Hoewel de Russische economie krimpt en de bevolking armer wordt, groeit de sociale protestbeweging in Rusland niet. Russen, die de dupe zijn van de economische crisis, proberen volgens de Poolse denktank OSW vooral hun ziel in lijdzaamheid te bezitten. Deze burgers 'prefereren stabiliteit boven politieke verandering', aldus Jan Strzelecki van OSW (Centre for Eastern Studies) in zijn rapport Painful adaptation. The social consequences of the crisis in Russia.
Sinds 2014 zit de economie in het dal en er is nog geen uitzicht op duurzame verbetering. Medio 2016 zei maar liefst 78 procent van de Russen, die meededen aan een enquête van het internationale accountancybureau PWC, dat ze ook in hun eigen leven persoonlijke gevolgen hebben ondervonden van de crisis.
De burgers zijn vooral geraakt door koopkrachtverlies. De officiële inflatie in 2014 was 11,4 procent, een jaar later zelfs 12,9 procent en in 2016 nog altijd 7,1 procent. Pas dit jaar lijkt de geldontwaarding tot staan te worden gebracht. In maart 2017 is voor het eerst twee weken achter elkaar een compleet evenwicht van 0 procent gemeld.
De daling van het reële inkomen van de werkenden (6,3 procent in 2015) was afgelopen jaren iets minder dan de neergang in reële lonen (9,6 procent), omdat veel Russen zijn gaan interen op hun spaargeld. Bovendien besparen de burgers op luxere uitgaven als vakantie en ontspanning. Ongeveer de helft van het gezinsinkomen wordt momenteel besteed aan voedsel, drank en sigaretten. Het uitgavepatroon is daarmee terug naar het niveau van 2008, toen Rusland door de westerse kredietcrisis werd geraakt maar daar relatief snel weer bovenop kwam.
De economische crisis heeft afgelopen jaren minder effect gehad op de werkgelegenheid. Het werkloosheidspercentage bleef stabiel op 5,4 procent in oktober 2016. Deze cijfers zijn wat geflatteerd, omdat ze alleen rekening houden met gegevens van bedrijven en overheden. Op individuele basis laten de meeste Russen zich niet als werkloos registreren, aangezien ze geen hoop hebben dat de bureaucratische arbeidsbureaus iets voor hen kunnen doen. Dat geldt ook voor andere overheidsorganen. Slecht 8 procent van de Russen heeft er vertrouwen in dat de arbeidswetten worden nageleefd.
Maar dat wil niet zeggen dat er weinig is veranderd voor hen die een baan hebben.
Lagere lonen, minder kinderen
Een groot deel van de werkgelegenheid heeft zich verplaatst naar de ‘grijze sector’. Ongeveer 9 miljoen mensen (18 procent van de beroepsbevolking) werkt buiten de officieel geregistreerde arbeidsplaatsen. Volgens de Hogeschool voor Economie in Moskou (HSE) wordt circa 25 procent van de salarissen zwart uitbetaald.
Bovendien hebben veel werkende Russen ook lagere lonen moeten accepteren. Bijna een kwart (24 procent) is gekort op zijn of haar salaris, 19 procent kampt met achterstand in de uitbetaling van de lonen en 9 procent is met onbetaald verlof gestuurd.
Russen compenseren dit inkomensverlies op verschillende manieren. Bijna een op de tien (8,3 procent) zoekt een tweede baan in het reguliere circuit. Veel meer Russen gaan werken in de ‘garage-economie’, bijvoorbeeld als taxichauffeur, klusser of automonteur. Ook de moestuin op de datsja, die substantieel bijdraagt aan het gezinsinkomen, een fenomeen uit de late sovjettijd, is weer belangrijker geworden. De HSE taxeert dat de opbrengsten van de eigen buitenhuisjes in 2016 met 15 procent zijn toegenomen. Statistische gegevens voor de hele ‘garage-economie’ zijn, uit de aard der zaak, niet voorhanden of onbetrouwbaar. OSW haalt niettemin onderzoekers aan die menen dan een derde van de beroepsbevolking in deze grijze sector bijverdient.
Hogere prijzen en lagere lonen hebben ertoe geleid dat volgens het statistische bureau Rosstat anderhalf jaar geleden het aantal Russen, dat in armoede of zelfs extreme armoede moet leven, met 3,1 miljoen mensen is gestegen. In 2015 leefde 13,3 procent onder het bestaansminimum. Alleen na de zogeheten ‘default’ van 1998, toen de Russische staat zijn schulden niet meer kon afbetalen, was dit percentage met 28,4 procent hoger. De armoede raakt vooral kinderen: 21 procent leeft in misère. Op grond van dit laatste gegeven voorspelt Jan Strzelecki van het OSW dat het kindertal in Rusland weer zal afnemen. De regeringen van president Poetin hebben afgelopen decennium geprobeerd het geboortecijfer op te krikken door een progressief opgebouwde kinderbijslag.
‘Monosteden’ de klos
De economische crisis heeft vooral hard toegeslagen in een aantal stedelijke agglomeraties en de zogeheten ‘monosteden’, die grotendeels afhankelijk zijn van één type industrie. Volgens het Burger Initiatiefcomité van voormalig minister Aleksej Koedrin van Financiën zijn met name steden als Moskou, Novosibirsk, Nizjni Novgorod, Penza, Pskov en Samara getroffen, net als de provincies Kemerovo, Koergan, Mordovië, Mari El en Sverdlovsk. In de ‘monosteden’ vindt 60 procent van de burgers het leven ‘zwaar’ en ‘ondragelijk’, zo heeft de federale bewakingsdienst FSO, een van de belangrijkere veiligheidsorganen in Rusland, becijferd.
De economische recessie, die heeft geleid tot een bezuinigingsbeleid van de overheid waarvan het einde komende jaren niet in zicht is, heeft overal in Rusland eveneens geleid tot een dalend voorzieningenniveau. Kleine scholen en ziekenhuizen en scholen moeten noodgedwongen sluiten. Medisch personeel voelt zich beknot. Werknemersrechten worden vaker geschonden. En ook pensioenuitkeringen volgen niet meer automatisch het inflatiepeil.
Ook de gastarbeid is getroffen door de crisis. Het aantal arbeidsmigranten is in 2015 met tien procent afgenomen. De hoeveelheid geld die de wel gebleven ‘gastarbeiders’ overmaken naar hun thuislanden in Centraal-Azië (zoals Tadzjikistan en Kirgizistan) of Zuidoost- Europa (Moldavië, Armenië of Oekraïne) is zelfs gehalveerd.
Premier Medvedev op bezoek bij een farmaceutische fabriek in Siberië. Foto Russische regering
Politieke acceptatie
Hoewel de verwachtingen ook voor de komende jaren niet rooskleurig zijn, leidt deze gestage neergang niet tot een toename van sociale actie of politiek protest. De meeste burgers – 58 procent volgens onderzoekers van Levada Centrum – zeggen over hun toestand: ‘Het leven is moeilijk, maar dragelijk’. Iets meer dan een vijfde (21 procent) van de Russen acht een protestbeweging denkbaar. Eind 2015 zei slechts 13 procent van Levada daar ook aan mee te willen doen. Na de roebelcrisis van 1998 waren die percentages 48 procent respectievelijk 33 procent. ‘Inertie van de passieve aanpassing,’ noemt directeur Lev Goedkov van het Levada centrum die houding.
Volgens Jan Strzelecki van OSW ligt de belangrijkste verklaring voor de politieke passiviteit van de bevolking in haar toegenomen afhankelijkheid van de Russische staat. Het aandeel van de staat in de economie is nu 70 procent, tegen 35 procent ruim tien jaar geleden. Ook de middenklasse wordt gevormd door mensen die direct of indirect voor de staat werken. In die kring is het sociale contract, dat Poetin in het begin van zijn presidentschap sloot, nog niet dood. Het fiasco van de burgerlijke protesten tegen de Doemaverkiezingen van december 2011 en de herverkiezing van Poetin in maart 2012 heeft deze middenklasse ook niet gestimuleerd om zijn kaarten op een alternatief te zetten. De repressieve wetgeving van de afgelopen jaren en de rol van de massamedia hebben tot slot ook een dempend effect op de maatschappelijke gemoederen.
Vandaar dat de regering van president Poetin volgens Jan Strzelecki haar huidige beleid kan voortzetten. Ze kan er redelijkerwijs op gokken dat de meeste Russen nog enige tijd hun ziel in lijdzaamheid zullen blijven bezitten.