Tijdens recente protestmarsen van de Russische oppositie in Berlijn werd opnieuw pijnlijk duidelijk dat er geen sprake is van een verenigde beweging tegen Poetin en de oorlog, schrijft Andrej Archangelski. Een gebrek aan politieke ervaring en strategisch instinct zijn hun grootste obstakel.
Protestmars van de Russische oppositie in Berlijn, 1 maart 2025. Foto: Rakf Hirschberger / ANP / AFP
Februari is een zwarte maand voor iedereen die Oekraïne steunt. Zo ook voor de Russische oppositie, die zich drie jaar na het begin van de grootschalige Russische agressie in een toestand van diepe verdeeldheid bevindt. Het afgelopen jaar werd de oppositie getergd door interne conflicten tussen de oude en de nieuwe garde. De nieuwe garde staat onder leiding van anticorruptiestichting Fonds voor Corruptiestrijding (in het Russisch bekend als FBK), opgericht door Aleksej Navalny. Voor de oorlog kon het FBK op de steun van miljoenen mensen rekenen. Door de repressieve maatregelen in het huidige Rusland is het onmogelijk in te schatten hoe groot de politieke invloed van de stichting nog is. De oude garde bestaat uit een brede coalitie van democraten die actief werden in de jaren negentig. Aan het hoofd staat Michail Chodorkovski. Chodorkovski heeft meermaals verklaard niet van plan te zijn een machtsstrijd te beginnen. Maar hij was wel, als een van de weinige Russische oppositieleden, officieel uitgenodigd voor de inauguratie van Trump.
Ideologisch conflict
Tussen het FBK en het kamp van de ‘oude democraten’ bestaat al langer een ideologisch conflict. Volgens het FBK is de privatisering van Rusland in de jaren 1990 onrechtvaardig verlopen. De organisatie heeft ook kritiek op het regime van Jeltsin, dat uiteindelijk Poetin aan de macht bracht. Dat conflict is uit de hand gelopen nadat er shockerende details van een geplande moordaanslag op de leiders van het FBK aan het licht kwamen. Volgens een onderzoek van het FBK zat Leonid Nevzlin achter dat plan. Nevzlin werkte jarenlang als zakenpartner van Chodorkovski voor oliebedrijf Yukos. Al snel verschenen er meer onderzoeken met verwijten over en weer. Zo heeft politicus Maksim Katz beweerd dat het FBK Russische bankiers die het land zijn ontvlucht heeft geholpen hun naam te zuiveren. Het FBK ontkent en heeft op haar beurt beschuldigingen aan het adres van Katz geuit, enzovoorts.
Zulke details zijn echter weinig interessant voor Europese kiezers en politici. Die zouden juist graag zien dat de Russische oppositie met vereende krachten opereert en invloed uitoefent op het Rusland van Poetin.
Eind februari organiseerde de oppositie in Berlijn drie acties. Op 22 februari was er een protest bij de Brandenburger Tor. De ongeveer 150 aanwezigen eisten dat de nieuwe Duitse regering directe steun aan Oekraïne zou leveren. Tegelijkertijd vond vlakbij een actie plaats van Berlijnse vakbonden tegen de hoge woninghuur. Hoewel ook dat onderwerp relevant is voor Russische emigranten, is het houden van twee demonstraties op dezelfde plek niet erg effectief. Op 24 februari werd op het Berlijnse Bebelplatz een ‘Dag van rouw’ gehouden om stil te staan bij drie jaar oorlog. Die actie werd georganiseerd door politicus Andrej Pivovarov, het Russische Anti-Oorlogs Comité en nog een aantal mensenrechtenorganisaties. Er waren tussen de 200 en 300 deelnemers. Ze hadden kaarsen, bloemen en Oekraïense vlaggen bij zich.
De gevangenenruil van augustus 2024, waarbij onder andere oppositieleiders Ilja Jasjin, Vladimir Kara-Moerza, Oleg Orlov en Andrej Pivovarov vrijkwamen, heeft de Russische oppositie een nieuwe impuls gegeven. Een half jaar later kunnen we stellen dat de Russische oppositie in het buitenland een nieuw gezicht heeft gekregen. Jasjin, Kara-Moerza en Joelia Navalnaja, de weduwe van Aleksej Navalny, organiseren nu de grootste protestacties in Europa. Op 1 maart organiseerde de oppositie een tweede mars in Berlijn (de eerste vond plaats in november 2024). De boodschap was dat niet alle Russen de oorlog steunen. Ook werden Boris Nemtsov en Aleksej Navalny herdacht. Nemtsov werd tien jaar geleden vermoord, Navalny stierf in februari vorig jaar.
De optocht bestond uit vijf afzonderlijke kolonnes
Verenigd zijn is nog niet zo eenvoudig, bleek al snel tijdens de protestmars. De optocht, die van het Potsdamer Platz via de Russische ambassade naar de Brandenburger Tor liep, bestond uit vijf afzonderlijke kolonnes. De eerste bestond uit de aanhangers van Navalny. Hierin liepen ook de huidige leiders van het FBK mee. De tweede bestond uit liberalen en mensenrechtenactivisten. Deze stoet werd geleid door de Duitse afdeling van Memorial en door Oleg Orlov. Politieke organisaties liepen in hun eigen kolonne mee. De processie werd afgesloten door leden van het Russische Vrijwilligerskorps (RDK), dat aan de kant van Oekraïne vecht en voornamelijk uit nationalisten bestaat. Het geheel deed denken aan de protestmarsen in Moskou in de jaren 2010, waarin liberalen, linksen en nationalisten ieder in hun eigen kolonne meeliepen. Er werd toen gezegd dat de samenstelling van die mars een afspiegeling zou zijn van het toekomstige parlement. Tenminste, als de verkiezingen eerlijk en open zouden verlopen. Zoals we hebben gezien is daar weinig van terechtgekomen.
Opvallend genoeg droegen de kolonnes in Berlijn op 1 maart zelfs verschillende vlaggen mee. De eerste twee groepen hadden wit-blauw-witte vlaggen (een symbool van het verzet tegen Poetin). Midden in de stoet waren juist veel officiële Russische vlaggen zichtbaar. Bij de mars van november vorig jaar liep er één iemand met zo’n vlag mee en dat leidde tot een heel schandaal. Dit keer waren er tientallen van zulke vlaggen te zien. De vlag waaronder het Russische leger vecht, welteverstaan.
Nauwelijks was de protestmars begonnen of er ontstond al een conflict tussen dragers van de twee verschillende vlaggen. Het leek te getuigen van de diepe verdeeldheid binnen de oppositie. Maar de organisatoren vonden een oplossing. Een van de sprekers, zakenman en emigrant Jevgeni Tsjitsjvarkin, zei het volgende: ‘Er lopen mensen met verschillende meningen mee. In een democratie is dat de normaalste zaak ter wereld. Hoewel onze overtuigingen verschillen, staan we hier vandaag solidair tegen een gemeenschappelijke vijand.’ Volgens officiële cijfers waren er 3500 deelnemers, vijfhonderd meer dan in november 2024.
Ilja Jasjin (rechts), Vladimir Kara-Moerza (links), en Joelia Navalnaja bij demonstratie van de Russische oppositie in Berlijn, november 2024. Foto: Filip Singer / ANP / EPA
Berouw en verantwoordelijkheid
Naast de verdeeldheid binnen de oppositie, is een tweede en minstens zo belangrijke kwestie de houding van de oppositie ten opzichte van de oorlog in Oekraïne. Sinds de gevangenenruil afgelopen augustus hebben Russische oppositieleden het onderwerp van de oorlog, en de gedeelde Russische verantwoordelijkheid daarvoor, vermeden. In een interview met RAAM zei Ilja Jasjin dat hij ‘een brug wil slaan’ tussen Russen en Oekraïeners. Meerdere journalisten, onder wie ook Hubert Smeets en de auteur van dit artikel, hebben kritiek op het feit dat de Russische oppositie weigert een duidelijk standpunt ten opzichte van Oekraïne in te nemen. Het moet gezegd dat de organisatoren van de laatste protestmars iets met die kritiek gedaan hebben. In Berlijn benadrukten Ilja Jasjin en Ruslan Sjaveddinov (FBK) meerdere keren hun steun aan Oekraïne. De Sint-Petersburgse politicus Maksim Reznik sprak zich in een toespraak uit voor Vladimir Zelenski, die net met Trump in conflict was geraakt in het Witte Huis. Reznik zei in zijn speech dat de Oekraïense troepen momenteel ook voor de vrijheid van de Russische liberalen vechten. Ilja Jasjin onderschreef dat en voegde toe dat er wordt gevochten om waarden, en er dus geen sprake zou mogen zijn van het sluiten van een ‘deal’. Er liepen ook mensen in de mars mee die militaire steun aan Oekraïne eisten. Maar tijdens de slottoespraak richtten alle drie de oppositieleiders zich tot de Russen (‘Geef niet op!’), niet tot de Oekraïeners. Kort voor de protestmars deed Joelia Navalnaja in een filmpje een oproep op om op 1 maart mee te komen lopen. ‘Drie jaar geleden begon deze grootschalige monsterlijke oorlog,’ zegt Navalnaja in die video. Ze benoemt daarbij niet wie de agressor is, en wie het slachtoffer. Haar boodschap is dat deze oorlog wordt gevoerd door Poetin. Over de verantwoordelijkheid van de Russische bevolking heeft ze het niet: ‘Ik wil dat het moorden ophoudt.’
De oppositieleiders beschouwen hun kiezers als minderjarigen die de waarheid niet aan kunnen
Poetin is Rusland niet: die stelling stond ook centraal tijdens de mars van november vorig jaar. Uiteraard zijn de Russische oppositieleiders zich ervan bewust hoe zwak die houding is. Toch menen ze dat dit niet het juiste moment is om het over de gedeelde verantwoordelijkheid voor de oorlog te hebben. Daarmee zouden ze aanhangers binnen Rusland van zich kunnen vervreemden. De oppositieleiders beschouwen hun kiezers kortom als minderjarigen die de waarheid niet aan kunnen. Je zou denken dat mensen na drie jaar oorlog juist hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Toch heeft de oppositie tot op heden geen nieuwe taal gevonden om dat serieuze gesprek in te voeren.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen mensen die in verzet komen, en mensen die passief blijven of de oorlog steunen. Door dat onderscheid niet te maken begaan de Russische democraten een grote fout. Dat doen ze niet voor het eerst. In de jaren negentig probeerde de Russische regering ook om de bevolking niet te ‘storen’ met het gesprek over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de burgeroorlog van 1917-1920 en de Stalin-terreur in de jaren 1930-1950. Er werd überhaupt niet gesproken over de misdaden van het communisme. In plaats daarvan stelde Jeltsin een werkwijze van ‘verzoening’ voor. Die hield in dat er werd gezwegen over het feit dat er in iedere familie zowel daders als slachtoffers waren. In plaats van berouw te tonen, koos het land ervoor de misdaden te vergeten. Die vergetelheid resulteerde eerst in onverschilligheid en leidde vervolgens tot een nieuwe golf van revanchisme.
Sinds zijn herverkiezing heeft Trump shockerende uitlatingen gedaan over het sluiten van een deal met Rusland. Trump faciliteert het kwaad, hij doet er zaken mee en slaat zo een doodlopende weg in die niet tot oplossingen leidt. De Russische oppositie lijkt dit te hebben aangegrepen als een nieuwe reden om het niet over de gedeelde Russische verantwoordelijkheid voor de oorlog te hebben. Ze redeneren als volgt: 'Wij vertrouwden op de Verenigde Staten, maar zij hebben nu onze idealen verraden. Hoe kun je ons de schuld geven, terwijl de leider van de democratische wereld met Poetin onderhandelt?’ Hierachter schuilt de sterke drang om vooral niet slechter voor de dag te komen dan anderen. Toch kunnen de Russen het gesprek over de gedeelde verantwoordelijkheid niet uit de weg blijven gaan. Hoeveel tijd er ook overheen gaat, zonder berouw en erkenning van verantwoordelijkheid is er voor Rusland geen terugweg naar de beschaafde wereld.
Geen politiek, wel dissidenten
De Russische oppositie kampt met een fundamenteel probleem: een gebrek aan politieke traditie. Hoewel Rusland zo’n tien tot vijftien jaar vrije politiek heeft gekend (van eind jaren negentig tot begin jaren 2000), raakte die politieke ervaring nooit maatschappelijk verankerd. In Europa werd gedurende de afgelopen tweehonderd jaar brede politieke ervaring opgedaan. Parlementen werden er een plek voor discussie, voor wettige concurrentie tussen verschillende partijen en ideeën. Voor de Russen daarentegen was het in de Sovjettijd onmogelijk om echte politiek te bedrijven. In de jaren negentig begon die ervaring zo traumatisch dat de mensen zich maar liever helemaal onttrokken aan de politiek en een ‘sterke leider’ aan het roer wilden. Zo kwam Poetin aan de macht. De ervaring met echte politiek in het parlement was van beperkte duur geweest: onder Poetin werd de oppositie in het parlement een schijnvertoning. Wel deden de inwoners van grote steden sinds de demonstraties in 2011 ervaring op met het voeren van politiek protest op straat. Maar veel van deze mensen zijn inmiddels geëmigreerd, en uit hun protesten ontstond geen bredere beweging.
De conclusie is dat Rusland een gebrek aan politieke ervaring heeft. Het land kent daarentegen wel een lange traditie van dissidenten, van ondergronds en moreel verzet. Dit jaar is het zestig jaar geleden dat de eerste dissidenten actie voerden op het Poesjkinplein in Moskou. Op 5 december 1965 werd daar een protest voor openheid, ‘glasnost’, gehouden. Het geldt als het begin van de Russische dissidentenbeweging. Sindsdien hebben mensen ervaring opgedaan in het verspreiden van verboden literatuur, het helpen van politieke gevangenen, het publiceren van open brieven, en het elkaar daarbij onderling steunen. In het huidige Rusland grijpt het verzet terug naar die werkwijze. Maar ook de oppositieleden gedragen zich als dissidenten.
Rusland heeft een gebrek aan politieke ervaring
Waarin onderscheidt een dissident zich van een politicus? Een dissident vormt een moreel voorbeeld. Hij maakt als individu de existentiële keuze om de gevangenis in te gaan in plaats van zich te onderwerpen aan een tiran. Het is de taak van de dissident om zijn eigen geweten te redden. Daarbij is hij bereid zich op te offeren in het belang van zijn landgenoten. Navalny putte aan het eind van zijn leven uit de ervaring van Sovjet-dissidenten als Anatoli Martsjenko en Nathan Sjtsjaranski. Ook Navalny’s terugkeer naar Rusland, waar hij werd gevangengenomen en vermoord, kan gezien worden als een opoffering ten behoeve van anderen.
Anders dan een dissident hoeft een politicus niet te sterven voor zijn ideeën. Een politicus verenigt mensen, geeft leiding, en kan zo uiteindelijk de samenleving veranderen. Daarvoor moeten compromissen worden gesloten en coalities worden gesmeed. Juist aan zulk strategisch instinct ontbreekt het de huidige Russische oppositie. In zekere zin leeft de oppositie in ballingschap nu onder ideale omstandigheden, want ze zit met haar neus bovenop het voorbeeld van de Europese politiek. Hoewel die ervaring nuttig is voor de toekomst, heeft de Russische oppositie geen kiezers, geen zetels in het parlement, en geen vertegenwoordigende functie (als je het tiental voormalige parlementariërs en de honderden gemeenteraadsleden uit Rusland die ook in ballingschap zijn niet meetelt).
De Russische oppositie kan niet deelnemen aan de verkiezingen. Poetin heeft het concept van politiek als iets wat aan het volk toebehoort doelbewust in diskrediet gebracht. Wie nog echte politiek durft te bedrijven, wordt door Poetins regime met buitengewone wreedheid vervolgd. In de huidige situatie kan de oppositie alleen ervaring opdoen op afstand van het Russische systeem. Maar zelfs vanuit het buitenland valt er iets te leren. Bijvoorbeeld om zich te verenigen op basis van gedeelde doelen en waarden, in plaats van rondom leiders en individuen.
De ruzie tussen Zelenski en Trump was een les in democratie. Zelenski heeft politici van over de hele wereld laten zien dat er zaken zijn die belangrijker zijn dan het sluiten van een ‘big deal’. Er bestaat zoiets als goed en kwaad, en het onderscheid tussen beide ligt ten grondslag aan belangrijke politieke beslissingen. Uit die belangrijke les zou de Russische oppositie conclusies moeten trekken.
Help ons om RAAM voort te zetten
Met uw giften kunnen wij auteurs betalen, onderzoek doen en kennisplatform RAAM verder uitbouwen tot hét centrum van expertise in Nederland over Rusland, Oekraïne en Belarus.
Vertaald uit het Russisch door Sophie Polm