Hoe imperialistisch is de Russische literatuur?

Sinds de Russische invasie in Oekraïne debatteert men over de vraag of imperialistische denkbeelden zijn terug te vinden in de werken van grote Russische schrijvers. Poesjkin en anderen zijn zeker te betrappen op imperialistische uitglijders, schrijft slavist en literair vertaler Arthur Langeveld. Maar deze veelal opportunistische uitlatingen moeten in de context van hun tijd worden gelezen. Veel Russische schrijvers woonden trouwens in Oekraïne, dat er beter aan doet trots op hen te zijn dan hen in de ban te doen.

ivan mazepa wikipedia Karel XII van Zweden en Ivan Mazepa na de Slag van Poltava. Beeld Wikipedia.

door Arthur Langeveld

De geschiedenis van de Russische literatuur is eigenaardig. In het oude Rusland bestond literatuur als zelfstandige kunstvorm eigenlijk niet. Pas halverwege de zeventiende eeuw, toen grote delen van het tegenwoordige Oekraïne onder Russische invloed kwamen, deed de ‘echte literatuur’ zijn intrede in wat toen nog Moskovië heette.

Een groot deel van Oekraïne had enkele eeuwen deel uitgemaakt van het Poolse rijk en had veel van de Poolse cultuur overgenomen. Polen was een ontwikkeld Rooms-Katholiek Europees land met een rijk cultureel leven. Kyiv was een van de culturele centra van het rijk, en toen Kyiv Russisch werd, deed de literatuur zoals die in de rest van Europa al lang gemeengoed was zijn intrede in het half barbaarse Moskovië, en maakte ook dit land kennis met poëzie, verhalend proza en drama. Voorzichtig ontstond er in Moskou iets dat op literatuur leek. 

Het is dus bepaald niet zo dat de Oekraïners de beschaving van de Russen kregen. Het omgekeerde was het geval. De Pools-Oekraïense invloed bleek echter niet alleen stimulerend, maar soms ook remmend. Rusland heeft er nog anderhalve eeuw, tot ongeveer 1800, voor nodig gehad om zijn eigen stijl en vooral zijn eigen literaire taal te vinden. Maar toen die er was, spoot het er meteen uit en was ‘de Russische literatuur’ geboren. De Russische literatuur is kortom een jonge literatuur. Russische schrijvers hadden geen last van eeuwenoude tradities, ze konden doen wat ze wilden.

Poesjkins opportunisme

Onder de talrijke dichters die zich aan het begin van de negentiende eeuw roerden was er een die, ondanks zijn kleine gestalte, met kop en schouders boven de anderen uitstak. Aleksandr Poesjkin (1799 – 1837) had al vanaf zijn twintigste in Rusland de status van een popster. En als er iemand was die deed wat hij wilde, dan was hij het wel. Van scabreus tot religieus, van kluchtig tot filosofisch, je komt het in zijn oeuvre allemaal tegen, en ook van rebels tot onderdanig. Zo schreef hij als jongeman een gedicht ‘Vrijheid’ waarvoor hij uit Petersburg naar Odesa en later naar Moldavië is verbannen. Enige jaren later, in 1828-29, schreef hij het patriottische lange gedicht ‘Poltava’ over de Russisch-Zweedse oorlog van 1708-1709, waarbij Karl XII, de Zweedse koning, met zijn leger diep Rusland introk om zich in Oekraïne te verenigen met Mazepa, de Oekraïense hetman, en zo een eind te maken aan de overmacht van Peter de Grote. Het werd een fiasco.  Karl XII en Mazepa wisten ternauwernood naar Turkije te ontkomen. In Russische ogen was Mazepa een verrader, in Oekraïense ogen een strijder voor een onafhankelijk Oekraïne. Hoewel Mazepa in het geheim een verbond met de Polen had gesloten, die in Oekraïne evenmin erg geliefd waren.

Aleksandr Pushkin Picryl
Poesjkin schreef het patriottische gedicht 'Poltava' over de Russisch-Zweedse oorlog. Beeld Picryl.

Poesjkin had in 1825 van de nieuwe tsaar Nicolaas I toestemming gekregen naar Petersburg terug te keren. En Nicolaas had zichzelf toen meteen tot Poesjkins particuliere censor benoemd. Vanaf toen moest Poesjkin op eieren lopen en zat hij klem tussen zijn eigen vrijheidsdrang en Nicolaas I en diens politiechef Benckendorf. Een mooi patriottisch ‘poëem’ zou in ieder geval geen kwaad kunnen. Dat Oekraïners er aanstoot aan zouden kunnen nemen, kwam waarschijnlijk geen moment bij hem op.

‘Poltava’ behoort niet tot zijn beste werken, de vaderlandsliefde ligt er iets te dik bovenop en  Mazepa, die in werkelijkheid een zeer ontwikkeld en bekwaam man was, wordt wel erg eenzijdig voorgesteld als een doortrapte oude geilaard. In de Sovjettijd werd het op de scholen als voorbeeld van patriottisme gelezen.

Een tweede staaltje opportunisme liet Poesjkin in 1831 zien.  In dat jaar  kwamen de Polen in opstand, en Nicolaas gaf Poesjkin opdracht naar aanleiding hiervan een vaderlandslievend gedicht te schrijven. Dat kon hij natuurlijk niet weigeren. De tsaar was nog steeds zijn particuliere censor en Poesjkin zat financieel aan de grond. Hij kwam met ‘Aan Ruslands Lasteraars’, in de eerste plaats een oproep aan de rest van de wereld om zich niet te mengen in de ‘Slavische broederstrijd’. Had Rusland Europa niet nog maar kortgeleden bevrijd van die ‘afgod’ die het halve continent in zijn greep had? ‘Vanaf de ruïnes van het brandende Moskou’. Dachten de Europeanen zo maar even het oneindige Rusland binnen te kunnen trekken om de Polen te ontzetten? De Russen lustten ze rauw. ‘Mooipraters, stuur ons dan/Uw verbolgen zonen/Plaats genoeg voor hen op Ruslands velden/Te midden van de vertrouwde graven.’ Bruiner heeft Poesjkin ze zelden gebakken. Maar in de Russische traditie, waar poëzie vanouds tot de hofcultuur behoorde, was het heel gebruikelijk dat een dichter odes aan de vorst, vorstin of het vaderland vervaardigde.

Veel later, in de Stalintijd, hebben Anna Achmatova, Boris Pasternak en Osip Mandelstam lofdichten op Stalin geschreven die niet onderdoen voor Poesjkins imperialistische oprispingen, puur om het vege lijf van zichzelf of hun naasten te redden. Net zoals Sjostakovitsj in 1947 een lofzang op de grote man schreef. Vanuit hedendaags cancel-standpunt volstrekt verwerpelijk, vanuit de eigen tijd een vertwijfelde poging om arrestatie of brodeloosheid af te wenden.

Cancel-culture

In de huidige cancel-culture is het de gewoonte om vanuit een strikt eigentijds onwrikbaar moreel standpunt te oordelen over gebeurtenissen uit het verleden. Niet alleen over grote, maar ook over kleine. Zonder ook maar enige aandacht te besteden aan de historische context. En om meteen, zoals in de Russisch-Oekraïense schrijversstrijd die nu aan de gang is gebeurt, op grond van enkele onwelgevallige teksten hele reputaties op de vuilnisbelt te gooien. Inderdaad, ‘Aan Ruslands Lasteraars’ zou ook Poetin kunnen behagen, maar voor Poesjkin betekende het een vrijbrief om werk van heel andere aard gepubliceerd te kunnen krijgen, zoals over de opstand van Poegatsjov, een grote boerenopstand in de tijd van Catherina II, en een onderwerp dat taboe was in Poesjkins tijd.  Een dergelijk gedicht was onderdeel van de balanceer act die hij de laatste jaren van zijn leven moest uitvoeren. Poesjkin is moeilijk een imperialistisch denker te noemen -  hij is wel een in Rusland verdwaalde westerling genoemd -  maar af en toe kon hij er niet onderuit de tsaar stroop om de mond te smeren, en dat deed hij dan, al of niet met tegenzin.

Opmerkelijk waren trouwens de vele negatieve reacties op het gedicht. Zelfs Vjazemski, een van Poesjkins beste vrienden en een overtuigd conservatief,  vond een dergelijk gedicht een groot dichter onwaardig.  

Imperialistisch denken bij 19e eeuwse Russische schrijvers

Imperialistisch denken vindt men bij menig ander Russisch schrijver uit de negentiende eeuw. Het was nu eenmaal een imperialistische eeuw en menigeen vond oprecht dat Rusland in het spel der grootmachten zijn partijtje mee moest blazen. Zo heeft Tolstoj (1828 – 1910) - op latere leeftijd een pacifist -  in zijn jonge jaren als officier in de Kaukasus gevochten; was Gontsjarov (1812 – 1891) jarenlang censor; en verdedigde Dostojevski (1821 – 1881) in de laatste jaren van zijn leven onbekommerd de Groot-Russische gedachte, die inhield dat Rusland de natuurlijke leider van alle Slavische volkeren was en zich moest inzetten om deze te bevrijden van het Osmaanse juk waar enkele ervan onder zuchtten. Of die Slavische volkeren gediend waren van het Russische leiderschap was geen punt van overweging. Vooral in zijn Dagboek van een schrijver van midden jaren ’70 laat hij zijn ideeën blijken. Hij stond pal achter de oorlog tegen het Osmaanse rijk van 1877, en droomde van de dubbele Russische adelaar die aan de Bosporus wapperde. 

Bij Dostojevski zie je de ontwikkeling van een tamelijk linkse jongeman, die na tien jaar gevangenis en verbanning tot een trouw aanhanger van de tsaar is geworden. Maar wel van tsaar Alexander II, de beste tsaar die Rusland heeft gehad. Dostojevski stond pal achter diens hervormingen, maar in later jaren, toen de tsaar aan de onderwerping van Midden-Azië begon en steeds meer imperialistische dromen kreeg, bleef hij zijn held ook hierin steunen.

Gelukkig was Dostojevski een schrijver die zijn eigen opvattingen weliswaar in zijn boeken verwerkte, maar er altijd zoveel tegenstemmen op losliet en er zoveel commentaren bij gaf dat de lezer niet meer kan uitmaken waar de schrijver nu eigenlijk zelf staat. Dat laatste blijkt alleen uit zijn journalistieke werken. En die bevatten inderdaad de nodige imperialistische gedachten, maar meer over de strijd tegen het Osmaanse rijk en over de machtspolitiek tegenover het verderfelijke Europa, dan over de eigen ‘koloniën’. Over Oekraïne heeft Dostojevski  zich bij mijn weten nooit uitgelaten, hoewel zijn vader uit Vinnitsa kwam en hijzelf dus een halve Oekraïner was.

Russische schrijvers met Oekraïense wortels

In de twintigste eeuw is de invloed van schrijvers die uit het huidige Oekraïne afkomstig zijn aanzienlijk geweest. Anna Achmatova is in Odesa geboren en heette eigenlijk Anna Gorenko, een Oekraïense naam. Isaac Babel komt uit de buurt van Odesa. Michail Boelgakov is geboren en getogen in Kyiv en ook Konstantin Paustovski, hoewel in Moskou geboren, heeft een groot deel van zijn jeugd in Kyiv en Oekraïne doorgebracht. Ruslands bekendste humoristische schrijversduo, Ilja Ilf en Jevgeni Petrov, zijn beiden Odessieten. Maar allemaal schreven ze in het Russisch, zijn ze naar Moskou of Leningrad getrokken, ingelijfd bij de Russische literatuur, en speelden hun Oekraïense wortels maar een beperkte rol in hun werk. Zoals aankomende literatoren die uit Groningen naar Amsterdam trekken ook niet altijd hun Groningerschap in hun werken uitdragen.

akhmatova memoir in odesa Monument van dichteres Anna Achmatova in Odesa, haar geboortestad. Foto Wikipedia.

Kortom, Oekraïne mag trots zijn op de bijdrage die het heeft geleverd aan de Russische (of moet ik Groot-Russische zeggen?) literatuur. En het zoeken naar imperialistische gedachten in de Russische negentiende eeuw is een leuke bezigheid, en zal zeker het een en ander opleveren, want natuurlijk zijn die gedachten er. Maar veel zeggen doen ze niet. Zo waren de tijden, zeker in een land met een strenge censuur, waar schrijvers – Dostojevski, Toergenjev en Tolstoj niet uitgezonderd – hun hele leven mee te maken hadden, en waar ‘Aesopische taal’, het tussen de regels schrijven, tot een  kunst was verheven.