De Sovjet-overwinning op nazi-Duitsland staat centraal in de Russische nationale identiteit. Sinds een paar jaar komt daar een nieuw controversieel narratief bij: dat het ‘Sovjetvolk’ tijdens de Tweede Wereldoorlog óók slachtoffer was van genocide, net als de Joden, Roma en Sinti. Suzanne Rademaker deed onderzoek naar dit nieuwe onderdeel van de Russische herdenkingspolitiek.
De Russische president Poetin legt samen met de Belarussische president Aleksandr Loekasjenko bloemen voor gevallen Sovjetburgers tijdens de openingsceremonie van een monument op 27 januari 2024. Foto: kremlin.ru / Dmitry Azarov / Kommersant
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er in de Sovjet-Unie naar schatting 26 miljoen slachtoffers. Het merendeel van hen was burger. Deze burgerslachtoffers worden in de Russische herdenkingscultuur veelal gezien als een noodlottig maar noodzakelijk offer om de grote overwinning te bewerkstelligen, die de Sovjet-Unie daarna tot wereldmacht maakte.
Het Russische idee over slachtofferschap is in de laatste jaren echter radicaal veranderd. Dit heeft te maken met de opkomst van het idee dat Sovjetburgers, naast de Joden, Roma en Sinti, óók slachtoffer zijn geworden van een door de nazi’s gepleegde genocide, ook wel de ‘genocide op het Sovjetvolk’ genoemd. Door dit narratief presenteert Rusland zich niet alleen als de overwinnaar in de oorlog, maar eveneens als een van zijn voornaamste slachtoffers.
Dit gebruik van het woord ‘genocide’ is een goed voorbeeld van ‘herinneringspolitiek’, een fenomeen dat kan worden gedefinieerd als ‘de manieren waarop verschillende sociale en politieke entiteiten het verleden interpreteren en inzetten voor doelen die in het heden relevant zijn.’
Waarom voert het Kremlin juist nu met deze vermeende ‘genocide’ aan? En hoe wordt dit narratief gebruikt als wapen in de Russische buitenlandse politiek?
Wat is genocide?
De term ‘genocide’ werd kort voor het einde van de Tweede Wereldoorlog geïntroduceerd door de Joods-Poolse jurist Raphael Lemkin. Lemkin was na de oorlog betrokken bij het Neurenbergtribunaal. Het begrip ‘genocide’ deed toen zijn intrede in de rechtspraak. Enkele jaren later, in 1948, toen de Verenigde Naties het ‘Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide’ aannamen, werd het formeel een misdrijf in het internationaal recht.
De precieze definitie van genocide blijft echter betwist, evenals wanneer precies gesproken kan worden van genocide. Dit artikel gaat daarom niet in op de vraag of de burgerdoden in de Sovjet-Unie het slachtoffer zijn geworden van genocide of oorlogsgeweld en misdaden tegen de menselijkheid, maar richt zich uitsluitend op de manier waarop het Kremlin de ‘genocide op het Sovjetvolk’ heeft getransformeerd van abstract historisch concept tot politiek wapen.
De geschiedenis als wapen
Een van de belangrijkste aanleidingen voor de opmars van dit genocidenarratief lijkt een in september 2019 aangenomen motie van het Europees Parlement te zijn over ‘het belang van de Europese herinnering voor de toekomst van Europa.’ Deze motie stelt dat het in 1939 tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie gesloten Molotov-Ribbentroppact niet alleen ‘de weg vrijmaakte voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog’ maar ook direct resulteerde in ‘de beroving van de Poolse onafhankelijkheid’ en de ‘annexatie van de onafhankelijke staten Litouwen, Letland en Estland'.
In Moskou was men allesbehalve blij met de motie. In Rusland is de overwinning niet alleen de hoeksteen van de hedendaagse nationale identiteit, maar staat ze ook aan de basis van het huidige buitenlandbeleid, waarin de ‘bevrijding’ van Oost-Europa van de nazibezetting nog altijd wordt ingezet als legitimatie voor blijvende politieke bemoeienis met landen in de regio.
In Rusland staat de overwinning op nazi-Duitsland aan de basis van het huidige buitenlandbeleid
Volgens Poetin was de motie deel van een tactiek om ‘Rusland zich schuldig te laten voelen voor zijn daden'. Bovenal werd de uitspraak van het Europees Parlement gezien als een vorm van ‘historisch revisionisme’ met als doel de status van de Sovjet-Unie en Rusland als naoorlogse supermachten te ondermijnen.
In een poging om terug te te slaan, vond het Kremlin een antwoord in de ‘genocide op het Sovjetvolk.’
De constructie van een genocide-narratief
Om de genocide te voorzien van gewicht begon de Russische overheid een campagne om de geloofwaardigheid van de nieuwe genocideclaim op te poetsen.
Dit deed het Kremlin op drie manieren: via historisch onderzoek, nieuwe wetgeving, en de bouw van een herdenkingscomplex. Sinds 2019 wordt er op grote schaal historisch en archeologisch onderzoek gedaan naar de burgerslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, iets dat tot dan toe niet gedaan was. Dit onderzoek is vervolgens gebruikt voor tentoonstellingen en lesmateriaal voor Russische scholieren en studenten, zodat zij zich nu niet alleen identificeren als nakomelingen van de grootste winnaars van de Tweede Wereldoorlog, maar ook van een volk dat door de nazi’s systematisch vernietigd diende te worden.
Dit onderzoek vormde tevens de basis voor een reeks wetten die de ‘genocide op het Sovjetvolk’ verder institutionaliseerde. Tot op heden zijn er in meer dan 25 Russische regio’s wetten aangenomen die officieel erkennen dat de burgerdoden tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog - zoals de Tweede Wereldoorlog wordt genoemd in Rusland - slachtoffer waren van genocide, en niet slechts van oorlogsgeweld. Zo oordeelde een Petersburgse rechter in oktober 2022 dat ook het Beleg van Leningrad een ‘een misdaad tegen de menselijkheid en een genocide van de volkeren van de Sovjet-Unie’ was. En in april 2025 keurde de Doema een wet goed die de ‘genocide op het Sovjetvolk’ door de hele Russische Federatie erkent.
Als (voorlopige) climax van het genocidenarratief opende president Vladimir Poetin op 27 januari 2024 een groot monument en herdenkingscomplex ter nagedachtenis van de ‘vreedzame burgers van de Sovjet-Unie die slachtoffer werden van de nazistische genocide tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog.’ Dit complex symboliseert hoe het Kremlin de ‘genocide op het Sovjetvolk’ in slechts enkele jaren heeft getransformeerd van een obscuur idee binnen een selecte kring van Russische historici tot een samenhangend narratief.
Baltische ‘medeplichtigheid’ aan genocide
Waar Rusland de bevrijding van Oost-Europa van het naziregime ziet als een van zijn grootste historische prestaties, kijkt men in de Baltische landen heel anders tegen deze overwinning aan.
In Estland, Letland en Litouwen is men juist van mening dat de Tweede Wereldoorlog het begin was van een decennialange periode van ‘dubbele bezetting’: eerst door nazi-Duitsland en vervolgens door de Sovjet-Unie. In zowel Estland, Letland als Litouwen worden de misdaden van de Sovjetbezetter dan ook uitgebreid herdacht als genocide.
In Estland, Letland en Litouwen ziet men de Tweede Wereldoorlog als het begin van een decennialange ‘dubbele bezetting’
Dit idee van de dubbele bezetting leidt er er in deze landen toe dat collaboratie met de nazi’s soms wordt beschouwd als een onfortuinlijk maar noodzakelijk verzet tegen de oprukkende Sovjetbezetter. Het Kremlin maakt op zijn beurt gretig gebruik van het dit collaboratie-narratief om het hele idee van dubbele bezetting in diskrediet te brengen.
De theorie van de ‘genocide van het Sovjetvolk’ speelt daarin een rol. Dit bleek bijvoorbeeld bij de presentatie van het Bez Sroka Davnosti (‘Zonder verjaringstermijn’) project, dat verantwoordelijk is voor het merendeel van het archeologische en historisch onderzoek naar de ‘genocide op het Sovjetvolk.’ Volgens projectleider Elena Tsunaeva was het project bedoeld om ‘degenen ter verantwoording’ te roepen die indertijd vervolging hadden ontlopen en nu symbool staan voor een ‘nieuwe golf van geschiedvervalsing’ rondom de Tweede Wereldoorlog. Dat Tsunaeva vooral doelde op nazicollaborateurs uit de Baltische landen werd al snel duidelijk. Bij een van de eerste opgravingen in de regio Novgorod werden 42 nieuwe slachtoffers van ‘genocide’ gevonden en werd breed uitgemeten dat zij zouden zijn vermoord door ‘33 inwoners van de toenmalige Letse SSR, die nooit berecht zijn en zich zouden hebben verstopt in VS, Canada en Duitsland.’
In de Russische herinneringspolitiek gaat het niet alleen om de rol van Baltische nazicollaborateurs op Russisch grondgebied. Door die collaboratie te linken aan de ‘genocide op het Sovjetvolk’ benadrukt het Kremlin dat inwoners van de Baltische landen niet alleen samenwerkten met de nazi’s, maar dat ze, naast nazi-verheerlijking en geschiedvervalsing ook medeplichtig zijn aan genocide.
Slachtoffer én bevrijder
Met ‘genocide op het Sovjetvolk’ heeft Moskou tevens geprobeerd een weerwoord te formuleren op de beschuldiging dat de Sovjet-Unie evenzeer verantwoordelijk was voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog als nazi-Duitsland. Dit verweer steunt op een ogenschijnlijk eenvoudige redenering: de Sovjet-Unie kan onmogelijk schuldig zijn aan een oorlog waaruit zij niet alleen als overwinnaar, maar ook als slachtoffer tevoorschijn kwam.
Zoals Vladimir Medinski, vertrouweling van Poetin en directeur van de Kremlin-gestuurde Russische Militaire Historische Vereniging, stelde: ‘niemand behalve neonazi’s zouden Joden, Roma of Serviërs de schuld te geven van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het moet voor eens en voor altijd duidelijk zijn dat het Sovjetvolk slachtoffers waren van naziagressie en Hitlers genocide – en niet andersom!’
Tegelijkertijd biedt de bewering van een ‘genocide op het Sovjetvolk’ de mogelijkheid te stellen dat het Molotov-Ribbentroppact niet de weg effende voor de bezetting van Estland, Letland en Litouwen, maar de inwoners juist beschermde tegen de nazi’s, die hen anders aan genocide zouden hebben blootgesteld. Zo herschrijft het Kremlin het beeld van het Molotov-Ribbentroppact: van een instrument dat leidde tot oorlog en bezetting naar een noodzakelijk kwaad, bedoeld om de Baltische landen te beschermen.
Multi-inzetbaar narratief
Hoewel de ‘genocide op het Sovjetvolk’ in eerste instantie werd gebruikt om ‘geschiedvervalsing’ van de Tweede Wereldoorlog door de Baltische landen tegen te gaan, blijkt het narratief ook in andere contexten politiek opportuun.
Het bekendste voorbeeld hiervan is dat de ‘genocide op het Sovjetvolk’ sinds 2022 regelmatig wordt aangehaald met betrekking tot de oorlog tegen Oekraïne. Het Kremlin trekt parallellen tussen heden en verleden door bijvoorbeeld de slachtoffers van de 'genocide op het Sovjetvolk’ te vergelijken met vermeende genocide van Russischsprekenden in Oost-Oekraïne.
Sinds 2022 wordt de ‘genocide op het Sovjetvolk’ regelmatig aangehaald met betrekking tot de oorlog tegen Oekraïne
Ook andere Europese landen zijn doelwit van deze de Russische herinneringspolitiek. Zo wordt de Finse NAVO-toetreding door Moskou neergezet als een nieuw ‘Russofobisch plan om de Slavische bevolking uit te roeien’ en vergeleken met de Finse betrokkenheid bij de 'genocide op het Sovjetvolk' in de Karelo-Finse Socialistische Sovjetrepubliek en het Beleg van Leningrad. Duitsland krijgt op zijn beurt kritiek van het Kremlin omdat het weigert de ‘genocide op het Sovjetvolk’ te erkennen, terwijl het de hongersnood Holodomor in Oekraïne wél heeft erkend.
Diplomatie en propaganda
Met het narratief over de vermeende ‘genocide op het Sovjetvolk’ is het Kremlin een andere weg ingeslagen in de zich voortslepende memory war met het Westen. Het verhaal is vooral een diplomatiek en propagandistisch instrument. Zo hoopt het Kremlin het schuldgevoel over het Molotov-Ribbentroppact te bagatelliseren, het eigen handelen in buurlanden te legitimeren en het bovenal het narratief naar zich toe te trekken.
Help ons om RAAM voort te zetten
Met uw giften kunnen wij auteurs betalen, onderzoek doen en kennisplatform RAAM verder uitbouwen tot hét centrum van expertise in Nederland over Rusland, Oekraïne en Belarus.