In september herdacht Oekraïne de massamoord op bijna 34.000 Joden die in 1941 in het ravijn van Babi in Kiev werden doodgeschoten door Duitse Einsatzgruppen, bijgestaan door Oekraïense hulppolitie. Op een van de debatten in Kiev geselde de Duitse politicoloog Andreas Umland Oekraïnes kortzichtige en gevaarlijke nieuwe 'historische herinneringspolitiek', die de oorlogsmisdaden van Oekraïense nationalisten vergoelijkt en de fascist Stepan Bandera een heldenstatus geeft.
door Andreas Umland
Historisch geheugen en nationale verzoening zijn gevoelige onderwerpen - vooral wanneer het gaat om grote oorlogen, massamoord en het leed van miljoenen mensen in een niet al te ver verleden. Oekraïnes herinnering aan de recente geschiedenis wordt vooral bepaald door het enorme aantal slachtoffers van de bolsjewistische en de nazi-overheersing en de oorlogen in Oekraïne. Miljoenen Oekraïners die wonen in de 'bloedlanden' (een begrip van de Amerikaanse historicus Timothy Snyder) zijn gedood en geterroriseerd door Europa's twee meest moordzuchtige totalitaire regimes. Tegelijkertijd hebben tienduizenden Oekraïners op een of andere wijze met beide gecollaboreerd en dat is een aanzienlijke uitdaging voor het herdenkingsbeleid van Oekraïne.
Studente geeft rondleiding in Banderamuseum op het Landbouwinstituut bij Lviv waar Stepan Bandera studeerde (foto Laura Starink)
Post-sovjet geschiedenis
Deze uitdagende intellectuele, cognitieve en emotionele test wordt nog eens extra belast door het feit dat Kiev op dit moment een overlevingsoorlog voert met de belangrijkste negatieve hoofdrolspeler van die nationale herinnering - Moskou. Altijd al over-ambitieus, cynisch en meedogenloos is de buitenlandse politiek van het Kremlin onlangs opnieuw bevangen geraakt door agressieve en ten hemel schreiende Oekraïnofobie. De situatie wordt nog gecompliceerder door het feit dat Oekraïne een aanzienlijke Russische etnische minderheid heeft - ongeveer 17% van de bevolking, die voor een deel eerder trouw is aan Moskou dan aan Kiev.
Bewuste manipulatie met thema's van nationale herinnering en interetnische verhoudingen is vast onderdeel van Ruslands zogenaamde hybride oorlog tegen Kiev. De aanval van het Kremlin op de Oekraïense natie wordt dagelijks gevoerd met een veelheid aan militaire en niet-militaire, hard en soft power instrumenten. Het maakt actief gebruik van controversiële historische kwesties en heeft ten doel de Oekraïense staat eerder van binnenuit te vernietigen dan van buitenaf.
Deze op zichzelf al buitengewone toestand is nog uitzonderlijker waar het raakt aan de verreikende gevolgen van Oekraïnes herinneringspolitiek voor zijn internationale betrekkingen. Dit betreft vooral de interpretatie, evaluatie en herdenking van de beruchte 'Bandera-factie' van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN-B) in het interbellum en de Tweede Wereldoorlog.
Intellectuele elite
Omarmd door de heersende klasse en grote delen van de intellectuele elite van Oekraïne is de officiële positieve beoordeling van de OUN zeer controversieel bij Oekraïnes Russisch-sprekende burgers en buitenlandse partners. De OUN was zowel een anti-democratische als een bevrijdingsbeweging. Haar leiders waren extreem etnocentrisch en xenofoob, maar tegelijkertijd hebben velen hun leven en dat van hun gezinnen gegeven voor Oekraïnes onafhankelijkheidsstrijd. Sommige Oekraïense nationalisten - onder wie de broer van Stepan Bandera - werden vermoord door de nazi's, maar de meesten kwamen om in de strijd tegen het regime van Stalin. Zowel de oprichter van de OUN als zijn meest verheerlijkte leider werden gedood door sovjet-agenten in het Westen: Jevgen Konovalets werd in 1938 in Rotterdam vermoord door een NKVD-agent en Stepan Bandera werd in 1959 gedood door een KGB-agent in München.
Terwijl kwesties van nationale herinnering ook in andere landen gevoelig kunnen liggen, hebben ze voor de Oekraïense staat een binnenlands belang en een internationale explosiviteit in een zeldzame giftige combinatie. Het was dus verrassend dat de politieke leiding in Kiev na Euromajdan besloot het belangrijkste instituut dat verantwoordelijk is voor historische verwerking over te dragen aan een groep relatief jonge activisten met onduidelijke wetenschappelijke kwaliteiten. Het Oekraïense Instituut voor Nationale Herdenking (UINP), verbonden aan de regering, werd in 2014 in handen gegeven van een kring nationalistische publicisten die niet of nauwelijks banden hadden met de academische instituties van Oekraïne en beperkte ervaring in het buitenland.
Drang tot 'Banderisatie'
De huidige staf van het UINP is nauw verbonden met een marginale maar ijverige ngo, genaamd Centrum voor Onderzoek naar de Bevrijdingsbeweging (TsDVR). Het belangrijkste doel van de aanzienlijke uitgeefactiviteiten en media-acties van dit centrum is het stimuleren van een apologetische publieke opinie over de OUN en een hagiografische officiële meningsvorming over haar leiders-in-oorlogstijd Stepan Bandera, Roman Sjoechevitsj, Jaroslav Stetsko en anderen. Het UINP heeft zijn 'campagne tegen communistische overblijfselen' gekoppeld aan een alomvattend nationalisme of zelfs drang tot 'Banderisatie'. Het wordt daarbij actief gesteund door het TsDVR, dat de ultranationalistische beweging uit de oorlogsjaren presenteert als het summum van Oekraïens patriottisme en vrijheidsliefde.
De activiteiten van beide instituten op het gebied van Oekraïense publicaties, journalistiek, scholing, toponomie etcetera vinden plaats tegen de achtergrond van een recente explosie aan kritisch academisch onderzoek over de OUN op academische instituten in Oekraïne, de EU en Noord-Amerika. Zo verschenen er in Duitsland recent drie omvangrijke monografieën die in detail specifieke aspecten van de geschiedenis van de OUN belichten.
.Stepan Bandera, leider van de OUN, werd in 1959 in München door de KGB vermoord. Het draagt bij aan zijn heldendom
Frank Golczewski, emeritus professor aan de universiteit van Hamburg, publiceerde in 2010 een studie van 1.000 bladzijden over de Duits-Oekraïense betrekkingen tussen 1914 and 1939, Deutsche und Ukrainer (Schoeningh Press), die onder meer handelt over de oprichting van de OUN en haar vooroorlogse betrekkingen met het Derde Rijk. Grzegorz Rossoliński-Liebe, onderzoeker aan de Freie Universität Berlin, publiceerde in 2014 de 650 bladzijden tellende biografie Stepan Bandera, The Life and Afterlife of a Ukrainian Nationalist (ibidem Press), waarin onder meer uit de doeken wordt gedaan waarom Bandera’s beweging beschouwd moet worden als een Oekraïense mutatie van Oost-Europees fascisme. Kai Struve, professor aan de universiteit van Halle-Wittenberg, publiceerde in 2015 een monografie van 700 pagina's over de anti-Joodse pogroms in West-Oekraïne in de zomer van 1941: Deutsche Herrschaft, ukrainischer Nationalismus, antijüdische Gewalt (De Gruyter Oldenbourg), waar hij laat zien hoe diep de OUN in deze periode betrokken was bij antisemitisch geweld.
De Oekraïense hagiografische herinneringspolitiek van het regeringsinstituut UINP en het niet-gouvernementele TsDVR belemmeren de Oekraïners om in het reine te komen met hun recente verleden en verhinderen de ontwikkeling van een verenigde Oekraïense politieke natie. Hun werk is bekritiseerd vanuit historisch-wetenschappelijke kring, maar ook vanuit de invalshoek van interetnische betrekkingen, nationale herinnering, sociale cohesie en morele verantwoordelijkheid. Maar daarnaast kun je ze ook nog afzetten tegen Kievs buitenlandse politiek, vooral tegen de achtergrond van Oekraïnes aanspraak op diepe Europese integratie.
De geschiedenispolitiek van beide instituten raken aan vier centrale thema's in het naoorlogse openbaar leven in het Westen, die relevant zijn voor Oekraïnes huidige buitenlandse betrekkingen:
(1) de anti-nationalistische richting van de Europese integratie,
(2) de centrale plaats van de holocaust in het moderne westerse denken,
(3) moderne criteria om wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke meningsvorming te scheiden en
(4) het belang van Polen voor Oost-Europese zaken en van Duitsland voor de algehele Europese politiek.
De impact die UINP en TsDVR de afgelopen twee jaar hebben gehad op Oekraïnes publieke opinie en internationale imago creëert de volgende vier problemen voor de buitenlandse politiek van het land.
Oekraïens nationalisme vs Europees anti-nationalisme
In de eerste plaats is de campagne om Bandera's radicale nationalistische OUN een centrale plaats te geven in Oekraïnes nationale geheugen in tegenspraak met het originele idee van Europese integratie. Terwijl de oprichting van de NAVO was ingegeven door anti-sovjet motieven, waren en zijn de Europese Gemeenschap en later de Europese Unie anti-nationalistische projecten, zoals de koortsachtige antipathie van Europa's nationalisten tegenover Brussel illustreert. Het startpunt van de naoorlogse Europese verzoening en vereniging was de poging van Frankrijk en Duitsland om hun eeuwenlange confrontatie achter zich te laten. Europa's integratie begon als een antwoord op de escalatie van nationalistisch sentiment in het vooroorlogse Europa en het Europa van het interbellum en als reactie op twee wereldoorlogen, die gedreven werden door radicale etno-centrische Europese bewegingen, vooral, maar niet alleen, door het Duitse fascisme.
Soldaten van het Oekraïense opstandelingenleger UPA, dat in 1943-44 tienduizenden Polen vermoordde
Tegen deze achtergrond is het toenemende aantal positieve vermeldingen van de OUN - als een vorm van ultranationalisme uit het interbellum en de oorlog - in het Oekraïne van na Majdan een groeiende uitdaging voor de basisprincipes van de EU. Het is geen verrassing dat Brussel zijn verontrusting daarover al uitte in een resolutie uit februari 2010 waarin het Europees parlement 'het besluit van de vertrekkende Oekraïense president Viktor Joesjtsjenko om Stepan Bandera, leider van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN). die collaboreerde met nazi-Duitsland, postuum de titel "Held van Oekraïne" te geven ernstig betreurde [...] en de hoop uitsprak dat de nieuwe Oekraïense leiding dat besluit zou willen heroverwegen en ... zijn toewijding aan de Europese waarden zou handhaven'.
Maar zoals onlangs duidelijk is geworden: die resolutie had geen (of een tegengesteld) effect op de politieke en intellectuele elite van het land. Hoewel de Russische agressie tegen Oekraïne ertoe heeft geleid dat veel EU-vertegenwoordigers hun kritiek op Kiev hebben gematigd, zal aan die genadeperiode vroeger of later een einde komen.
Nationalisme, de holocaust en het naoorlogse Westen
Ten tweede: een bijzonder problematisch aspect van de geschiedenis van de OUN zijn haar antisemitische vooroordelen en activiteiten, evenals het gebrek aan kennis bij de Oekraïners van die ideeën en daden. Zeker, jodenhaat was, anders dan in nazi-Duitsland, niet het belangrijkste onderdeel van de xenofobie van de OUN. Toch werden Oekraïense joden door veel ultranationalisten uit de oorlog als vijanden van of ongewenste personen in Oekraïne beschouwd. Het antisemitisme van de OUN motiveerde in ieder geval sommige leden van de organisatie tot deelname aan de holocaust - ofwel als collaborateurs met de Duitsers of als onafhankelijke jodenjagers in gebieden die door het Derde Rijk waren veroverd. Tussen 1941 en 1944 werden enkele duizenden joden gedood door Oekraïners, die veelal lid waren van de OUN of soldaat waren van haar militaire tak, het Oekraïense Opstandelingenleger (UPA).
In Oekraïne schijnen maar weinig politieke en intellectuele leiders te begrijpen hoe belangrijk de herinnering aan de holocaust is geworden in het naoorlogse intellectuele en politieke discours in het Westen. Dat het Oekraïense herdenkingsbeleid dit thema niet adequaat benadert zal verwoestende repercussies hebben op Oekraïnes buitenlandse betrekkingen. Hoe bekender details over de betrokkenheid van bepaalde OUN-leden bij de holocaust bij het westerse publiek zullen worden, des te scandaleuzer wordt de huidige verheerlijking van de OUN en zijn leiders door de Oekraïense staat.
Engels en Duits onderzoek
Tot op heden is de westerse kennis daarover beperkt, omdat veel van de debatten erover in het Oekraïens worden gevoerd, dat slechts weinig westerse wetenschappers en journalisten verstaan. Bovendien wordt het publieke debat over deze moeilijke kwesties regelmatig verpest door bombastische lastercampagnes van het Kremlin. De internationale discussie lijdt ook onder tal van westerse dilettantistische commentaren die vaak ook weer gebaseerd zijn op secundaire sovjet-bronnen en/of Russische manipulaties.
Toch heeft wetenschappelijk onderzoek op Europese en Noord-Amerikaanse universiteiten van naam het laatste decennium steeds meer details blootgelegd over deelname van Oekraïners van de OUN aan de holocaust. Duidelijk is dat die acties niet alleen voortkwamen uit Duits initiatief. Ze werden ook getriggerd door endemisch Oekraïens antisemitisme, vooral door de samenzweringstheorie van het 'judeo-bolsjewisme'- de obsessie met de joodse achtergrond van sommige communistische leiders.
In het museum voor de Tweede Wereldoorlog in Kiev is geen aandacht voor oorlogsmisdaden van Oekraïners (foto Laura Starink)
Sommige cruciale OUN-documenten die plannen onthullen om Oekraïne te zuiveren van joden, naast andere nationaliteiten, werden al in de lente van 1941 aangenomen, dus vóór Duitslands aanval op de Sovjet-Unie. Al in de jaren 30 werd de xenofobie van de OUN gevoed door onder meer de anti-joodse geschriften van Dmytro Dontsov – de intellectuele grondlegger van het moderne Oekraiense ultra-nationalisme en de vertaler van Benito Mussolini en Adolf Hitler in het Oekraïens. Hoewel Dontsov nooit lid werd van de OUN, waren zijn proto-fascistische pamfletten bepalend voor de ideologische vorming van het Oekraïense nationalisme in de jaren 30, en zij hebben ook vandaag nog invloed op delen van de Oekraïense intelligentsia.
De komende jaren zal recent Engels en Duits onderzoek zich verspreiden onder westerse researchers van het internationale fascisme en genocidestudies, met name over de holocaust en de Tweede Wereldoorlog. De nieuwe onderzoeksresultaten in westerse talen zullen doordringen tot vergelijkende nationalismestudies, leerboeken van Europese geschiedenis, syllabi van universiteiten, internationaal holocaustonderwijs en meer en meer massamedia. Dit is nu al een bron van schaamte tussen Oekraïense intellectuelen en westerse Oekraïne-experts.
Vroeger of later zal het westerse publiek kennis nemen van de details van het Oekraïense antisemitisme in het interbellum, de (gedeeltelijke) deelname van de OUN aan de holocaust en Kievs demonstratieve beleid om het historisch geheugen over de OUN en zijn leiders wit te wassen. Dat zal Oekraïnes imago in het Westen blijvend beschadigen. Zoals de resolutie van het Europees parlement uit 2010 aangaf, zou het de geleidelijke integratie van Oekraïne in de EU en de NAVO in gevaar kunnen brengen.
Nationalistische en academische publicaties
Een derde problematisch aspect van het Oekraïense beleid is de anti-academische instelling. Zeker heeft Oekraïne een aantal internationaal gerespecteerde historici die kritisch hebben geschreven over de OUN in internationale bladen of er les over hebben gegeven op gerenommeerde buitenlandse universiteiten en think tanks. Dat zijn mensen als Jaroslav Hrytsak, Oleksandr Zaitsev, Andriy Portnov of Hiorhiy Kasianov. Er zijn ook jonge researchers als Joeri Radtsjenko, Anton Shekhovtsov of Ivan Gomza, die origineel onderzoek hebben gepubliceerd in peer-reviewed internationale tijdschriften en beurzen hebben gekregen van prestigieuze westerse onderzoeksinstituten.
Hoewel geen van deze wetenschappers door Kiev wordt onderdrukt en zij vrijelijk hun bevindingen kunnen publiceren, hebben ze tot nu toe weinig invloed gehad op het officiële regeringsbeleid en zijn hun standpunten over de OUN ondervertegenwoordigd in de media en publieke debatten. Publieke historische discussies over de OUN worden gedomineerd door de ambtenaren van het UINP en de activisten van de TsDVR. En dat ondanks het feit dat geen van hen de nodige wetenschappelijke credentials heeft. Ze hebben kennelijk geen kans gehad of geen interesse getoond om in de belangrijke wetenschappelijke tijdschriften te publiceren, onderzoek te presenteren aan experts op internationale academische conferenties. De meesten blijken geen academische prestaties van betekenis geleverd te hebben en zijn buiten Oekraïne onbekend.
Volodymyr Viatrovych, directeur van het UINP en TsDVR, is een uitzondering, aangezien hij zelf onderwerp van onderzoek en discussie is geworden op de websites van onder meer bladen als The Nation, Foreign Policy, and Foreign Affairs. In 2010-2011 kreeg hij een beurs aan het Ukrainian Research Institute in Harvard. Maar hij was klaarblijkelijk uitgenodigd via het 'celebrities track' van Harvard en niet zozeer op een traditioneel wetenschappelijke gronden. Viatrovych heeft geen fatsoenlijke academische publicaties op zijn naam staan, dat wil zeggen teksten die zijn afgedrukt in gerespecteerde peer-reviewed tijdschriften of internationale wetenschappelijke boekenreeksen (in 2011 publiceerde hij een boek bij de Kyiv-Mohyla Academie – een prestigieuze Oekraïense universiteit waar hij zelf werkte). Van 2008-2010 was hij hoofd van het archief van de Oekraïense veiligheidsdienst - een ervaring die hem kennelijk kwalificeerde voor een uitnodiging voor Harvard.
Volodymyr Viatrovych, directeur van het Oekraïense Instituut voor Nationale Herinnering in Kiev (foto Laura Starink)
Men kan vermoeden dat een deel van de financiering die Viatrovych en het TsDVR hebben gekregen afkomstig is van Oekraïense diaspora-organisaties, die hun wortels hebben in de naoorlogse emigrantenkringen van de OUN in Noord-Amerika en/of West Europa. Als dat klopt zou dit een bijzondere vorm van transgenerationeel nepotisme zijn waarbij de kleinkinderen van overleden leden van de OUN Viatrovych & co. inhuren om het besmeurde imago van hun voorouders op te poetsen. Hoewel dat soort besteld onderzoek op zichzelf niet uitzonderlijk is, is het zorgelijk dat dit project, na Viatrovych's benoeming tot directeur van het onder regeringsverantwoordelijkheid vallende UINP in 2014, het aanschijn krijgt van het officiële beleid van de Oekraïense staat. Zoals Viatrovych niet nalaat te vermelden in zijn cv en Facebook profiel gebeurt dit met het stempel van de vroegere Harvard-connectie van de directeur van het UINP en TsDVR.
Dat echt wetenschappelijke historici uitgesloten zijn uit het discours over het Oekraïense herinneringsbeleid lijkt misschien onbelangrijk, maar het kan verregaande comsequenties hebben. Zoals Jean Pisani-Ferry onlangs in een andere contekst opmerkte: 'Wetenschap eist meer - en stringentere - controle dan, bijvoorbeeld, het zakenleven of de overheid. Het is de vaandeldrager van good practices voor de validering van analyses en de discussie over beleidsvoorstellen. In academia komen vergissingen voor, maar zij worden sneller en systematischer gecorrigeerd dan op andere terreinen. De collectieve aard van wetenschappelijke validering biedt garanties tegen belangenstrijd.'
De geest van rationalisme, kritiek, universalisme en pluralisme voeren de boventoon op de universiteiten van Europa, Noord-Amerika etc. en dat maakt ze tot de misschien wel meest archetypische westerse instellingen. Anders dan in de post-sovjet-samenlevingen hebben gevestigde academici aan universiteiten en onderzoeksinstellingen van naam een speciale status in het westen. Vaak functioneren zij, eerder dan invloedrijke geestelijken, staatsdienaren, prominente journalisten, militairen en populaire schrijvers, als inspirators en soms als scheidsrechters in publieke debatten.
Het personeelsbeleid en het communicatie- en publicatiebeleid van het UINP botst niet alleen met Oekraïense en niet-Oekraïense academici, maar ook met westerse staten. Europese en Amerikaanse politici zullen geen argumenten - hoe goed geformuleerd ook - accepteren van publicisten die overdreven patriottische sentimenten etaleren, zonder over de relevante wetenschappelijke credentials te beschikken. Het westen zal geen gesprekspartners serieus nemen die niet kunnen bogen op publicaties in bekende wetenschappelijke tijdschriften of op goed ontvangen presentaties op internationale academische conferenties in de disciplines die ze zeggen te vertegenwoordigen.
Nationale veiligheid en destructieve herinneringsbeleid
Het vierde en misschien meest directe politieke probleem met Kievs opbloeiende officiële canon over de Tweede Wereldoorlog is dat die onacceptabel is voor landen als Polen, Duitsland of Israel - landen voor wie de interpretatie van de Europese geschiedenis van 1939-1945 cruciaal is. Met Polen valt niet te onderhandelen over enige vorm van begrip voor de afslachting van tienduizenden Poolse burgers in West-Oekraïne in 1943-44 door de UPA. Voor Duitsland is het onacceptabel dat nazi-collaborateurs worden afgeschilderd als oorlogshelden en dat, bijvoorbeeld, OUN/UPA-leider Roman Sjoechevitsj - ooit een officier in de Wehrmacht en later van de beruchte Schutzmannschaften - vereerd wordt als een martelaar. Voor Israel en de internationale Joodse gemeenschap is het een onbegrijpelijke belediging als een expliciet antisemitische organisatie als de OUN, wiens leden deelnamen aan de holocaust, een gidsrol zou kunnen vervullen bij de vorming van de post-sovjet Oekraïense natie.
Waar sommige Oekraïners (per abuis) Israels opvatting irrelevant vinden, is het belang van de posities van Polen en Duitsland voor Oekraïne duidelijker. Polen is tot op heden Oekraïnes naaste internationale bondgenoot en belangenbehartiger in de EU en de NAVO. De betrekkelijk pro-Oekraïense positie van Duitsland in de EU is cruciaal voor de verlenging van de sancties na Ruslands heimelijke interventie in de Donbas. Oekraïnes dubieuze historische beleid zet de pro-Oekraïense politici en maatschappelijke instellingen in het westen steeds zwaarder onder druk. Duitsland heeft tal van linkse en rechtse pro-Russische politieke, maatschappelijke en zakelijke groepen die Oekraïnes Bandera-cultus handig gebruiken, in het belang van het Kremlin dat wil dat het Westen zich losmaakt van Oekraïne en dat de Russische hegemonie daar wordt hersteld.
Poolse genocidewet
In Polen bestaat de meest kritische groep uit afstammelingen van de oorlogsslachtoffers van Oekraïens ultra-nationalistisch geweld en etnische zuivering. In juli 2016 erkende het Poolse parlement de moord op Polen in Volhynia en Galicië door de UPA in 1943-44 als genocide. De Oekraïense politiek wetenschapper Anton Shekhovtsov verklaarde de voorgeschiedenis van dat fatale Poolse besluit als volgt: Deze stap 'was het gevolg van het bezoek van een groep parlementariërs van PiS [Polens regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid] aan Oekraïne, bedoeld om Oekraïense parlementsleden te overtuigen dat ze hun verheerlijking van de moordenaars van de Polen moesten stopzetten. PiS is verdeeld over het onderwerp: de gematigden probeerden de radicalen ervan te weerhouden de wet op de genocide van Volhynië aan te nemen. Het waren de gematigden die naar Oekraïne kwamen, maar ze vonden geen gehoor. Het omdopen van een straat in Kiev naar de Polofobe Oekraïense fascist Stepan Bandera was de laatste strohalm die brak en de gematigden konden de radicalen er niet meer van weerhouden de genocidewet aan te nemen. Zo hebben de radicalen aan beide kanten gewonnen, de bilaterale betrekkingen tussen Polen en Oekraïne een grote klap opgelopen en werd het Kremlin de lachende derde.'
Natuurlijk is het UINP niet de enige instelling die verantwoordelijk is voor deze en andere zorgelijke repercussies op Kievs geschiedenispolitiek. Maar het heeft met zijn apologetische activisme aanzienlijk bijgedragen aan de verslechtering van de buitenlandse betrekkingen van Oekraïne sinds 2014. De staf van het UINP, maar ook honderden vergelijkbaar denkende Oekraïense politici, journalisten, amateur-historici en activistische dilettanten deden hetzelfde, bewust of onbewust. De afgelopen 25 jaar hebben de natiebouwers van Oekraïne zich bijna uitsluitend gefocust op de inderdaad zeer tragische en heroïsche aspecten van het lot van Oekraïne in de Tweede Wereldoorlog. Slechts met de grootst mogelijke tegenzin stellen zij zich open voor de problematische kanten van hun moderne geschiedenis. Velen hebben nog steeds niet begrepen dat een verbale erkenning van het bestaan van een 'schaduwzijde' in het recente verleden gevolgd moet worden door praktische conclusies. Hoewel vandaag niemand in Oekraïne ontkent dat Oekraïense nationalisten hebben deelgenomen aan de holocaust of aan het bloedbad onder de Polen van 1943-44, wordt de Tweede Wereldoorlog sinds 1991 herdacht alsof deze misdaden nooit hebben plaatsgevonden.
Integendeel: de polemisten van het UINP en TsDVR reageren op binnen- en buitenlandse kritiek met wat in de Koude Oorlog bekend stond als 'whataboutism'. Wat zeggen jullie dan over Polens witwassen van het verleden? Of over Israels selectieve geheugen? Of over misdaden van andere nationale bevrijdingsbewegingen? Hoe waar ook, zulke argumenten zullen het groeiende ongemak niet wegnemen in Polen en andere westerse landen over Kievs verheerlijking van zijn ultranationalisten uit de oorlogstijd.
De missers in Oekraïnes misplaatste politiek van het historische geheugen, vooral in de laatste twee jaar, slaan nu terug. Ze ondermijnen het vertrouwen van Oekraïnes belangrijkste buitenlandse partners in Kievs plannen om een moderne Europese Oekraïense staat in te richten op een moment dat die staat hun hulp het hardste nodig heeft.