Imperialistisch Rusland is sinds 2014 op oorlogspad in Oekraïne. Maar het imperiale denken zelf is ook voordien nooit weggeweest. Zelfs in de literatuur was het altijd gemeengoed. De uitingsvormen en woorden verschilden hooguit, al naar gelang de ideologie van het bewind in Sint-Petersburg en Moskou. Aan de vooravond van de achtste Oktoberlezing, van de Russische romancier Sergej Lebedev op 28 oktober in Amsterdam, publiceert RAAM een beknopte versie van een lezing die de Nederlandse slavist Sander Brouwer recent hield voor het Instituut voor Filosofische en Sociaalwetenschappelijke Educatie in Mechelen, België.
Erewacht brengt de staatsprijzen die president Poetin in het Kremlin zal uitreiken aan gelauwerde schrijvers en dichters. Foto Valeri Sjarifoelin / ANP / EPA
Niet alleen het tsarenrijk, ook de Sovjet-Unie en de Russische Federatie, was/is een multinationaal imperium. Op zichzelf is daar tot en met de negentiende eeuw weinig opzienbarends aan, behalve zijn omvang. Het ‘imperiale’ heeft pas in de twintigste eeuw zo’n kwade naam gekregen, wat verbonden was met anti-slavernij gevoelens en principes als het universele gelijkheidsbeginsel en recht op zelfbeschikking.
Multi-etnische rijken, waarin de staatsgrenzen óver etnische, culturele en talige grenzen heen lopen, en die met strakke hand worden bestuurd vanuit één dominante etnische groep, waren globaal gezien heel lang eigenlijk de standaardvorm van politiek bestuur. Net als in de meeste van deze imperia was in het Russische rijk tot in de tweede helft van de negentiende eeuw de machtsstructuur strikt hiërarchisch georganiseerd; die werd uitgeoefend door de niet-Russische etnische elites niet zozeer te assimileren, maar ter plekke te gebruiken. De lokale elites werden ‘gecoöpteerd’: ter plaatse konden ze grotendeels hun gang gaan. Kenmerkend aan het Russische imperiale systeem was dat, in contrast met de West-Europese koloniale imperia, die elites uit de periferie van het Russische imperium ook vaak belangrijke civiele en militaire functies vervulden in de centrale organen van het rijk. Al was dat vooral de adel uit de westelijke delen ervan, uit Oekraïne, Belarus, een enkele uit Georgië, veel Duitsers uit de Baltische gebieden.
Koloniaal of toch niet?
Vaak wordt dat Russische rijk ‘koloniaal’ genoemd. Dat zouden we eigenlijk voor de periode vóór ca. 1850 beter niet kunnen doen, omdat de Russen als etnische groep in deze periode nog helemaal niet aan natievorming waren toegekomen – dat proces begint pas, mondjesmaat, tegen het eind van de negentiende eeuw – zodat er van een scherp onderscheid tussen een ‘hegemoniale’ Russische nationaliteit en ‘subalterne’ niet-Russische nationaliteiten moeilijk kan worden gesproken.
Pas na de verloren Krimoorlog begint zich in Rusland, heel bewust, iets van natievorming af te tekenen. Dan is er ook steeds meer reden om over een werkelijk ‘koloniale’ houding van de Russen ten opzichte van de oude en de in die tijd nieuw-veroverde gebieden te spreken. Dat zit zo. Het Russische imperium kende nog tot diep in de negentiende eeuw een premodern, ‘agrarisch-geletterd’ staatsbestel, net als de meeste andere premoderne samenlevingen. Daarin vormt de heersende militaire en bestuurselite een uiterst kleine minderheid van de bevolking, strikt gescheiden van de grote meerderheid van de boeren, die grotendeels gebonden zijn aan hun plek.
Aleksandr Poesjkin. Foto: Wikimedia
Schrijvers en de elite
Het is belangrijk om te beseffen dat tot zo’n beetje 1850 de Russische literatoren bijna allemaal tot deze dunne elite behoorden, en daarna ook nog velen. Die literatoren identificeerden zich ook als regel met de tsaristische overheid, hoewel daar na ongeveer 1820 onder een (steeds groter) deel van hen duidelijk een eind aan kwam. Tegelijk beseften ze ook heel goed dat er een afgrond gaapte tussen henzelf en de boerenmassa’s – het duurde niet lang voor ze wegen gingen zoeken om het contact met die boerenbevolking aan te gaan.
Als regel wordt in de ideologie van die elite een strikte scheiding en ongelijkheid eerder extra overdreven dan afgezwakt, laat staan verdoezeld. Dat wordt bijvoorbeeld bevestigd in de briljante studie van Richard Wortman[1] naar de manieren waarop het Russische hof al vanaf Ivan de Verschrikkelijke tot en met Nikolaas II zich heeft gepresenteerd naar de buitenwereld. Letterlijk zichzelf visueel symbolisch vormgeeft op allerhande ceremonies, zoals kroningen, intochten, officiële feestdagen, parades, begrafenissen, bals et cetera.[2] Constante in die zelf-presentatie is het voortdurend benadrukte radicale onderscheid tussen hof/elite en boerenbevolking: de tsaren presenteren hun eigen macht en die van hun elite als van bovenaardse, goddelijke, dan wel van buitenlandse oorsprong. Niet als iets wat op de een of andere manier uit die samenleving zelf is ontstaan of zelfs had kunnen ontstaan, of gelegitimeerd zou moeten worden, maar iets dat door initiatief van buiten wordt aangeleverd.
Dat geldt niet alleen ten opzichte van de niet-Russische delen van het Rijk, maar juist ook van de Russische. Wat dat betreft is Peter de Grote’s oriëntatie op gedrag en uiterlijk van de Russische elite naar buitenlandse voorbeelden maar één schakel in een langere keten.
Natievorming ter wille van modernisering
Zulke samenlevingen hebben serieuze problemen als het gaat om de transitie naar een geïndustrialiseerde ‘moderniteit’. Een kernonderdeel van modernisering is namelijk natievorming: de vorming van een nationale homogeniteit, het slechten van de standenmaatschappij – de strikte scheiding tussen de boeren en de dunne bovenlaag van de elites – maar ook van etnische barrières.
Een ‘moderne’, geïndustrialiseerde samenleving drijft namelijk op sociale mobiliteit, een algemeen en homogeen niveau van opleiding en een brede participatie in het maatschappelijke en politieke leven. Dus: homogenisering van de cultuur via scholing, en de inrichting van die cultureel en etnisch homogene samenleving onder het teken van nationale gelijkberechtigdheid.
Na de Krimoorlog kiest de tsaristische overheid er inderdaad voor om het imperium te moderniseren door een begin te maken met het afbreken van sociale barrières (afschaffing van de lijfeigenschap, uniformering van de rechtspraak), met verplichte scholing van rekruten, met rudimentaire politieke participatie (de zemstvo’s), om zo iets van een sociale samenhang en homogeniteit te creëren.
Die homogeniteit moest zich ook uiten in de vestiging van een nationale Russische identiteit en het onderdrukken van andere etnische identiteiten. Niet zozeer in de Aziatische gebiedsdelen (die waren toch erg dunbevolkt en Aziaten werden gezien als apathisch), maar vooral in de westelijke delen: in Oekraïne en Witrusland. Dat kreeg gestalte voornamelijk door het benadrukken van een gemeenschappelijke geschiedenis en een gemeenschappelijke taal. Voor die westelijke gebieden van het rijk werd een gemeenschappelijke geschiedenis in een ononderbroken lijn al vanaf het Kiëvse Roes in de elfde eeuw geconstrueerd.
In die westerse gebieden die niet tot het Moskovische of het Romanov-rijk hadden behoord, voordat ze ‘in de moederschoot werden teruggebracht’, werd in de geschiedschrijving het gewone volk beschreven als in essentie Russisch en werden de machthebbers afgeschilderd als onderdrukkende vreemdelingen, de Polen. Zo bijvoorbeeld de Oekraïense anti-Poolse strijd onder Bogdan Chmelnitski, en diens verdrag van Perejaslav in 1654 met de tsaar.
Daarnaast werd de eigenheid van de Oekraïense taal ontkend: het werd gepresenteerd als Russisch met hoogstens een van boven ‘opgelegd’ Pools sausje. Ook de eigenheid van de Oekraïense cultuur trof dat lot. Oekraïners werden in de literatuur, bijvoorbeeld bij Gogol, zelf een Oekraïner, uitgebeeld als een soort half romantische, half rondborstige, je zou bijna zeggen Bourgondische, plaatselijke ondersoort der Russen. En het Oekraïens als een koddig Russisch dialect.
Opkomende nationalistische bewegingen in Oekraïne werden verboden (1847, de Kievse Cyrillus en Methodius-broederschap) en het gebruik van de Oekraïense taal in de literatuur en de pers werd aan banden gelegd: eerst alleen religieuze lectuur, waaronder de Bijbel en schoolboeken (1863, in de Valoejev-circulaire), veertien jaar later alle literatuur (1876, in de Emser Oekaze).
Deze pogingen, hoewel in zekere mate effectief, hebben toch niet geleid tot een werkelijke omsmelting tot een Grootrussische nationale identiteit. Ook niet van een onder het hele Oekraïense volk verbreide Oekraïense identiteit trouwens.
Nationale identiteit was onder een boerenbevolking namelijk een onbekend fenomeen. De bevolking van het Rijk bestond in 1897 nog voor zo’n 85 procent uit boeren plus met het boerenleven nog vast verbonden stadsbewoners. De ontwikkeling van een stevig nationaal bewustzijn, ook een Russisch, deed zich in de periode 1850-1917 dus maar gebrekkig voor. Datzelfde gold daarmee ook voor de modernisering van de cultuur en van het politieke bestel.
Imperiale cultuur
Had dat imperium een cultureel probleem? Het is altijd lastig iets een culturele kwestie te noemen. Dat komt vooral omdat een deel van de mensen onder ‘cultuur’ de kunsten verstaat. En een ander deel de meer antropologische benadering hanteert, waarin ‘cultuur’ zo’n beetje alles is wat mensen in een samenleving doen en denken.
Voor wat die eerste categorie, de kunsten, vooral de literatuur, betreft: dat ligt voor de achttiende en negentiende eeuw tamelijk eenvoudig. De meerderheid van de Russische schrijvers ondersteunde de Russische imperiale structuur volledig, en ook de uitbreiding van het imperium in die tijd. Dat is al lang en breed beschreven door bijvoorbeeld Susan Layton.[3] Dat hoeft ook niet zo te verbazen, want dat geldt voor laten we zeggen de meeste Engelse schrijvers ook met betrekking tot het Engelse imperium. Niet allemaal legden ze het er zo dik op als Kipling, maar ook Byron of Thackeray of Dickens steunden het Empire, hoewel dat bij de laatste wel iets gecompliceerder ligt.[4] In ieder geval namen ze het voor vanzelfsprekend aan. Franse schrijvers deden in het algemeen hetzelfde met de Franse koloniën.[5]
Dat de ‘klassieke’ Russische negentiende-eeuwse schrijvers het Russische imperium zo vanzelfsprekend vonden hoeft dus niet te betekenen dat ze rabiate onderdrukkers waren. Net als iedereen vonden ze het normaal. Dat vonden vele Oostenrijkers in het Habsburgse rijk of Turken in het Ottomaanse ook. Mij is eigenlijk niet bekend of in die periode iemand in West-Europa principieel bezwaar maakte tegen de imperiale structuur van het Romanov-rijk, afgezien van de voorkomende sympathie met de opstandige Polen.
Michaïl Lermontov. Foto: Wikimedia
Het sublieme der Russische onmetelijkheid
In de achttiende eeuw was die identificatie van Russische schrijvers met het imperiale project een van de hoekstenen van de classicistische literatuur. Het ‘verhevene’, het sublieme, viel volstrekt logisch samen met de uitgestrektheid van het Russische imperium en vooral de goddelijke missie van zijn heerser of heerseres. Die identificatie van de literator met de staat was ook nog deels een kwestie van literaire conventie. Derzjavin imiteerde in 1795 duidelijk Horatius’ identificatie met de Romeinse staat en staatsgodsdienst in zijn vrije vertaling van diens ode Exegi monumentum:
'Mijn roem zal groeien, niet verwelken,
Zolang de wereld achting heeft voor het Slavische geslacht.
Mijn faam zal zich uitstrekken van de Witte Zee tot de Zwarte,
Waar de Volga is, de Don, de Neva, de Oeral uit de Riphëen* vloeit.'
Maar verschil is wel dat de plekken bij Horatius zich nog in Zuid-Italië bevinden. Derzjavin bestrijkt al imperiale dimensies: tot de Zwarte Zee (Krim!) en de Oeral (inclusief Tataarse gebieden dus).
Poesjkin gaat daar nog eens overheen in 1836 in zijn versie, ‘Monument’. Hij schrijft erin:
'Mijn faam zal zich verspreiden over heel het grote Rusland
En elk volk daarin zal mij noemen:
De trotse zoon der Slaven, de Fin, en de nu nog wilde
Toengoes, en de vriend van de steppen, de Kalmuk.'
Poesjkins houding ten opzichte van de individuele tsaren onder wie hij leefde was nogal kritisch. Maar het Russische keizerrijk roemde hij, en hij verdedigde het na de Poolse opstand van 1830-1831 tegenover westerse critici in het beruchte ‘Aan Ruslands lasteraars’:
Wie zal er overeind blijven in dit ongelijk dispuut:
De hooghartige Pool, of de loyale Rus?
Zullen de Slavische stromen samenkomen in de Russische zee?
Of zal die opdrogen? Dat is waarom het gaat.
De Oekraïense hetman Mazepa, die zich tegen Peter de Grote keerde en zich bij de Zweden aansloot, schilderde Poesjkin af als een landverrader.
De in Poesjkins tijd beginnende gewelddadige verovering van de Noord-Kaukasus steunde hij, net als Lermontov, die zelf deelnam aan die gevechten. Beiden hadden trouwens wel grote bewondering voor de vechtlust van de Kaukasiërs, maar dat ligt misschien meer aan de onderhuidse voorkeur die de adel heeft voor martiale dapperheid, en afkeer voor kleinburgerlijke cententellerij.
Bij Lermontov gaat dat samen met zijn weerzin tegen de tsaren. Hetzelfde geldt voor de dekabristen, opstandige edellieden in de vroege jaren 1820 die de tsaar wilden binden aan een constitutie, maar die tegelijkertijd het imperium vanzelfsprekend intact wilden houden. De lijst laat zich gemakkelijk uitbreiden. Een uitgesproken verdediger van het imperium was bijvoorbeeld de fantastische dichter Fjodor Tjoettsjev.
Er waren maar weinig schrijvers die expliciet stelling namen tegen de Russische imperiale expansie. Bijvoorbeeld Tolstoj, en hij eigenlijk ook pas laat (in De Kozakken van 1863 nog helemaal niet, wel enigszins in De gevangene van de Kaukasus uit 1872, pas echt in Hadzji Moerat, in 1912 postuum gepubliceerd).
Fjodor Dostojevski. Foto: Wikimedia
Het geval-Dostojevski
Een bijzonder geval is Dostojevski. Die was zeker een overtuigde Russisch nationalist en anti-westerling, en stond ook vierkant achter de Russische veroveringen in Azië in zijn tijd. Heel duidelijk blijkt dat uit een stuk dat hij vlak voor zijn dood schreef over de inname van de vesting Geok-Tepe, waarmee de verovering van Turkmenistan werd bezegeld, in feite een heel bloedige massamoord.
Maar met die tekst is wel iets bijzonders aan de hand. Dostojevski schrijft over de Russische identiteit als meer verwant aan Azië dan aan Europa. Tegelijkertijd ziet hij in het doordringen in Azië een mogelijkheid om eindelijk als Europeanen te worden erkend.
'Waarom is het zo nodig dat wij Azië gaan veroveren? Wat hebben we daar te zoeken? Het is nodig, omdat Rusland niet alleen in Europa is, maar ook in Azië; omdat de Rus niet alleen een Europeaan is, maar ook een Aziaat. Meer nog: ons lot in de toekomst is misschien juist dat Azië onze uitweg is... In Europa waren we uitvreters en slaven, terwijl we naar Azië gaan als meesters. In Europa waren we Aziaten, terwijl we in Azië mede-Europeanen zijn. Onze beschavingsmissie in Azië zal onze geest opdrijven en ons verder leiden. De beweging hoeft alleen maar te beginnen. Leg twee spoorlijnen aan: begin met die in Siberië, en dan naar Centraal-Azië, en de gevolgen zullen duidelijk zijn' (‘Geok-Tepe. Wat is Azië voor ons?’, 1880).
Als Europa niet kan, dan maar Azië
Dat klinkt merkwaardig dubbel, maar het heeft een zekere voorgeschiedenis in de Russische literatuur. Het besef niet bij Europa te horen was al eerder geformuleerd in Pjotr Tsjaadajev’s Eerste Filosofische Brief van 1836. De nederlaag in de Krimoorlog tegen Europese mogendheden maakte dat nog eens extra duidelijk. Nu de Russische identiteit geen deel uit bleek te maken van het Westen, van Europa, ging dat bij sommigen in de jaren zestig van de negentiende eeuw al gepaard met de constatering dat we dan kennelijk Aziaten zijn.
In de jaren 1860-1880 kantelt bij een aantal Russische intellectuelen en kunstenaars (schilders, componisten) dat negatieve beeld van het Aziatische. Met name aan de Slavofiele kant wordt steeds vaker verklaard dat Rusland net zozeer tot Azië behoort als tot Europa, en zelfs meer. En dat dat ook positieve kanten heeft: ‘Azië’ betekent ook gemeenschapsgevoel, spirituele waarden in plaats van het verfoeide ‘Europese’ rationalistisch individualisme. Een van de achtergronden daarbij is dan ook het idee dat Rusland eigenlijk al eeuwen eerder bemoeienis heeft met Centraal-Azië en dus oudere ‘rechten’ heeft dan bijvoorbeeld de Engelsen in India.
Die dubbelheid van de Russische houding ten opzichte van ‘Azië’ blijf je zien: aan de ene kant is Azië aan ons verwant in haar niet-Europeesheid, aan de andere kant iets dat door ons veroverd en ‘beschaafd’ moet worden – en misschien dat we daardoor dan eindelijk eens als volwaardige Europeanen worden gezien. Dat zien we bij Dostojevski.
Lev Tolstoj, een der weinige uitzonderingen in de negentiende eeuw. Foto: Wikimedia
Sovjet-imperialisme
De Sovjet-Unie heeft heel duidelijk de imperiale contouren overgenomen van het eerdere tsaristische Rusland. Natuurlijk was de eenheid van dit imperium op een heel andere leest geschoeid dan het tsaristische rijk, namelijk op een ideologische, en nog wel het communisme, dat eigenlijk het belang van nationale gevoelens volkomen afwijst, alleen klassenverschillen erkent.
Nadat veel gebieden van dat rijk hun zelfstandigheid hadden uitgeroepen in het kielzog van de revoluties van 1917 is het de nieuwe Sovjetstaat, toen de Burgeroorlog voorbij was, in recordtempo gelukt om de meeste ervan weer terug te krijgen, met een paar uitzonderingen.
Na deze hereniging van gebieden volgde weliswaar in de jaren twintig een periode van stimulering van nationale zelfstandigheid, op politiek zowel als cultureel gebied, de zogenoemde korenizatsia, een moeilijk te vertalen begrip, iets als ‘nativisering’. Maar zodra Stalin zijn kans zag werd die in de loop van de jaren dertig beëindigd. In de plaats daarvan kwam een russificatie van de cultuur in de gehele Unie. Het Russisch werd overal verplicht op school. Het hele proces ging gepaard met het uitmoorden en in verbanning sturen van hele groepen plaatselijke politici, ambtenaren en vertegenwoordigers van het culturele leven, en hun vervanging door etnisch Russen.
Anatoli Pristavkin. Foto: 'God literaturu'
De Stalin-terreur betekende ook deportatie van hele bevolkingsgroepen, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog de Balkaren, Krimtataren, Tsjetsjenen, Ingoesjen, Karatsjaj, Kalmukken en Meschetische Turken naar Siberië en Centraal-Azië. Eind jaren dertig waren al Koreanen, Duitsers, Finnen en Grieken gedeporteerd.
Al met al schat men het totaal op zo’n twee miljoen, waarvan een derde reeds tijdens het transport en de eerste tijd na aankomst omkwam.
En dan hebben we het nog niet over de 1,5 miljoen bewoners van Polen, Belarus en Oekraïne die in 1940 na de Sovjetinval naar Siberië zijn gesleept, de meer dan 200.000 Esten, Letten en Litouwers, toen en na de oorlog, tussen de 200.000 en 400.000 Roemenen, et cetera.
De late Stalin-jaren consolideerden het Russocentrisme en een paranoia voor ‘kosmopolitisme’ definitief.
Je kan dan ook in de twintigste eeuw vanaf de jaren ’30 opnieuw spreken van een ‘koloniaal’ Sovjetrijk.
De Stalin-tijd zette de koloniale tendensen van eind negentiende eeuw versterkt door en koos voor modernisering door gedwongen centralisering, en gewelddadige assimilatie van niet-Russen. Nog sterker dan in de negentiende eeuw werd Midden-Azië met zijn katoen economisch uitgebuit als een kolonie. Hetzelfde geldt eigenlijk voor Siberië met zijn olie en gas, zijn goud, edelstenen, zijn steenkool in de Koezbass.
Daarnaast zijn vanaf die tijd Russisch chauvinisme en minachting voor niet-Russische culturen ten oosten en zuiden van Rusland merkbaar, en ook ten opzichte van diaspora-groepen binnen Rusland zoals Joden. Ten opzichte van de bewoners van de westelijke gebieden bestond dat niet, maar je ziet wel dat wanneer die gebieden er blijk van geven zich niet onder de Russische dominantie te willen schikken, Russen geneigd zijn ze als ‘hooghartig’ dan wel als ‘verraders’ te beschouwen.
Russofobie als obsessie
Overal ‘Russofobie’ te willen ontwaren en zich slachtoffer voelen van een samenzwering was al aanwezig in de negentiende eeuw, bijvoorbeeld ten opzichte van de opstandige Polen die de sympathie hadden van de West-Europese pers.
Maar het is in de tweede helft van de twintigste eeuw sterker geworden. Vanaf de jaren zeventig vind je onder nationalisten het sentiment dat de Russen in feite onderdrukt worden door de niet-Russische Sovjetburgers. Russische nationalisten verbaasden zich er over dat zij, Russen, de rest van de Sovjet-nationaliteiten behoed hadden voor de nazi’s (hoewel het Sovjetleger toen bestond uit zo’n 60% Russen, 20% Oekraïners, en 20% overige), en vervolgens geholpen hadden bij de wederopbouw en het brengen van socialistische gerechtigheid, maar nu te maken kregen met anti-Russische gevoelens. Een zeker gevoel van white man’s burden of mission civilisatrice ten opzichte van Azië zit hier zeker achter, al zou ik het geen ‘Russisch messianisme’ willen noemen, zoals Geoffrey Hosking doet.[6]
Fazil Iskander. Foto: Kremlin
De koloniale situatie in de Sovjettijd zorgde ervoor dat niet-Russische nationale identiteit in literatuur en cultuur nauwelijks uitgedrukt konden worden. In de twintigste eeuw is bijvoorbeeld de verhouding Oekraïens-Russisch heel moeilijk. Arthur Langeveld noemt elders op deze site al Anna Achmatova, die een gemengd Russisch-Oekraïens-Tataarse afkomst had, maar in het Russisch schreef en zich ook als een Russische dichteres beschouwde. Denk ook aan Isaac Babel, die net als zij uit de buurt van Odesa kwam, maar in de eerste plaats een Joodse Russische schrijver was. Of aan Michail Boelgakov, geboren en getogen in Kyiv maar van Russische afkomst en die zich geen Oekraïner voelde. En aan Ilf en Petrov, allebei uit Odesa, die schreven in het Russisch, en zich deel van de Russische literatuur voelden.[7]
De problematische verhouding met niet-Russische literaturen laat zich ook illustreren met de moeilijke carrières van de Tsjoevasj Gennadi Ajgi, die met niet-aflatende censuur te maken had tot 1989. En de Abchaziër Fazil Iskander, bekend van Sandro uit Tsjegem, dat in de jaren 1970 werd geschreven maar pas voor het eerst volledig verscheen in 1989. Of de Est Jaan Kross, hier vooral bekend door De Gek van de Tsaar uit 1978. Vlak na de Tweede Wereldoorlog had die acht jaar in een werkkamp gezeten, maar later werd hij redelijk uitgegeven, was lid van de Schrijversbond en kreeg onderscheidingen.
Ruslands oorlog tegen Oekraïne
De inval in Oekraïne is een poging om het Sovjetimperium althans gedeeltelijk te herstellen. Je hoort vaak dat de Russische weigering om Oekraïne te laten bestaan als een zelfstandige natie is ingegeven door het idee dat we al gezien hebben in de negentiende eeuw, namelijk dat Rusland en Oekraïne één etnisch-culturele eenheid vormen (en dus ook staatkundig één zouden moeten zijn, wat daar niet automatisch uit zou moeten volgen).
Aleksandr Solzjenitsyn. Foto: Doema
Dit gevoel vind je breed terug. Aleksandr Solzjenitsyn – die in 1990 een geruchtmakend essay publiceerde ‘Hoe bouwen wij Rusland weer op?’ en zich daar heel principieel uitsprak tegen het in stand houden van het Sovjetimperium wat betreft de Baltische landen, de Kaukasus en Midden-Azië – heeft het hartstochtelijk over de broederband tussen de drie oost-Slavische volken. Ook Poetin heeft het daar regelmatig over, met uitgebreide historische uitweidingen over hoe het oorspronkelijke Kievse Roes’ eigenlijk nooit is uiteengevallen en altijd een eenheid heeft gevormd.
Het is voor Russen moeilijk te erkennen dat Oekraïne een door de Russen onderdrukt deel van het Sovjetimperium was. Te vergelijken met de na 1991 ook zelfstandig geworden Baltische landen, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan, en de Centraal-Aziatische voormalige Sovjetrepublieken.
Dit alles toe te geven is in Rusland heel problematisch, ook bij de gewone mensen. In Europa, toch altijd de ideologische en culturele spiegel van Rusland, is in de twintigste eeuw, gedwongen of niet, afstand genomen van imperiale structuren. Weliswaar zeker niet zonder strijd met de voormalige koloniën, maar toch ook in het groeiend besef dat een koloniaal imperium in de moderne wereld met zijn open markten en gelijkheidsbeginsel een hopeloos reactionair verschijnsel is. Maar onder de Russische machthebbers, en zeker ook onder een heel groot deel van de bevolking, is sprake van een enorme blinde vlek voor het probleem van de principiële gelijkberechtigdheid van niet-Russische bevolkingsgroepen, niet alleen Oekraïners maar ook die binnen Rusland.
Dat was al zo in de Sovjettijd.
En dat lag niet alleen aan de ideologie. Niet alleen de Sovjets, ook hun tegenstanders, al in de Burgeroorlog de Witten, waren helemaal niet van plan om de niet-Russische gebieden zelfstandigheid te geven. In de jaren 1920 en 1930 had je ook, in de emigratie maar ook binnen de Sovjet-Unie, anticommunisten die toch het regime steunden, juist vanwege sympathie voor het herstel van grote delen van het imperium door Lenin en Stalin, de zogenoemde ‘nationaal-bolsjewieken’.
Ook bij latere anti-Sovjet figuren ligt het niet altijd even simpel. Niet alle dissidenten waren democraten:
‘Dissidents did not only foster democratic alternatives to Soviet totalitarianism. The pluralism of samizdat engendered a plethora of authoritarian, imperialist, anti-Semitic, and quasi-fascist currents, all claiming the banner of Russian ‘patriotism.’ As perestroika entered its terminal crisis, the ideas formulated in this milieu helped to fill the vacuum left by the demise of Marxism-Leninism. They provided a common vocabulary and a common enemy for the red-brown spectre that haunted Russia’s transition to democracy.’[8]
Jaan Kross. Foto: MaarjaU
Hedendaagse regimecritici
Ook onder tegenwoordige regime-critici leeft soms duidelijk de wens het toekomstige post-Poetinse en democratische Rusland, waarnaar ze streven, binnen de huidige staatsgrenzen te laten bestaan. Een dekolonisatieproces dat verder gaat dan dat van 1991 wijzen ze af. Zo vond uit de anti-Poetinhoek Sergej Skripal, de GROe-medewerker die spioneerde voor Engeland en op wie de geruchtmakende novitsjokaanval is uitgevoerd in Salisbury in 2018: ‘The problem with Ukraine is that they are incapable of leadership. They need Russians for that. The Ukrainians are simply sheep who need a good shepherd’.[9]
Voor de duidelijkheid, er zijn er onder hedendaagse Poetin-critici ook die juist een veel duidelijker federalistische structuur voorstaan in dat democratische Rusland van de toekomst. Garry Kasparov bijvoorbeeld, die vindt dat de Krim aan Oekraïne moet worden teruggegeven.[10] Je vindt zulke ideeën ook terug in het Free Russia Forum.[11]
Maar in de diaspora zijn er eveneens emigranten die de bestaande machtsverhoudingen met de niet-Russische gebieden helemaal niet willen wijzigen.
Het duidelijkst was dat tijdens het optreden van Joelia Navalnaja op het Strategische Forum in Bled, Slovenië, op 3 september 2024. Daar verklaarde ze:
‘Tenslotte vinden we onder [de Europese politici - SB] ook mensen die het noodzakelijk vinden om zo snel mogelijk Rusland te ‘dekoloniseren’. We moeten ons zogenaamd te grote land opdelen in een stuk of twintig kleine staten waar geen dreiging van uitgaat. Maar deze ‘dekolonisatoren’ kunnen niet uitleggen waarom mensen met een gemeenschappelijke achtergrond en culturele context kunstmatig van elkaar moeten worden gescheiden. En hoe dat eigenlijk moet gebeuren, dat vermelden ze niet. (…) Dreigen met de opdeling van Rusland in meerdere delen, en daarmee de Poetin-propaganda in de kaart spelen, dat past niet in [onze] strategie.’[12]
Daar kwam meteen allerlei kritiek op.[13] Die kritiek laat zich gemakkelijk uitbreiden naar Aleksej Navalny zelf. Die is wat dat betreft eigenlijk geen uitzondering onder de Russen, het merendeel dan, intellectueel of niet-intellectueel.
Sergej Lebedev ziet Navalny dan ook als een duidelijke vertegenwoordiger van
‘a systemic inability for decolonializing thinking, an unwillingness to admit that Russia itself consists of subjugated and partially ‘digested’ nations that have undergone, in the words of the Ukrainian dissident Ivan Dzyuba, a process of forced denationalization. Without the voices of these nations, without their equal representation in the opposition, no conversation about the future of Russia has the right to take place, or will lead to a just result.'[14]
En, zegt hij ook, het niet erkennen van legitieme nationale eisen is
‘dominant in the bearers of Great Russian Culture. It is a mixture of a sense of superiority, neglect, chauvinism, colonial-educational fervor — and a subconscious fear of finding out one day that these Others do not really want to be part of Russia at all.'
Dit alles zou erop kunnen wijzen dat aan de basis van deze imperiale mentaliteit niet een systeem van politieke overtuigingen ligt, maar een, wat Lebedev noemt, ‘repressief bewustzijn’,[15] een type denken dat dwars door de scheiding tussen overheid en oppositionelen heen gaat, tussen regeerders en geregeerden.
Gijzelaars van hetzelfde paradigma
Lev Rubinstein had het over de ‘innerlijk imperialistische mentaliteit’ en ‘imperialistische gist’ die zelfs in hem en zijn mede-nonconformisten in de jaren 1970-1980 zat.[16]
Ook in de literatuur vind je na de Sovjettijd maar mondjesmaat anti-imperialisme, althans voor zover dat betrokken is op het eigen Sovjet/Russische geval. Tijdens de perestrojka was er de publicatie van Anatoli Pristavkins Kaukasus Kaukasus (1981).[17] Maar ook was er de wonderlijk imperialistische Oekraïne-minachting van Iosif Brodski in zijn ‘Op de Oekraïense onafhankelijkheid’ (1992).[18]
Tegenwoordig vind je het thema van nationale onderdrukking in de Sovjettijd bijvoorbeeld in Gjuzel Jachina, Zulajka opent haar ogen (2016, over de deportatie van Tataren in 1930) of Wolgakinderen (2019, over de deportatie van Wolgaduitsers). Maar tegelijk zijn er ook onbekommerde reisbeschrijvingen naar het ‘eigen’ Midden-Azië, zoals in Aleksandr Snegirjovs recentelijk in het Nederlands vertaalde Ik schrijf u vanuit Moskou (2024). Over het Russisch (neo-)kolonialisme ten opzichte van de volkeren van de voormalige Sovjet-Unie schrijft de auteur daarin zonder een spoor van ironie: ‘Wanneer men het heeft over de koloniale politiek van de centrale Sovjetmacht ten opzichte van de republieken worden zulke dingen als de metro vergeten. En dan hebben we het nog niet over universiteiten, wetenschappelijke centra en fabrieken. In kolonies worden geen geavanceerde technologieën gerealiseerd.’ (mijn vertaling – SB).
Zoiets doet heel erg denken aan de beroemde parodie ‘What have the Romans ever done for us?’ uit The Life of Brian.[19]
Voor Sergej Lebedev zijn Navalny zowel als Poetin en ook de Russen in meerderheid ‘hostages of the same imperial paradigm’. Dat omvat meerdere generaties en gaat niet zo makkelijk weg. Dat paradigma is een psychologische grondhouding die in stand wordt gehouden door de voortdurende repressie, door de manier waarop de overheid omgaat met de burgers en waarop de mensen met elkaar omgaan. Dat geweld, als dreiging of als realiteit, ligt aan de basis ligt van veel omgangsvormen in het huidige Rusland.[20]
Over de auteur
Sander Brouwer was tot 2019 Universitair Docent Russische literatuur en cultuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is de auteur van de monografie Character in the Short Prose of Ivan Sergeevič Turgenev (Amsterdam/Atlanta, 1995), redigeerde bundels als Dutch Contributions to the fourteenth international congress of Slavists, 2008. Literature. (Amsterdam - New York, 2008), Contested Interpretations of the Past in Polish, Russian, and Ukrainian Film: Screen as Battlefield (2016) en met Joost van Baak Leib, Geist und Seele in der russischen Literatur und Kultur (Wiener slawistischer Almanach, 2004). Hij vertaalde o.a. aartspriester Avvakoem, Aleksandr Blok, Nikolaj Erdman.
Brouwer publiceerde in het Nederlands in het Tijdschrift voor Geschiedenis en het Tijdschrift voor Slavische Literatuur.
De lezing van Sander Brouwer is terug te kijken en luisteren via YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=dtFJXX_ehWE
Noten
* Mythisch gebergte tussen Europa en Azië.
[1] Richard Wortman, Scenarios of Power: Myth and Ceremony in Russian Monarchy from Peter the Great to the Abdication of Nicholas II, Vol. I: 1995, Vol. II: 2000.
[2] Hij beschrijft ook dat het hof die presentatie zo belangrijk vond dat het groot belang hechtte aan de vastlegging ervan: vóór het tijdperk van de echte massamedia in de vorm van beschrijvingen in brochures, albums met gravures, artikelen in tijdschriften die in het keizerrijk werden verspreid, etc. Een manier om die macht gezicht te geven, uit te dragen, die misschien wel net zo belangrijk was als de rechtstreekse vormen van machtsuitoefening zoals de handhaving van de orde, toepassing van het recht, alle mogelijke vormen van regulering van het openbare leven.
[3] Susan Layton. Russian Literature and Empire: Conquest of the Caucasus from Pushkin to Tolstoy, 2005.
[4] Moore, Gracie. 2004. Dickens And Empire. Discourses Of Class, Race And Colonialism In The Works Of Charles Dickens.
[5] Marsh, Kate. 2013. Narratives of the French Empire. Fiction, Nostalgia, and Imperial Rivalries, 1784 to the Present.
[6] Geoffrey Hosking, Rulers and Victims. The Russians in the Soviet Union, 2006.
[7] https://platformraam.nl/dossiers/oekraine/2197-hoe-imperialistisch-is-de-russische-literatuur?
[8] Horvath, Robert. The Legacy of Soviet Dissent: Dissidents, Democratisation and Radical Nationalism in Russia, 2005, p. 130.
[9] Mark Urban, The Skripal Files. The Life and Near Death of a Russian Spy, 2018, p. 240.
[10] https://www.spiegel.de/international/world/garry-kasparov-on-the-war-in-ukraine-everyone-who-is-still-in-russia-is-part-of-this-war-machine-a-ce9b5c68-7ba4-4b97-8bb2-6f71525486ea
[11] https://www.forumfreerussia.org/en/
[12] https://echofm.online/documents/yuliya-navalnaya-kakaya-u-evropejskogo-soyuza-strategiya-po-rossii
[13] https://www.svoboda.org/a/razzhigaet-nenavistj-blogery-posporili-iz-za-slov-yulii-navaljnoy/33108644.html
https://www.svoboda.org/a/gryaznoe-koleso-vitaliy-portnikov-o-neravnopravnyh-narodah/33114992.html
Юлия Навальная и империя | Виталий Портников. https://www.youtube.com/watch?v=oTSmpZz4Chk
[14] https://platformraam.nl/dossiers/geschiedschrijving/2645-the-heroic-illusion-of-alexei-navalny Origineel op https://libertiesjournal.com/articles/the-heroic-illusion-of-alexei-navalny/ (Liberties Journal 2024, Vol 4, no. 4)
[15] https://ps.1sept.ru/view_article.php?ID=201002026 (Сергей Лебедев. Репрессивное сознание: поколенческие уроки. «Первое сентября» Газета для учителя. №20, 2010).
[16] https://platformraam.nl/dossiers/cultuur/2524-ook-in-mij-zat-een-imperialist
[17] Ночевала тучка золотая, 1987 (1981), over de deportatie van de Tsjetsjenen. NL 1989. Ook verfilmd in 1990.
[18] https://www.youtube.com/watch?v=4Hi97u8BFpQ, beste beschikbare vertaling in het Engels in Joseph Brodsky and Modern Russian Culture, 2024.
[19] https://www.youtube.com/watch?v=Qc7HmhrgTuQ
[20] IFESE Webinar 'Individualisme in de Russische cultuur en literatuur' (04-10-2023) https://www.youtube.com/watch?v=b5DOZQwl21Y