbetrouwbare sovjet-burgers. Hij wilde koste wat het kost voorkomen dat vast zou komen te staan dat de Joden, die in de Sovjet-Unie geen officiële status als ‘volk’ hadden, meer onder de oorlog hadden geleden dan andere sovjet-burgers.

De term Babi Jar was tijdens het communisme hooguit handig als propagandamiddel over de ‘fascistische’ moord op ‘sovjet-burgers’ in Koude-Oorlog polemieken tegen Israël, de VS en West-Duitsland, die ervan werden beticht het beleid van de Nazi’s voort te zetten. De plek zelf werd verwaarloosd, en vervolgens bewust vernietigd: de hellingen werden opgevuld en er ontstond een park van ‘cultuur en recreatie’. Joodse herdenkingen waren verboden.

Geleidelijk aan groeide de onvrede hierover, zowel bij binnenlandse activisten als bij Joodse jongeren. Maar het duurde nog tot 1978 voordat er een monument kwam. Het immense bronzen, figuratieve standbeeld repte in het geheel niet over Joden, maar over ‘burgers van de stad Kiev en krijgsgevangenen’ die tijdens de bezetting in Babi Jar waren gedood. Jaarlijkse herdenking vond louter op het niveau van het stadsbestuur plaats.

In het buitenland werd Babi Jar vooral bekend door het gelijknamige gedicht van Jevgeni Jevtoesjenko (1961), dat van antisemitisme repte en een monument eiste, de roman Babi Jar van Anatoli Koeznetsov (1966), filmische ensceneringen en staatsbezoeken van onder meer president George Bush en Paus Johannes Paulus II.

Babi Jar in onafhankelijk Oekraïne

In september 1991, één maand nadat het Oekraïense parlement de onafhankelijkheid uitriep, vond de eerste nationale Oekraïense herdenking van Babi Jar plaats. President-in-spé Leonid Kravtsjoek leidde eerder als communistisch apparatsjik de propagandacampagne tegen ‘het Zionisme’, maar bij deze gelegenheid zei hij dat de Oekraïners het Joodse volk vergiffenis moesten vragen. Het monument kreeg een betere tekst, ook in het Jiddisch. Verderop werd een menorah onthuld. Toch bleef de plek onderhevig aan onstuimige stadsontwikkeling. In 2000 verrees er midden in de moordplek bijvoorbeeld het metrostation ‘Dorohozjytsji’.

babi yar kiev 056 718x905Het sovjet-monument bij Babi Jar. De Joden werden niet genoemd.

In 2002 vond een emotioneel debat plaats tussen de leden van twee concurrerende Babi Jar-herdenkingscomité’s. Het ene comité wilde met financiering van het American Jewish Joint Distribution Committee een Joods centrum bouwen, maar de tegenstanders wonnen met het argument dat het bouwwerk de heilige rust van het massagraf zou verstoren. Babi Jar is sinds 2007 officieel beschermd gebied, maar bezoekers krijgen vrijwel geen informatie over de wirwar aan alternatieve monumenten.

Herdenking na Euromajdan

De herdenking van dit jaar is een nieuwe stap vooruit, al blijven er ook bij deze bezoeker nog veel vragen open. Zo werd er in het Oekraïense Huis op het Europaplein door onderzoekers weliswaar gesproken over Babi Jar tijdens de oorlog, maar opvallend genoeg ging verreweg de meeste aandacht uit naar de nasleep en de latere behandeling van de massamoord. Oekraïense collega-historici lijken welhaast geobsedeerd door de schandalige wijze waarop het communistische regime in de naoorlogse decennia met Babi Jar omsprong. Dat is absoluut een feit, maar het gevolg van de obsessie is paradoxaal genoeg dat het gesprek niet of nauwelijks meer over de moord zelf gaat. Sommigen, ook Joodse Oekraïners, gaan zelfs zo ver dat ze de massamoord op het conto van ‘beide totalitaire regimes’ willen schrijven.

Over de collaboratie van Oekraïners is men veel dubbelzinniger. In het Oekraïense Huis werd weliswaar gesproken over de radicaal-nationalistische Organisatie van Oekraïense Nationalisten, die zonder meer fascistisch was, al noemden de leden zichzelf niet zo. Maar hun doen en laten in bezet Kiev kwam in de herdenkingsweek nauwelijks aan bod. Dat is geheel ten onrechte: er is niets dubbelzinnig aan het feit dat de krant van de OOeN op 2 oktober 1941, luttele dagen na de grote moord, de Joden tot ‘de allergrootste volksvijanden’ uitriep. ‘De Joden hadden geen genade,’ zo vervolgt de tekst. ‘Mogen zij daar nu dan ook niet op rekenen.’ En het is zo goed als zeker dat activisten van de zogenaamde Melnyk-factie van de OOeN bij de moord aanwezig waren en meehielpen.

Toen ik dit publiekelijk aan de orde stelde, bleef het van Oekraïense zijde akelig stil. Niemand wilde er op ingaan. Dit is deels te verklaren doordat het Oekraïense parlement in mei 2015 een aantal ingrijpende geschiedeniswetten aannam. Eén daarvan verbiedt om over de OOeN ‘een oneerbiedige houding tentoon te spreiden’. De wet definieert die ‘oneerbiedigheid’ niet en ook de strafmaat blijft onvermeld. Zo’n wet pakt ongetwijfeld slecht uit, zoals vele, vooral buitenlandse, critici hebben aangekaart. Propaganda uit Rusland en de Russische bezetting van delen van Oekraïne zetten alle onenigheid over de OOeN eens te meer op scherp.

Maar de politisering is al veel ouder. Al ver vóór de wetten van 2015 was het debat in Oekraïne over zowel de OOeN als de Holocaust van een bedenkelijk laag niveau. De meeste actieve historici van de Tweede Wereldoorlog daar vinden het veel belangrijker om oude stereotypen uit de sovjet-tijd te ontmaskeren. Als feiten te veel lijken op de beweringen van de aloude sovjetpropaganda, dan kunnen die feiten niet kloppen, zo denkt men. Gematigde Oekraïense historici houden zich veelal gedeisd. Wat beslist ook niet helpt, is dat Oekraïne geen lid of zelfs maar waarnemer is bij de International Holocaust Remembrance Alliance, een internationaal netwerk van academici en politieke leiders dat al jaren hierover met het land in gesprek is.

Er was over de OOeN en de verwerking van het verleden wel een harde, veelbetekenende aanvaring. De al jaren in Kiev wonende Duitse onderzoeker Andreas Umland deed een felle aanval op de historicus Volodymyr Viatrovych, hoofd van het kleine door de regering gefinancierde Instituut voor Nationale Herinnering. Umland benadrukte de schade die Oekraïne oploopt door het onkritische en verheerlijkende discours over de OOeN en haar leider Stepan Bandera. De razendsnel sprekende Viatrovych achtte zich ‘gedemoniseerd’. Polen zouden volgens hem juist blij moeten zijn als een straat in Kiev van Moskoustraat in Stepan Banderastraat wordt omgedoopt. De kwestie van Oekraïense collaboratie met de Duitsers wordt volgens hem ‘enorm geïnstrumentaliseerd’. Hij bedoelde daarmee dat anti-Oekraïense krachten in binnen- en buitenland maar al te graag met collaboratie zwaaien om de Oekraïners zwart te maken.

Een nieuw monument

Het park Babi Jar ligt er intussen nog steeds troosteloos bij. Op initiatief van het Ukrainian Jewish Encounter was er een internationale competitie uitgeschreven voor ideeën om de immense plek een goede vorm te geven. Eerder dit jaar was er even een controverse over deze competitie, toen er officieel (waarschijnlijk op instigatie van Viatrovych) werd gerept van een discrepantie tussen de ‘wereld’-visie op Babi Jar en de ‘Joodse exclusieve visie’. De tekst werd halsoverkop aangepast en de jury werd uitgebreid. Jurylid Olivier Philippe, een landschapsarchitect uit Frankrijk, zei in Kiev dat hij nog nooit zo’n moeilijk project bij de hand had gehad, gezien de eis om de herdenkingsplek te verbeteren zonder grote ingrepen. Er was uiteindelijk geen winnaar, maar een gedeelde tweede plaats, voor Sloveense en Frans-Colombiaanse teams. Maar niemand weet wat er met deze ideeën zal gebeuren.

Babi Yar Memorial Centre Image See Notes for Captions 1Ondertekening plannen voor Holocaust Memorial Center in Kiev, met burgemeester Klitsjko, tycoon Pintsjoek, Natan Sharansky, parlementsvoorzitter Grojsman en rabbi Yaakov Dov Bleich van Kiev (foto Karel Berkhoff)

Ik woonde in de herdenkingsweek in Kiev ook een besloten en streng beveiligde bijeenkomst in het Sjevtsjenko-Museum bij waar plannen voor een Babi Yar Holocaust Memorial aan de media en de wereld werden geopenbaard en met handtekeningen werden bekrachtigd. Er waren toespraken van president Porosjenko, de historicus Timothy Snyder en de zanger Svjatoslav Vakartsjoek van Oekraïnes populairste rockband, Okean Elzy. Hoofdsponsors zijn rijke joodse oligarchen uit Oekraïne als Viktor Pintsjoek. De projectleider is Marek Siwiec, een Poolse politicus ter linkerzijde van het politieke spectrum, die vanwege zijn uitlatingen over Rusland in het Europese Parlement Rusland niet meer in mag.

De oprichting van zo’n centrum, met een onderzoekspoot, wordt een ingewikkeld proces. Er zal een maatschappelijk debat moeten komen en dat is iets waarmee Oekraïne weinig ervaring heeft. Er was al meteen reuring over de Engelse benaming ‘Babi Yar’, die voor Oekraïense patriotten te Russisch klinkt; zij houden vast aan het Oekraïense ‘Babyn Yar’, dat ook de overheid gebruikt. Er is sowieso veel oud zeer in Joods-Oekraïense kring, omdat oudere plannen om allerlei redenen, waaronder persoonlijke antipathieën en onenigheid over beoogde locaties, in de loop der jaren een stille dood stierven.

Toen ik de Joods-Oekraïense onderzoeker Vitali Nachmanovytsj van het Burgercomité voor de Herdenking van de Slachtoffers van Babi Jar vertelde dat ik bij het nieuwe initiatief betrokken ben, bleek hij al op de radio zijn bedenkingen te hebben uitgesproken. Ten eerste omdat op de beoogde plek voor het Center, vlakbij het voormalige ravijn, nog menselijke resten zouden liggen; ten tweede omdat het centrum volgens de bekendgemaakte plannen symbool zou moeten staan voor de Holocaust in de hele Sovjet-Unie. Voor Nachmanovytsj is dat een bewijs van ‘Poetinisme’ en Russisch nationalisme. Het laat zien hoe ver de standpunten in Oekraïne nog uiteen liggen en ook veelal afwijken van buitenlandse visies.

Ondanks al deze controverses was de herdenking in de meeste opzichten een succes. Er verscheen een goed boek over de moord en de herdenking, in het Engels en Oekraïens (Babyn Yar: History and Memory). Oekraïne vertoonde zich aan het buitenland op een passende wijze. En met de ceremonie over een toekomstig Memorial Center werd hopelijk een point of no return geschapen. Als dit project slaagt, dan zullen historici de herdenking uit 2016 later wellicht daadwerkelijk als een keerpunt aanwijzen. Een keerpunt dat bewonderenswaardig is te noemen omdat het plaatsvindt in een context van Oekraïense nationalistische mythen en Russische bezetting en agressie.